ECLI:NL:RBROT:2012:BX2414

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
401761 - KG ZA 12-398
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over vergunningen en vrijstellingen voor tewerkstelling van Filippijnse werknemers aan boord van Nederlandse schepen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de vereniging Nautilus International, een werknemersorganisatie voor de maritieme sector, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap Stemat B.V. Nautilus stelt dat Stemat niet voldoet aan de vereisten voor vergunningen en vrijstellingen die zijn vastgelegd in de Regeling Arbeidsvoorziening Zeescheepvaart en de Regeling tewerkstelling niet-EU-officieren. De zaak draait om de tewerkstelling van Filippijnse werknemers aan boord van schepen die onder Nederlandse vlag varen. Nautilus vordert dat Stemat wordt verboden om werknemers tewerk te stellen in strijd met de geldende regelgeving en dat Stemat verplicht wordt om een overzicht te verstrekken van alle niet-EU/EER-onderdanen die aan boord van haar schepen werken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Stemat voor het jaar 2012 niet beschikt over de benodigde vrijstellingen en vergunningen. Nautilus heeft betoogd dat Stemat in strijd handelt met de toepasselijke regelgeving door niet-EU-scheepsgezellen en niet-EU-officieren aan boord van haar schepen te werk te stellen zonder de vereiste vergunningen. Stemat heeft daarentegen aangevoerd dat er een collectieve arbeidsovereenkomst (CBA) van toepassing is, waaruit blijkt dat zij aan de vereiste arbeidsvoorwaarden voldoet.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Stemat een formele aanvraag voor de benodigde vrijstellingen en vergunningen moet indienen. De rechter heeft de vordering van Nautilus om Stemat te verbieden werknemers tewerk te stellen in strijd met de regelgeving afgewezen, maar heeft Stemat wel de termijn gegeven om de benodigde aanvragen te doen. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen op 28 juni 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 401761 / KG ZA 12-398
Vonnis in kort geding van 28 juni 2012
in de zaak van
de vereniging
NAUTILUS INTERNATIONAL,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.J. Wybenga,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEMAT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.D. de Rooij.
Partijen zullen hierna Nautilus en Stemat genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 25 mei 2012;
- de producties van Nautilus;
- de producties van Stemat;
- conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie;
- akteverzoek houdende nadere producties, alsmede conclusie van antwoord in reconventie;
- de pleitnotities van Nautilus;
- de pleitaantekeningen van Stemat.
1.2. De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 12 juni 2012. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Nautilus is een werknemersorganisatie, die met name de belangen behartigt van werknemers in de maritieme sector (de zeevaart, waterbouw, binnenvaart en voor walpersoneel).
2.2. Stemat is een per 19 augustus 1964 opgerichte besloten vennootschap.
In het handelsregister van de Kamer van Koophandel is als activiteitsomschrijving voor Stemat opgenomen: ‘Het huren, verhuren, kopen, verkopen, taxeren en op andere wijze exploiteren van materieel en materialen, alles in de ruimste zin des woords, in en buiten Nederland; het aannemen en uitvoeren van transportwerkzaamheden en het mobiliseren en demobiliseren van materieel, alles in de ruimste zin des woords, in en buiten Nederland.’
2.3. Stemat is als lid aangesloten bij de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR).
2.4. Voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012 is er een Collective Bargaining Agreement for Filipino seafarers on board Netherlands flag vessels (hierna: CBA) gesloten tussen enerzijds het Sociaal Maritiem Werkgeversverbond, de Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart en the Netherlands Maritime Employers Association en anderzijds Nautilus en the Associated Marine Officers & Seamen’s Union of the Philippines (hierna: AMOSUP).
2.5. In de CBA staat - voor zover hier van belang - het volgende:
“……
Art 2 DURATION AND EFFECTIVITY
2.1 Subject to the provisions hereinafter provided, this Agreement shall be in effect for a period of two (2) years from 01 JANUARY 2011 to 31 DECEMBER 2012. However, in the event that a vessel is on an incomplete voyage at the time of expiration of this Agreement, it shall automatically be extended to the date of arrival at the next major port if renewal is not mutually open where repatriation of crew could be arranged without interfering with the normal operations of the vessel. However, if renewal of this Agreement is mutually agreed upon, the officer or rating shall continue to work until a new agreement is formalized.
2.2 Any of the Parties to this Agreement can re-open the negotiations on 2012 by giving 3 months advance written notice, if circumstances so demand.
......”
2.6. In de Staatscourant d.d. 13 mei 2011, nummer 6819, is opgenomen het Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 mei 2011 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomst Regeling Arbeidsvoorziening Zeescheepvaart (hierna: RAZ). In de RAZ staat - voor zover hier van belang - het volgende:
“……
Artikel 2 Werkingssfeer
1. Onder de werkingssfeer van deze Regeling vallen de arbeidsplaatsen van scheepsgezellen
aan boord van de zeeschepen onder Nederlandse vlag.
