ECLI:NL:RBROT:2012:BX3133

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
350583 / HA ZA 10-850
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Administratieve vergissing in de boekhouding van een failliete besloten vennootschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2012, betreft het een geschil over administratieve vergissingen in de boekhouding van de failliete besloten vennootschap International Transport. De curator, mr. H.E.P. van Rootselaar, heeft een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot memoriaalboekingen die in de rekening-courantverhouding tussen International Transport en [gedaagde] zijn gemaakt. De vordering van de curator is gebaseerd op de stelling dat deze boekingen niet correct zijn en dat er sprake is van een paulianeuze schuldovername in de zin van artikel 42 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 9 november 2011 overwogen dat de boekingen mogelijk het gevolg zijn van administratieve vergissingen, maar dat de curator niet heeft aangetoond dat er sprake is van een schuldovername of een benadelende rechtshandeling.

De rechtbank heeft vervolgens de bewijsvoering van [gedaagde] beoordeeld, waarbij hij stelde dat de boekingen correcties waren van eerdere onjuiste boekingen van managementvergoedingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de curator tot een bedrag van € 62.945,31 toewijsbaar is, omdat de memoriaalboeking 101 niet kan worden teruggevoerd op herstel van administratieve vergissingen. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 4.342,89, en heeft de wettelijke rente over dit bedrag toegewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [gedaagde] wetenschap had van benadeling van de schuldeisers van International Transport, wat de vordering van de curator versterkt.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte boekhouding en de gevolgen van administratieve vergissingen in faillissementzaken. De rechtbank heeft de curator in het gelijk gesteld en de vordering toegewezen, waarbij de curator de kosten van de procedure vergoed kreeg. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van faillissementsrecht en de verantwoordelijkheden van bestuurders en aandeelhouders in dergelijke situaties.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 350583 / HA ZA 10-850
Vonnis van 4 juli 2012
in de zaak van
MR. HENDRIK EGBERT PAUL VAN ROOTSELAAR
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gefailleerde eiser],
wonende te Rotterdam,
eiser,
advocaat mr. drs. M. van der Laarse te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Barendrecht,
gedaagde,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de Curator en [gedaagde] genoemd worden. De in staat van faillissement verkerende vennootschap zal International Transport genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 november 2011 en de daarin genoemd processtukken;
- de akte na tussenvonnis van [gedaagde], met producties;
- de antwoordakte na tussenvonnis van de Curator.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
inleiding
2.1. Het geschil tussen partijen betreft de memoriaalboekingen 100 en 101 in de rekening-courantverhouding tussen International Transport en [gedaagde] waarmee, kort gezegd, een bedrag van € 13.783,05 respectievelijk
€ 62.945,31 in mindering is gebracht op de schuld van [gedaagde] aan International Transport en uiteindelijk is verrekend met de schuld van International Transport aan [X].
In het tussenvonnis van 9 november 2011 (hierna: het tussenvonnis) is overwogen dat geen sprake is van de door de Curator gestelde schuldovername in de zin van artikel 6:155 BW of van een (schuldeisers benadelende) rechtshandeling in de zin van artikel 42 Fw als deze boekingen correcties zijn op een administratieve vergissing. Die vergissing is volgens [gedaagde] gemaakt doordat betaling van de managementvergoeding aan [gedaagde] werd geboekt in de rekening-courantverhouding van International Transport met [gedaagde], terwijl de aanspraak op betaling daarvan werd geboekt in de rekening-courantverhouding met [X].
Vervolgens is geoordeeld dat memoriaalboeking 101 waarbij € 62.945,31 is overgeboekt niet is terug te voeren op herstel van administratieve vergissingen. Omdat sprake is van een paulianeuze schuldovername in de zin van art. 42 Fw is de vordering van de Curator in ieder geval toewijsbaar tot dit bedrag.
