ECLI:NL:RBROT:2012:BX2195
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van het Early Bird programma in Rotterdam en de wettelijke eisen voor de voertaal in het onderwijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2012 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van het Early Bird programma dat op verschillende openbare basisscholen in Rotterdam wordt aangeboden. Eiseres, de Stichting Taalverdediging, vorderde een verklaring voor recht dat het aanbieden van dit programma onrechtmatig is, omdat het in strijd zou zijn met de wettelijke eis dat de voertaal in het basisonderwijs Nederlands dient te zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Onderwijs toestemming heeft gegeven voor een experiment waarbij op één school het gebruik van Engels als voertaal gedurende maximaal 15% van de onderwijstijd is toegestaan. Dit experiment is echter niet van toepassing op alle Early Bird-scholen, die zich aan deze voorwaarde moeten houden om onrechtmatig handelen te voorkomen.
De rechtbank concludeert dat, hoewel het Early Bird programma in principe niet onrechtmatig is, er aanwijzingen zijn dat op sommige scholen deze voorwaarde mogelijk niet wordt nageleefd. De rechtbank oordeelt dat gedaagden onrechtmatig handelen voor zover zij toestaan dat meer dan 15% van de onderwijstijd in het Engels wordt gegeven. Het gevorderde verbod op het gebruik van het programma wordt echter afgewezen, omdat de rechtbank dit niet noodzakelijk achtte. De rechtbank benadrukt dat de inzet van de procedure niet is om de kwaliteit van het onderwijs of de effectiviteit van tweetalig onderwijs te beoordelen, maar om te toetsen of de wettelijke eisen worden nageleefd. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de uitvoering van het Early Bird programma en de naleving van de wetgeving omtrent de voertaal in het onderwijs.