……
Artikel 3 Doelstelling
De Werkgevers- en Werknemersorganisaties in de zeescheepvaart staan met het overeenkomen van deze Regeling gezamenlijk de volgende doelstelling voor: het regelen van de vervulling van arbeids-plaatsen door scheepsgezellen op schepen, varend onder Nederlandse vlag.
Artikel 4 Tewerkstelling van werkzoekenden in de Nederlandse zeescheepvaart
1. Een Nederlandse reder is bij het zoeken van ‘EU-scheepsgezellen’ voor het dienst doen aan boord van schepen in beginsel vrij al dan niet de tussenkomst van het UWV Werkbedrijf in te roepen. Ook de werkzoekende ‘EU-scheepsgezel’ die in aanmerking wenst te komen voor het dienst doen in de zeescheepvaart, is vrij in de keuze om volledig naar eigen inzicht werk te zoeken, dan wel hiertoe een beroep te doen op bemiddeling door het UWV Werkbedrijf.
2. Een Nederlandse reder zal voor de vervulling van alle arbeidsplaatsen door scheepsgezellen op schepen, varend onder Nederlandse vlag, geen ‘niet-EU-scheepsgezel(len)’ aanstellen anders dan door bemiddeling van het UWV Werkbedrijf, tenzij conform lid 4.3. van dit artikel een uitzondering van toepassing is of conform lid 4.4., 4.5. of 4.6. van dit artikel een vrijstelling is verleend.
……
4. Een vrijstelling van de bemiddeling van het UWV Werkbedrijf voor de vervulling van arbeidsplaatsen door niet-EU-Scheepsgezellen op schepen, varend onder Nederlandse vlag, kan op schriftelijke aanvraag van een Nederlandse reder worden verleend door de Commissie Vrijstellingen, als bedoeld in artikel 5 van deze Regeling.
5. De Commissie Vrijstellingen zal zich bij de beoordeling van een aanvraag voor vrijstelling als bedoeld in lid 4.4 van dit artikel, laten leiden door de overwegingen van deze overeenkomst en de doelstelling als genoemd in artikel 3 van deze Regeling.
Naast de algemene leidraad voor de beoordeling van een aanvraag voor vrijstelling zal de
Commissie Vrijstellingen de aanvraag op de navolgende bijkomende voorwaarden toetsen:
1. de aanstelling van ‘niet-EU-scheepsgezellen’ op schepen, varend onder Nederlandse vlag, mag niet leiden tot gedwongen ontslag van werknemers, waarop de Nederlandse loon- en arbeidsvoorwaarden van toepassing zijn. Niettegenstaande deze bepaling, behouden Nederlandse rederijen zich het recht voor aan zeevarenden ontslag aan te zeggen in geval van economische noodzaak, door inkrimping van activiteiten, door vermindering van het aantal schepen in eigendom of onder beheer van een rederij, dreiging van sluiting van een bedrijf, etc.
2. voor de aanstelling van niet-EU-scheepsgezellen op schepen varend onder Nederlandse vlag, waarop geen ‘EU-scheepsgezel(len)’ als scheepstechnicus, dan wel als gediplomeerd scheepsgezel tewerkgesteld zijn, dient de aanvraag met redenen te zijn omkleed;
3. er dient overeenstemming te bestaan tussen de aanvragende reder en Nautilus International over de van toepassing zijnde loon- en arbeidsvoorwaarden.
……
Artikel 5 ‘Commissie Vrijstellingen’
1. Er is een Commissie Vrijstellingen.
2. Deze commissie oordeelt over aanvragen van rederijen voor vrijstelling van de bemiddeling van het UWV Werkbedrijf voor de vervulling van arbeidsplaatsen door niet-EU-scheepsgezellen.
3. Deze commissie bestaat uit:
- twee leden van werkgeverszijde;
- twee van werknemerszijde;
4. (…) Het secretariaat van de Commissie wordt gevoerd door de Koninklijke Vereniging van
Nederlandse Reders (KVNR).
……
6. Vrijstellingen worden verleend bij eenstemmigheid van leden van werkgeverszijde en van
werknemerszijde.
7. Indien de Commissie Vrijstellingen overweegt een gevraagde vrijstelling geheel of gedeeltelijk te weigeren, zal de aanvrager onder opgaaf van redenen van dat voornemen schriftelijk op de hoogte worden gebracht en in de gelegenheid worden gesteld door de Commissie Vrijstellingen te worden gehoord alvorens deze terzake definitief zal beslissen.
……”
2.7. In de Staatscourant d.d. 3 juni 2011, nummer 8091, is opgenomen het Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 mei 2011 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Regeling tewerkstelling niet-EU-officieren op zeeschepen onder Nederlandse vlag (hierna: RTO).
In de RTO staat - voor zover hier van belang - het volgende:
“……
Artikel 2 Werkingssfeer
1. Onder de werkingssfeer van deze Regeling vallen de arbeidsplaatsen van alle aan boord van
zeeschepen varende onder Nederlandse vlag te werk gestelde stuurlieden, scheepswerktuig-
kundigen en maritiem officieren.