Over memoriaalboeking 100 is overwogen dat dit - zoals [gedaagde] heeft aangevoerd - een correctie zou kunnen zijn van onjuiste boekingen van uitbetaalde management¬vergoedingen van € 10.000,00 respectievelijk € 4.500,00. Aan [gedaagde] is opgedragen bewijs te leveren van zijn stelling dat deze bedragen zien op de uitbetaling van managementvergoedingen die terecht gecorrigeerd zijn door middel van memoriaalboeking 100. Daarbij is overwogen dat mede aan de orde dient te komen welke bedragen er in de ver¬houding tussen International Transport en [X] open stonden, rekening¬houdend met de gedane betalingen aan [X].
2.2. Beide partijen hebben een (antwoord)akte na tussen vonnis genomen. [gedaagde] is daarin niet alleen ingegaan op het van hem verlangde bewijs, hij heeft ook betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de memoriaalboeking 101 geen correctie is en bij de toetsing aan art. 42 Fw onvoldoende oog heeft gehad voor de bijkomende feiten en omstandigheden. Hij heeft daarbij alsnog stukken in het geding gebracht waaruit volgens hem blijkt dat ook in 2006 betalingen door International Transport aan [gedaagde] werden verwerkt in de rekening-courant¬verhouding tussen International Transport en [X].
Hierna wordt het - impliciete - verzoek van [gedaagde] om terug te komen op deze beslissingen eerst besproken. Vervolgens komt het door [gedaagde] bijgebrachte bewijs aan de orde.
bindende eindbeslissing
2.3. In het tussenvonnis is onder 4.5.1 overwogen dat de rekening-courantverhouding van International Transport met [gedaagde] in 2006 voor zover relevant slechts twee mutaties kende. De door [gedaagde] thans overgelegde stukken brengen hierin geen verandering.
[gedaagde] heeft verwezen naar de eerder overgelegde bankafschriften van International Transport waaruit blijkt dat op 26 juli 2006 € 3.000,00, op 22 augustus 2006 € 3.000,00 en op 20 oktober 2006 € 4.500,00 aan [gedaagde] in privé is betaald. Uit de eveneens eerder overgelegde grootboekadministratie blijkt echter dat deze betalingen zijn verwerkt in de rekening-courantverhouding van International Transport met [X] en aldus in mindering strekten op de verplichting van International Transport om aan [X] in 2006 een bedrag van € 60.000,00 te betalen als bijdrage voor de management¬vergoeding van [gedaagde]. Niet valt in te zien dat op deze wijze ten onrechte een onder¬scheid is gemaakt tussen enerzijds de vordering van [X] op International Transport tot betaling van de aan [gedaagde] verschuldigde managementvergoeding en anderzijds de betaling ervan aan [gedaagde]. Zowel het ontstaan van de verplichting van International Transport als de voldoening daaraan zijn verwerkt in de rekening-courantverhouding met [X]. Het zijn dus geen betalingen die in de lezing van [gedaagde] ten onrechte zijn geboekt in zijn rekening-courantverhouding met International Transport, welke boekingen later gecorrigeerd zouden moeten worden.
Daarnaast is uit het door [gedaagde] opgestelde "overzicht betalingen verricht door International Transport verwerkt in het bankboek" niet af te leiden dat in 2006 nog andere betalingen aan [gedaagde] in privé zijn gedaan (van welke betalingen dan beoordeeld had kunnen worden of die waren geboekt in de rekening-courant tussen International Transport en [X] of - naar [gedaagde] stelt - ten onrechte in de rekening-courantverhouding tussen International Transport en en [gedaagde]). De rechtbank ziet daarom geen aanleiding terug te komen op haar oordeel dat memoriaalboeking 101, waarbij € 62.945,31 is weggeboekt, niet is terug te voeren op het herstel van administratieve vergissingen.
2.4. In het tussenvonnis is geoordeeld dat op grond van art. 43 Fw behoudens tegenbewijs vast staat dat [gedaagde] wetenschap van benadeling had en dat hij heeft nagelaten voldoende feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan volgen dat hij deze wetenschap niet had.
