ECLI:NL:RBROT:2012:BX3133
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.E.P. van Rootselaar
- N. Doorduijn
- Rechtspraak.nl
Administratieve vergissing in de boekhouding van een failliete besloten vennootschap
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2012, betreft het een geschil over administratieve vergissingen in de boekhouding van de failliete besloten vennootschap International Transport. De curator, mr. H.E.P. van Rootselaar, heeft een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot memoriaalboekingen die in de rekening-courantverhouding tussen International Transport en [gedaagde] zijn gemaakt. De vordering van de curator is gebaseerd op de stelling dat deze boekingen niet correct zijn en dat er sprake is van een paulianeuze schuldovername in de zin van artikel 42 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 9 november 2011 overwogen dat de boekingen mogelijk het gevolg zijn van administratieve vergissingen, maar dat de curator niet heeft aangetoond dat er sprake is van een schuldovername of een benadelende rechtshandeling.
De rechtbank heeft vervolgens de bewijsvoering van [gedaagde] beoordeeld, waarbij hij stelde dat de boekingen correcties waren van eerdere onjuiste boekingen van managementvergoedingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de curator tot een bedrag van € 62.945,31 toewijsbaar is, omdat de memoriaalboeking 101 niet kan worden teruggevoerd op herstel van administratieve vergissingen. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 4.342,89, en heeft de wettelijke rente over dit bedrag toegewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [gedaagde] wetenschap had van benadeling van de schuldeisers van International Transport, wat de vordering van de curator versterkt.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte boekhouding en de gevolgen van administratieve vergissingen in faillissementzaken. De rechtbank heeft de curator in het gelijk gesteld en de vordering toegewezen, waarbij de curator de kosten van de procedure vergoed kreeg. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van faillissementsrecht en de verantwoordelijkheden van bestuurders en aandeelhouders in dergelijke situaties.