……
Artikel 3 Doelstellingen
De werkgevers- en werknemersorganisaties in de zeescheepvaart staan met het overeenkomen van deze Regeling gezamenlijk voor het reguleren van de werkgelegenheid/arbeidsvoorziening van officieren op schepen varend onder Nederlandse vlag.
Artikel 4 Het bemannen van de schepen met de officieren
1. Een rederij mag geen niet-EU-officieren in de functie van stuurman, scheepswerktuig-kundige en/of maritiem officier te werk stellen aan boord van haar schepen onder Nederlandse vlag, tenzij er een vergunning als bedoeld in lid 2 van dit artikel is afgegeven.
2. Een vergunning tot het te werk stellen van niet-EU-officieren in de in het eerste lid van dit artikel genoemde functies wordt op verzoek van de rederij voor een of meerdere schepen onder Nederlandse afgegeven door de Commissie Vergunningen als bedoeld in artikel 6, als uit het vacture-overzicht van het UWV Werkbedrijf een relatief beperkt aantal reëel bemiddelbare werkloze officieren is ingeschreven.
……
4. Een besluit tot afgifte dan wel tot weigering van de afgifte van de vergunning wordt binnen 14 dagen genomen nadat de leden van de Commissie Vergunningen een verzoek als bedoeld in lid 2 van dit artikel hebben ontvangen.
Een besluit tot weigering van afgifte van een vergunning wordt schriftelijk gemotiveerd. Indien niet binnen 14 dagen nadat een verzoek als bedoeld in lid 2 van dit artikel is ingediend een besluit is genomen door de Commissie Vergunningen, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
……
Artikel 5 Voorwaarden
De Commissie Vrijstellingen en Vergunningen weigert de afgifte van een vergunning als:
……
3. er geen overeenstemming bestaat tussen de aanvragende rederij en Nautilus International over de
van toepassing zijnde loon- en arbeidsvoorwaarden.
……
Artikel 6 Commissie Vergunningen
1. Er is een Commissie Vergunningen.
2. De Commissie Vergunningen bestaat uit:
- twee leden gezamenlijk aan te wijzen door de partijen van rederszijde bij de Regeling;
- twee leden gezamenlijk aan te wijzen door de partijen van werknemerszijde bij de Regeling.
……
5. Het secretariaat van de Commissie Vergunningen wordt gevoerd door de Koninklijke Vereniging
van Nederlandse Reders.
6. Besluiten tot afgifte van vergunningen worden genomen bij eenstemmigheid van de leden van
reders- en werknemerszijde. Als er geen eenstemmigheid van de leden van reders- en werk-
nemerszijde van de Commissie Vergunningen is, dan wordt de afgifte van de vergunning
geweigerd.
7. De Commissie Vergunningen regelt in een huishoudelijk reglement de organisatie en de werk-
wijze van de Commissie en van het secretariaat.
……”
2.8. Per mail d.d. 12 mei 2011 schrijft [X], namens de KNVR aan [Y], voor zover hier van belang, het volgende:
“……
Naar aanleiding van de brief die ik als secretaris van de Commissie Vrijstellingen RAZ per e-mail aan Stemat heb gezonden, heeft mevrouw [Z] van Stemat met mij contact opgenomen met de vraag waarom er geen toestemming voor een RAZ-vergunning wordt gegeven. Ik heb haar gezegd dat afgifte is aangehouden, omdat er met Nautilus International geen overeenstemming is over de loon- en arbeidsvoorwaarden. Naar ik had begrepen heeft Nautilus die onthouden, omdat de schepen in (Nederlandse) territoriale wateren varen. De rederij vindt deze reden zeer vreemd, omdat de schepen al jaren met een RAZ-vrijstelling varen, gebaseerd op een Amosup CBA.
Verder worden de schepen niet in de (Nederlandse) territoriale wateren ingezet. De rederij had het zeer op prijs gesteld als er eerst bij hen navraag was gedaan.
De locatie van de betreffende schepen is als volgt:
Sidi C - Perzische Golf
Nova K - vanuit Congo via Nederland nu in de Ierse zee
Stemat Spirit - vanuit Napels nu in de Ierse zee
Momenteel heeft Stemat voor een 10-tal bemanningsleden visums aangevraagd voor diverse schepen.
Nu de CBA nog niet is ondertekend omdat Nautilus hiervoor geen toestemming geeft, mogen deze personen niet vertrekken vanuit Manila. Dit leidt ertoe dat er 10 zeevarenden noodgedwongen niet kunnen worden afgelost en dus langer aan boord moeten blijven. De rederij heeft geprobeerd met jou contact op te nemen over deze kwestie, echter zonder resultaat.
Het lijkt me gewenst dat er zo snel mogelijk tussen Nautilus en Stemat een gesprek plaatsvindt om
de impasse te doorbreken.