Het standpunt van [gedaagde] dat sprake moet zijn van kwade trouw voordat voldaan is aan de voorwaarde van benadeling van crediteuren en dat de rechtbank hiervoor onvoldoende oog heeft gehad, is geen aanleiding om terug te komen op de in het tussenvonnis gegeven bindende eindbeslissing. Hierdoor heeft hij immers niets aangevoerd waaruit kan volgen dat hij - toen hij als bestuurder van International Transport minder dan een maand voor de surseance van betaling instemde met een overname van zijn schuld door [X] - geen wetenschap had van benadeling van de schuldeisers van International Transport.
de boekingen van € 10.000,00 en van € 4.500,00
2.5. [gedaagde] heeft zich bij het bijbrengen van het bewijs vooral gebaseerd op de grootboekadministratie van [X]. Bij de beoordeling ervan zal echter ook de grootboekadministratie van International Transport worden betrokken.
2.6. [gedaagde] heeft onder verwijzing naar de grootboekadministratie van [X] aangevoerd dat daaruit blijkt dat in het eerst halfjaar van 2007 debetboekingen van in totaal € 30.000,00 zijn opgenomen in de rekening-courantverhouding met International Transport vanwege de vordering uit de managementvergoeding. Tegenover die boekingen staan volgens [gedaagde] twee creditboekingen van elk € 5.000,00 wegens betalingen door International Transport. Overwogen wordt dat deze mutaties ook zijn opgenomen in de grootboekadministratie van International Transport. Nu de Curator deze boekingen niet heeft betwist, gaat de rechtbank uit van de juistheid hiervan.
2.7. Daarnaast blijkt volgens [gedaagde] uit de grootboekadministratie van [X] dat International Transport voor in totaal € 2.935,48 aan betalingen ten gunste van [X] heeft verricht wegens betalingen aan H. Wander en de Kamer van Koophandel. Hij is van mening dat ook dit bedrag kan worden aangemerkt als voldoening aan de verplichting tot betaling van de managementvergoeding.
Op het bedrag van € 2.935,48 moet volgens hem € 407,29 in mindering worden gebracht omdat dit een verrekening betreft van twee bedragen die van Delta Lloyd afkomstig zijn. In de grootboekadministratie van International Transport komt dit bedrag echter niet voor. Evenmin is een bankafschrift overgelegd waaruit van een betaling door Delta Lloyd aan International Transport blijkt. Bij gebrek aan voldoende bewijs wordt het bedrag van € 407,29 buiten beschouwing gelaten. Nu de Curator niet is ingegaan op het standpunt van [gedaagde] dat het bedrag van € 2.935,48 in mindering moet worden gebracht op de vordering van [X] vanwege de managementvergoeding, gaat de rechtbank ervan uit dat van deze vordering een bedrag van € 17.064,52 resteert.
2.8. [gedaagde] heeft verder opgemerkt dat een boeking in de grootboekadministratie van [X] van € 21.106,00 ter zake loonbelasting die door International Transport is betaald tegenover een boeking van € 20.000,00 staat. Deze mutaties zijn ook opgenomen in de grootboekadministratie van International Transport. Het komt de recht¬bank niet onaannemelijk voor dat deze boekingen tegen elkaar wegvallen, echter slechts tot het bedrag van hun gezamenlijk beloop. Dat leidt ertoe dat [X] daarna nog een verplichting van € 1.106,00 aan International Transport had.
