ECLI:NL:RBROT:2012:BX1436

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
395691 / HA ZA 12-128
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident relatieve bevoegdheid in ondernemingsrechtelijk geschil tussen vennoten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam diende, ging het om een incident betreffende de relatieve bevoegdheid in een geschil tussen vennoten van een maatschap. De eiser, wonende te [woonplaats 1], had een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die beiden woonden te [woonplaats 2]. De eiser stelde dat de rechtbank bevoegd was op basis van artikel 105 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat ook van toepassing is op geschillen tussen vennoten van een maatschap. De gedaagden voerden aan dat de rechtbank van hun woonplaats bevoegd was, zoals bepaald in artikel 99 lid 1 Rv.

De rechtbank beoordeelde de argumenten van beide partijen en concludeerde dat de vordering van de eiser betrekking had op de verplichtingen van de vennoten jegens elkaar. De rechtbank oordeelde dat de maatschap, waarover het geschil ging, gevestigd was in Bleiswijk, en dat de rechtbank Rotterdam daarom bevoegd was om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank verwierp het verzoek van de gedaagden om zich onbevoegd te verklaren en verklaarde zich bevoegd om de hoofdzaak te behandelen.

De uitspraak werd gedaan op 11 juli 2012 door mr. Th. Veling en de zaak werd verwezen naar de rol van 22 augustus 2012 voor conclusie van antwoord. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van de eiser tot dat moment waren begroot op € 452,00. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste bevoegdheid in geschillen tussen vennoten en de toepassing van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 395691 / HA ZA 12-128
Vonnis in incident van 11 juli 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. G.J. Houweling,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats 2],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. M.W. Renzen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties d.d. 1 februari 2012;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
- de incidentele conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil
2.1. [gedaagden] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Zij voeren hiertoe aan dat op grond van het bepaalde in artikel 99 lid 1 Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de rechtbank van de woonplaats van gedaagden bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
2.2. [eiser] voert verweer en verzoekt [gedaagden] niet-ontvankelijk te verklaren in hun incidentele vordering. Hij voert daartoe het volgende aan.
De onderhavige zaak betreft een ondernemingsrechtelijk geschil waardoor op grond van artikel 105 Burgerlijke Rechtsvordering mede bevoegd is de rechter van de woonplaats of vestigingsplaats van de rechtspersoon of vennootschap. In de hoofdzaak is in geschil de verdeling van de aandelen van 4 Friends B.V., gevestigd in Bleiswijk, gemeente Lansingerland. Tevens maakt de woning aan de [adres] te [woonplaats] onderdeel uit van dit geschil. De bevoegde rechter van de plaats van vestiging van de rechtspersoon is daarom de rechter te Rotterdam, aldus [eiser].
3. De beoordeling in het incident
3.1. Bij dagvaarding van 1 februari 2012 wordt door [eiser] gevorderd:
Vordering
33. […] dat [gedaagden] naar evenredigheid van hun aandeel in de maatschap, althans het samenwerkingsverband, bijdragen in het geleden verlies […].
3.2. Daargelaten wat [eiser] bij antwoord in het incident heeft aangevoerd, stelt de rechtbank op basis van deze omschrijving en het overigens in de dagvaarding aangevoerde vast dat de vordering betrekking heeft op de verplichtingen van de leden van de (door [eiser] gestelde) maatschap jegens elkaar. Op een dergelijke vordering heeft artikel 105 Rv mede betrekking. Dat betekent dat mede bevoegd is de rechtbank van de woonplaats of plaats van vestiging van de maatschap. Aan te nemen valt immers dat onder vennootschappen als bedoeld in deze bepaling ook openbare en stille maatschappen zijn te verstaan: ook daar kunnen zich immers de in artikel 105 genoemde zaken, bijvoorbeeld geschillen over rechten en verplichtingen van vennoten als zodanig voordoen (Kamerstuk 2006-2007, 31065, nr. 3, Tweede Kamer).
3.3. Uit de dagvaarding volgt dat de gestelde maatschap betrekking heeft op de aan- en verkoop van een woning te [woonplaats] en dat de juridische eigenaar van die woning ([eiser]) in Bleiswijk woont. Op grond daarvan moet worden aangenomen dat ook de maatschap gevestigd is in een gemeente die valt onder de jurisdictie van deze rechtbank. Dat [gedaagden] in [woonplaats 2] wonen, doet daaraan niet af, nu gesteld noch gebleken is dat hun privéadres iets met de activiteiten van de maatschap van doen had.
3.4. [gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. verklaart zich bevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
4.2. veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
4.3. verwijst de zaak naar de rol van 22 augustus 2012 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2012.?
2130/1980