……”
2.9. Per mail d.d. 16 mei 2011 schrijft [Y], namens Nautilus, aan [Z], in de hoedanigheid van vertegenwoordigster van Stemat, voor zover hier van belang, het volgende:
“……
In het telefoongesprek van vorige week is uitvoerig toegelicht dat discussie is ontstaan over de beloning van Filippijnse zeevarenden, op schepen werkzaam binnen de Nederlandse territoriale wateren en/of vanuit Nederland op het continentale plat. Het gaat daarbij om ondernemingen, die actief zijn in de Waterbouw, de natte aannemerij en (zee)sleepdiensten. Het al dan niet toepasselijk zijn van de Wet Minimumloon en Vakantiebijslag is onderdeel van die discussie. Voorts ervaren we steeds meer dat ook in andere regio’s dan Nederland nadere voorschriften worden gesteld m.b.t. de tewerkstelling van vreemdelingen.
De standaard Dutch AMOSUP CBA voor Filippijnse zeevarenden is voornamelijk gericht op het dienstdoen op schepen in het internationale verkeer en niet op het werken binnen het territoir dan wel de economische zone van een bepaald land. Voor die laatste situatie gelden dan vaak de voorwaarden van de kuststaat dan wel de voorwaarden, zoals ik die u eerder heb doen toekomen. De voorwaarden over het hoogste niveau harmoniseren zal, naar ik aanneem, niet uw voorkeur hebben. Aan de andere kant kunnen we er niet om heen dat in bepaalde situaties hogere voorwaarden dwingend worden voorgeschreven. Een alternatief kan zijn dat we een internationaal meer geaccepteerd uniform loon-niveau afspreken als minimum en dat in situaties waarin, op grond van nationale wetten en regels een hogere beloning moet worden toegepast, die hogere beloning voor het uniforme loonniveau in de plaats treedt. Bijgaand doe ik u een gageschaal toekomen, die gebaseerd is op dat hogere internatio-nale minimum. Gaarne verneem ik of dit compromis uw instemming kan hebben.
……”
2.10. Per mail d.d. 16 mei 2011 schrijft [Z], namens Stemat aan [Y], in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van Nautilus, voor zover hier van belang, het volgende:
“……
Hierbij verzoeken wij u nogmaals op korte termijn met ons om de tafel te gaan zitten om onderstaande problematiek te bespreken. Wij vinden deze kwestie te belangrijk om per email
af te handelen.
Bovendien zou het loonvoorstel wat u ons heeft gedaan per direct moeten ingaan om overeen-stemming te krijgen tot ondertekening van de CBA. Echter wij hebben op dit moment lopende contracten voor onze schepen, die wij niet kunnen opbreken. Stijgende loonkosten kunnen wij dus ook niet doorberekenen aan onze opdrachtgevers. Het lijkt ons daarom redelijk een termijn af te spreken per wanneer een eventuele loonaanpassing van kracht wordt. Wij stellen voor de nieuwe situatie per 1 januari 2012 in te laten gaan. Maar nogmaals, wij stellen het op prijs dit persoonlijk met u te bespreken.
……”
2.11. Per mail d.d. 17 mei 2011 schrijft [Y], namens Nautilus, aan [Z], in de hoedanigheid van vertegenwoordigster van Stemat, voor zover hier van belang, het volgende:
“……
Bijeenkomen zal voor mijn vertrek as vrijdag niet meer lukken. Het zal per email moeten. Uiteraard kunnen we ook telefonisch overleggen. Mijnerzijds bestaat begrip voor hetgeen u stelt t.a.v. de loonkosten. Ik ben bereid om mee te werken aan de door u voorgestelde (tijdelijke) oplossing, onder de voorwaarde dat,
- de 25% bonus/owner’s bonus middels een addendum onderdeel wordt van de CBA,
- de vrijstelling en de CBA worden afgegeven voor de periode tot 1 januari 2012,
- overleg plaatsvindt over een meer structurele aanpassing van de loon- en arbeidsvoorwaar-
den per 1 januari 2012,
- geen beroep op deze afspraak wordt gedaan indien nationale wetten en regels u tot het
betalen van een hoger loon verplichten.
……”
2.12. Per mail d.d. 19 mei 2011 schrijft [Z], namens Stemat aan [Y], in de hoedanigheid van vertegenwoordigster van Nautilus, voor zover hier van belang, het volgende:
“……
Hierbij bevestigen we akkoord te gaan met onderstaande voorwaarden.
Echter wij nemen het standpunt in dat dit een branch-gerelateerde loonaanpassing zou moeten zijn en dat deze maatregelen niet alleen Stemat dienen te treffen. Collega bedrijven werken nog wel op basis van de lonen zoals vermeld in de Amosup. Bovendien zijn onze schepen wel degelijk ook werkzaam in de internationale wateren. Na uw verblijf in het buitenland, spreken wij dus graag met u af om hierover van gedachten te wisselen.