2.9. [gedaagde] heeft daarnaast opgemerkt dat een boeking in de grootboekadmini¬stratie van [X] van € 6.032,98 ter zake door International Transport betaalde accountantskosten tegenover een boeking van
€ 6.000,00 staat. De mutatie van € 6.032,98 is echter niet terug te vinden in de grootboekadministratie van International Transport. Daarin is enkel (voor zover thans relevant) een creditboeking van € 6.000,00 en een debetboeking van € 7.500,00 vermeld. Nu het bedrag van € 6.032,98 op 30 juni 2007 in de administratie van [X] en het bedrag van
€ 7.500,00 op 25 juli 2007 in de administratie van International Transport is verwerkt, ligt het niet voor de hand dat de eerste boeking achterwege is gebleven vanwege het faillissement van International Transport. [gedaagde] is niet ingegaan op de boekingen van € 6.000,00 en € 7.500,00. Deze dienen echter wel in de beoordeling te worden betrokken; zij zijn immers opgenomen in de grootboekadministratie van International Transport. Omdat beide boekingen tot hun gezamenlijk beloop tegen elkaar wegvallen, resteert een verplichting van [X] van € 1.500,00 aan International Transport. Hiervan uitgaand resteert nog een vordering van [X] op International Transport vanwege de management¬vergoeding van (€ 17.064,52 - 1.106,00 - 1.500,00 =) € 14.458,52.
2.10. [gedaagde] heeft onder verwijzing naar de door hem overgelegde grootboek¬administratie betreffende de rekening-courantverhouding tussen [X] en hemzelf aangevoerd dat hij in het eerste halfjaar van 2007 van de managementvergoeding slechts € 14.500,00 via [X] heeft opgenomen. Het betreft een overboeking op 8 januari van € 5.000,00, op 2 februari van € 4.500,00 en op 12 maart van € 5.000,00. De Curator heeft deze boekingen als zodanig niet betwist, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid daarvan.
Volgens [gedaagde] blijkt uit dit samenstel van boekingen dat memoriaalboeking 100 van € 13.783,05 in de rekening-courantverhouding van International Transport met [gedaagde] moet worden gezien als een correctie op de eerdere debetboekingen van € 10.000,00 op 25 april 2007 en € 4.500,00 op 8 juni 2007 omdat deze betrekking hebben op de managementvergoeding.
2.11. De rechtbank stelt vast dat de resterende vordering van [X] op International Transport vanwege de managementvergoeding over de eerste helft van 2007 vrijwel even hoog is als het bij memoriaalboeking 100 overgeboekte bedrag. Daaruit leidt de rechtbank af dat memoriaalboeking 100 inderdaad een correctie is op de eerdere debetboekingen in de rekening-courantverhouding van International Transport met [gedaagde]. In dat verband wordt verwezen naar het tussenvonnis onder 4.4. waarin reeds is overwogen dat zich niet goed laat denken dat vennootschap, aandeel¬houder en bestuurder beoogd hebben een almaar oplopende vordering van de aandeelhouder op de vennootschap en een almaar oplopende vordering van de vennootschap op de bestuurder te creëren. Daarom moet een dergelijke vergissing recht gezet kunnen worden. Er zijn geen voldoende concrete aanwijzingen dat de betalingen van (in totaal) € 14.500,00 betrekking hebben op iets anders dan de managementvergoeding die [gedaagde] via [X] diende te ontvangen.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank voorbij aan het verweer van de Curator dat [gedaagde] niet heeft aangetoond dat de betalingen van € 10.000,00 en € 4.500,00 betrekking hebben op de managementvergoeding. Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep van de Curator op artikel 42 Fw niet slaagt.
2.12. De Curator vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 165,56 voor verschotten en € 894,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 894,00).
2.13. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Curator worden begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- griffierecht 1.587,00
- salaris advocaat 2.682,00 (3,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 4.342,89
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [gedaagde] om aan de Curator te betalen een bedrag van € 62.945,31 (tweeënzestig duizendnegenhonderdvijfenveertig euro en éénendertig eurocent), vermeer¬derd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 30 juni 2007 tot de dag van volledige betaling;
3.2. veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.059,56, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Curator tot op heden begroot op
€ 4.342,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.4. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2012.
2066 / 1876