……”
2.13. Per mail d.d. 6 juni 2011 schrijft [Q], namens Nautilus, aan [Z], in de hoedanigheid van vertegenwoordigster van Stemat, voor zover hier van belang, het volgende:
“……
[Y] moet nog een reactie aan Amosup sturen m.b.t. het afsluiten van de CBA. Hij heeft daarvoor onderstaande tekst in gedachten. Volgens hem is dit wat er tussen jullie en ons is afgesproken. Voordat we het naar Amosup versturen, willen we graag van jullie vernemen of, naar jullie beleving, deze weergave in lijn is met hetgeen is afgesproken.
We will meet company representative somewhere in August to discuss wages conditions for the vessels. To secure the undisturbed operation of the vessels during the talks, we agreed with the company to maintain the present status quo as it is until 01 January 2012. Meaning that an exemption will be granted until 01 January 2012 and that the CBA can be renewed till that date only. Part of the status quo agreement is furthermore that the company’s wage scale, including a company bonus, will be formally attached to the CBA. The company wage scale is for your convenience attached to this mail. We will keep you invormed about the talks with the company.
……”
2.14. Op 20 september 2011 schrijft [Y], namens Nautilus aan het Sociaal Matitiem Werkgeversverbond, de Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart en
the Netherlands Maritime Employers Association - voor zover hier relevant - het volgende:
“……
Re: Re-opening notice of the CBA for Filipino Seafarers on board Netherlands Naional Flag Vessels
……
During the negotiations in October 2010, it was agreed and recorded in the minutes of the meeting to renew the CBA for Filipino Seafarers on board Netherlands National Flag Vessels, for 2 years, subject to a reopening/reconfirmation clause, to be contained in a seperate document. The Memorandum of Understanding (MOU) and article 2.2 reflect the understanding in this respect.
The MOU states in point 3 that the parties will meet in October 2011 in Manila to reconfirm the continued validity of the CBA provisions in view of any substantive international policy developments and actions. Article 2.2 contains the reopening clause stating that any of the parties to
this agreement can re-open the negotiations on 2012 by giving 3 months advance written notice, if circumstances so demand. With reference to article 2.2 of the CBA we give notice that we like to reopen the negotiations on 2012. This notice is also served on behalf of the Associated Marine Officers & Seamen’s Union of the Philippines (AMOSUP).
2.15. Voor het jaar 2012 beschikt Stemat niet over de benodigde vrijstellingen en vergunningen op grond van artikel 4 lid 2 RAZ en artikel 4 lid 1 RTO.
3. Het geschil in conventie
3.1. Nautilus vordert - na wijziging - dat het de voorzieningenrechter behage om bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat;
I Stemat te verbieden vanaf de datum waarop te dezen vonnis zal zijn gewezen enige werknemer werkzaamheden te doen verrichten in strijd met het bepaalde in artikel 4 lid 2 Regeling Arbeidsvoorziening Zeescheepvaart 2011/2013, respectievelijk artikel 4 lid 1 Regeling tewerkstelling niet-EU-officieren op zeeschepen onder Nederlandse vlag 2011/2013,
zulks op straffe van verval van een dwangsom van € 1.000,= voor iedere dag per werknemer ten aanzien van wie Stemat in strijd met dit verbod handelt;
II Stemat te gebieden binnen vijf werkdagen nadat te dezen vonnis zal zijn gewezen, Nautilus een volledig overzicht te verstrekken van alle niet EU/EER-onderdanen die vanaf 1 januari 2012 tot de datum waarop in dit kort geding vonnis zal zijn gewezen op door Stemat geëxploiteerde schepen onder Nederlandse vlag te werk zijn gesteld en een volledig overzicht te verstrekken van alle niet EU/EER-onderdanen die op het moment waarop te dezen vonnis zal zijn gewezen op door Stemat geëxploiteerde schepen onder Nederlandse vlag te werk zijn gesteld, zulks op straffe van verval van een dwangsom van € 1.000,= voor iedere dag waarop Stemat jegens Nautilus geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen;
een en ander met veroordeling van Stemat in de kosten van het geding, alsmede in de
wettelijke rente over de kosten, voor zover deze niet door Stemat zijn voldaan binnen twee
dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, en daarbij het nasalaris advocaat
te begroten op € 131,00, te verhogen met € 68,00 indien Stemat niet binnen twee dagen aan
het vonnis voldoet en betekening daarvan plaatsvindt.
3.2. Stemat voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. Stemat vordert - na wijziging - dat het de voorzieningenrechter moge behagen bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
Nautilus te gelasten haar medewerking te verlenen aan de aanvraag en verkrijging door Stemat van vrijstellingen als bedoeld in artikel 4.2 Regeling Arbeidsvoorziening Zeescheepvaart 2011/2013 en;
Nautilus te gelasten haar medewerking te verlenen aan de aanvraag en verkrijging van vergunningen door Stemat als bedoeld in artikel 4.1 Regeling tewerkstelling niet EU-officieren op zeeschepen onder Nederlandse vlag 2011/2013,
in beide gevallen door naar aanleiding van iedere aanvraag van Stemat binnen een redelijke termijn, maximaal 5 werkdagen, aan de Commissie Vrijstellingen mede te delen dat met Stemat overeenstemming bestaat over de van toepassing zijnde loon- en arbeidsvoorwaarden,
in beide gevallen op straffen van een dwangsom van € 25.000,= per weigering om medewerking te verlenen;
met veroordeling van Nautilus in de kosten van dit geding.
4.2. Nautilus voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
spoedeisend belang
5.1. Stemat stelt dat Nautilus geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, nu er tot tenminste 1 januari 2013 tussen partijen overeenstemming bestaat over de toe te passen loon- en arbeidsvoorwaarden op grond van de CBA waarbij zowel Stemat als Nautilus partij is (zie 2.4). Derhalve is Nautilus tot 1 januari 2013 in de gelegenheid om met Stemat in overleg te treden over haar voornemen de loon- en arbeidsvoorwaarden op het niveau van ITF Uniform Total Crew Cost Agreement (hierna: ITF Uniform TCC Agreement) te brengen, waarbij - in de visie van Stemat - gelet op het collectieve karakter van de afspraken ook de andere reders in het overleg dienen te worden betrokken.
5.2. Tussen partijen staat vast dat Stemat voor het jaar 2012 niet beschikt over de benodigde vrijstelling en vergunning op grond van respectievelijk artikel 4 lid 2 RAZ en artikel 4 lid 1 RTO. Gelet hierop is met de stelling van Nautilus dat zij een eind wil maken aan het (illegaal) te werk stellen door Stemat van niet-EU-scheepsgezel(len) en niet-EU-officieren aan boord van de schepen van Stemat het spoedeisend belang bij de vordering gegeven. Daar komt bij dat Nautilus gemotiveerd heeft betwist dat Stemat op grond van de CBA aan de door haar gestelde arbeids- en loonvoorwaarden voldoet.
geschiktheid kort geding
5.3. Stemat stelt dat partijen meer gebaat zijn bij een overleg waarbij ook de andere werkgevers uit de branche aansluiten om zodoende tot goede afspraken te komen.
Zolang dat niet is gebeurd, is een kort geding het verkeerde middel om het vermeende gelijk af te dwingen. De vordering is derhalve niet geschikt voor kort geding, aldus Stemat.
5.4. Het voorgaande leidt niet op voorhand tot afwijzing van de gevraagde voorziening. Het moge zo zijn dat middels overleg op een effectievere manier een oplossing voor de partijen verdeeld houdende problematiek bereikt kan worden, doch daaraan doet niet af dat Nautilus een gerechtvaardigd belang heeft bij de door haar nagestreefde beëindiging van een naar haar mening illegale situatie.
Standpunten
5.5. Tussen partijen staat vast dat de algemeen verbindend verklaarde RAZ en RTO op hen van toepassing zijn.
5.6. Nautilus stelt dat Stemat in strijd handelt met de toepasselijke RAZ en RTO (zie 2.6 en 2.7) door op haar schepen die varen onder Nederlandse vlag niet-EU-scheepsgezel(len) en niet-EU-officieren te werk te stellen zonder te beschikken over de vereiste vrijstelling en vergunning die op grond van respectievelijk artikel 4 lid 2 RAZ en artikel 4 lid 1 RTO zijn vereist. Nautilus is voorts van mening dat Stemat aan boord van haar schepen onder de Nederlandse vlag voor de werknemers, zijnde niet-EU-scheepsgezel(len) en niet-EU-officieren, de loon- en arbeidsvoorwaarden op het niveau van ITF Uniform TCC Agreement dient te hanteren, die hoger liggen dan de loon- en arbeidsvoorwaarden die gebaseerd zijn op de CBA.
5.7. Stemat stelt dat Nautilus haar ten onrechte de benodigde vrijstelling en vergunning op grond van de RAZ en RTO onthoudt, nu zij met Nautilus binnen de - tot en met
31 december 2012 lopende - CBA (zie 2.4) overeenstemming heeft bereikt met betrekking tot de toe te passen loon- en arbeidsvoorwaarden voor buitenlandse werknemers aan boord van haar schepen die varen onder de Nederlandse vlag.
De afgelopen veertien jaar is een overeenstemming binnen een CBA steeds voldoende gebleken om de benodigde vrijstelling en vergunning op grond van de RAZ en de RTO te verkrijgen. Stemat verwijst in dit verband nog naar het aanvraagformulier voor een vrijstelling op grond van de RAZ (zie productie 16 zijdens Stemat), waaruit blijkt dat een tussen partijen van toepassing verklaarde CBA zoals onder 2.4 weergegeven voorheen voldoende was voor het verkrijgen van een vrijstelling op grond van de RAZ.
Nautilus tast de concurrentiepositie van Stemat ernstig aan door uitsluitend van haar de hogere loon- en arbeidsvoorwaarden te eisen behorende bij de ITF Uniform TCC Agreement in plaats van aan te dringen op een branchebrede toepassing. Bovendien is het niet branchebreed aandringen op toepassing van de ITF Uniform TCC Agreement in strijd met de doelstelling van de wetgever bij het algemeen verbindend verklaren van bepalingen, waarmee immers wordt beoogd binnen een branche geldende arbeidsvoorwaarden te egaliseren.
5.8. Nautilus betwist dat de toepasselijkheid van de CBA zonder meer impliceert dat tussen partijen overeenstemming bestaat omtrent de toe te passen loon- en arbeidsvoorwaarden.
Nautilus heeft bovendien bij brief d.d. 20 september 2011 aan de werkgeversorganisaties, mede namens haar Filippijnse zusterbond AMOSUP, gebruik gemaakt van de ‘reopening clause’ die artikel 2.2 van de CBA biedt (zie 2.5), zodat de CBA thans - in de visie van Nautilus - toepassing mist. De redelijkheid kan aan de voorstellen van Nautilus om Filippijnse werknemers aan boord van de zeeschepen te belonen conform de hogere ITF Uniform TCC Agreement niet worden ontzegd, nu het tewerkstellen van deze werknemers tegen lagere voorwaarden dan gelden voor Nederlandse of EU-/EER-onderdanen op gespannen voet staat met Europeesrechtelijke en nationale regels betreffende gelijke behandeling en (minimaal te hanteren) loon- en arbeidsvoorwaarden.
Voorts stelt Nautilus dat de zeevarenden die werkzaam zijn aan boord van de schepen van Stemat niet onder het bereik van de CBA vallen, nu de zeeschepen van Stemat worden geëxploiteerd ten behoeve van zogenaamde offshore werkzaamheden.
5.9. Stemat stelt hier tegenover dat uit de tekst van de CBA op geen enkele wijze volgt dat heropening van de onderhandelingen tevens inhoudt dat bestaande afspraken terstond komen te vervallen. De heropening van de onderhandelingen doet, zolang geen overeenstemming is bereikt over nieuwe voorwaarden, daarom niet af aan de geldigheid van de lopende CBA. Stemat betwist dat de niet-EU-scheepsgezel(len) en niet-EU-officieren aan boord van haar zeeschepen niet onder het bereik van de CBA vallen. Uit de tekst van de CBA volgt niet dat bepaalde zeeschepen worden uitgesloten van de CBA. Bovendien is de kernactiviteit van Stemat niet binnen de offshore gelegen.
Oordeel voorzieningenrechter
5.10. De voorzieningenrechter stelt vast dat Stemat op grond van de RAZ en RTO over een vrijstelling c.q. een vergunning dient te beschikken voor het te werk stellen van niet-EU-scheepsgezel(len) en niet-EU-officieren, die niet middels bemiddeling van het UWV Werkbedrijf te werk worden gesteld aan boord van haar schepen die varen onder de Nederlandse vlag en dat Stemat voor het jaar 2012 niet over de benodigde vrijstelling en vergunning beschikt. Stemat heeft nagelaten voor het jaar 2012 een formele aanvraag voor de benodigde vrijstelling en vergunning bij respectievelijk de commissie vrijstellingen en de commissie vergunningen in te dienen. Zolang geen formele aanvraag voor het jaar 2012 is ingediend handelt Stemat evident in strijd met de in 2.6 en 2.7 geciteerde algemeen verbindend verklaarde regelingen.
5.11. Uitgangspunt is dat de beslissing tot het verlenen van een vrijstelling en vergunning op grond van respectievelijk de RAZ en RTO aan de commissie vrijstellingen en de commissie vergunningen is voorbehouden, waarin twee leden van werkgevers- c.q. rederszijde en twee leden van werknemerszijde (zie artikel 5.3 RAZ en artikel 6.2 RTO) zitting hebben. (In de praktijk hebben in de commissie vrijstellingen en de commissie vergunningen vaak dezelfde leden zitting.) De vraag of een vrijstelling verleend dient te worden dient dus in eerste instantie beantwoord te worden door deze speciaal daartoe aangestelde commissie(s), die geacht moet(en) worden ter zake specifiek deskundig te zijn.
5.12. Mede met het oog op de door de commissie(s) te nemen beslissingen met betrekking tot een aanvraag voor 2012 veroorlooft de voorzieningenrechter zich de navolgende overwegingen.
Tussen partijen is niet in geschil dat Stemat de afgelopen 14 jaar automatisch de jaarlijks op grond van de RAZ en RTO benodigde vrijstelling en vergunning verkreeg. In beginsel mocht Stemat er dan ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat de onder 2.4 genoemde CBA, die een looptijd heeft tot 31 december 2012, toereikend zou zijn voor de benodigde vrijstelling en vergunning voor het jaar 2012. Anders dan Nautilus voorstaat brengt naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het feit dat Nautilus met een beroep op artikel 2.2 van de CBA (zie onder 2.5) bij schrijven van 20 september 2011 de CBA heeft open gebroken (zie 2.14) niet met zich dat de in die CBA - die een looptijd kent tot eind 2012 - vastgelegde regelingen niet meer van kracht zijn. Meer in het bijzonder valt dit niet uit de tekst van artikel 2 van de CBA af te leiden, en die tekst dient, gelet op het karakter van de CBA-regeling, leidend te zijn.
Het feit dat partijen in deze procedure - en dat zijn niet geheel dezelfde als de partijen bij de CBA, die meer betrokkenen kent - in mei 2011 nadere afspraken hebben gemaakt, die hun gelding hebben tot eind 2011, maakt evenmin dat de in de CBA vastgelegde regelingen geen gelding meer hebben. Zodra die nadere afspraken hun werking hebben verloren (en dat is voor bepaalde afspraken met ingang van 2012) herleeft de oorspronkelijke regeling.
Het voorgaande doet overigens niets af aan het gerechtvaardigd belang van Nautilus om in samenwerking met haar Filippijnse zusterbond Amosup onderhandelingen te voeren over loon- en arbeidsvoorwaarden. De CBA - de voorzieningenrechter verwijst bijvoorbeeld naar artikel 16.1.1 - brengt ook met zich dat Stemat hieraan constructief aan meewerkt. Ook de afspraken die in mei 2011 zijn gemaakt (zie 2.8 tot en met 2.13) verplichten Stemat daartoe.
5.13 Nu gelet op het voorgaande de commissie vrijstellingen en de commissie vergunningen zich nog moeten buigen over een aanvraag van Stemat voor vrijstelling en vergunning op grond van artikel 4 lid 2 RAZ en artikel 4 lid 1 RTO, ziet de voorzieningenrechter op dit moment geen ruimte voor toewijzing van het onder I gevorderde. Het feit dat Stemat geen aanvraag heeft gedaan is gezien de wederzijdse verhoudingen en de rol van de commissies zoals die zich in de afgelopen jaren -naar ter zitting nader is uiteengezet- heeft ontwikkeld enigszins begrijpelijk en rechtvaardigt dat Stemat een termijn wordt gegeven om te doen wat zij moet doen. Van haar kant behoeft Nautilus de thans bestaande situatie immers niet onbepaald te gedogen. Op zijn minst kan van Stemat verlangd worden dat zij een formele aanvraag bij de commissie vrijstellingen en de commissie vergunningen aanvraagt, waarna de commissies met in achtneming van de in 2.6 en 2.7 geciteerde regelingen dient beslissen. Een tekortkoming in die regelingen lijkt te zijn dat niets is geregeld omtrent beroepsmogelijkheden naar aanleiding van beslissingen van de commissies. Daarom ligt het in de rede aan te nemen dat de partij die daar belang bij heeft zich tot de (voorzieningen)rechter wendt met de vraag of haar wederpartij haar kan houden aan voor haar onwelgevallige beslissingen van de commissies.
Teneinde te waarborgen dat de aanvragen bij de commissies daadwerkelijk worden gedaan en partijen zich vervolgens kunnen beraden op de te volgen beslissingen, overleg kunnen plegen en zonodig nadere aktie kunnen ondernemen zal de voorzieningenrechter het gevorderde onder I op een termijn van drie maanden na betekening van het vonnis toewijzen. Die termijn kunnen partijen uiteraard ook gebruiken om nadere, meer finale afspraken met elkaar te maken.
5.14 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de voorzieningenrechter toewijzing van het onder II gevorderde in ieder geval thans nog niet aan de orde, zodat dat onderdeel wordt afgewezen.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. Stemat legt aan haar vordering om Nautilus te gelasten haar medewerking te verlenen aan het verkrijgen van een vergunning en een vrijstelling ten grondslag dat zij Filippijnse scheepsgezellen en officieren nodig heeft omdat er geen Nederlandse werknemers voorhanden zijn.
6.2. De voorzieningenrechter overweegt dat Stemat geen aanvraag heeft ingediend bij de commissie vrijstellingen en evenmin bij de commissie vergunningen. Onder die omstandigheid is het niet aan de voorzieningenrechter om met voorbijgaan aan de bevoegdheden van de beide commissies een dergelijke vordering toe te wijzen.
7. De beoordeling in conventie en in reconventie voorts
7.1. Gelet op hetgeen toewijsbaar is en geen van partijen geheel in het gelijk is gesteld ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.
8. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
8.1 verbiedt Nautilus met ingang van drie maanden na betekening van dit vonnis enige werknemer werkzaamheden te doen verrichten in strijd met het bepaalde in artikel 4 lid 2 Regeling Arbeidsvoorziening Zeescheepsvaart 2011/2013, respectievelijk artikel 4 lid 1 Regeling tewerkstelling niet- EU-officieren op zeeschepen onder Nederlandse vlag 2011/2013, op straffe van een dwangsom van € 1.000 (duizend Euro) voor iedere dag per werknemer ten aanzien van wie gedaagde in strijd met dit verbod handelt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
8.1. wijst het gevorderde af;
in conventie en in reconventie
8.2. compenseert de proceskosten aldus dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij,
griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2012.
1862/676?