ECLI:NL:RBROT:2012:BX1254

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
361986 / HA ZA 10-2647
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij beveiligingsovereenkomst en exoneratieclausule

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen NACHTVEILIGHEIDSDIENST HAARLEM B.V. (NVD) en IJSSELBOUW B.V. over een beveiligingsovereenkomst. NVD heeft IJSSELBOUW beveiligingsdiensten geleverd op een bouwplaats, maar er is een diefstal van materialen gemeld. IJSSELBOUW vordert betaling van een bedrag van € 22.983 van NVD, terwijl NVD zich beroept op een exoneratieclausule in de algemene voorwaarden die haar aansprakelijkheid zou uitsluiten of beperken. De rechtbank heeft de procedure in twee delen behandeld: de conventie en de reconventie. In de conventie vordert IJSSELBOUW betaling van de openstaande facturen, terwijl NVD in reconventie een bedrag van € 64.521 vordert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inhoud van de overeenkomst niet is betwist en dat NVD verplicht was om de beveiliging naar behoren uit te voeren. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de diefstal en de rol van de beveiligers in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat, indien de diefstal en de omstandigheden waaronder deze heeft plaatsgevonden komen vast te staan, er mogelijk sprake is van opzet of grove schuld van de beveiligers, wat de exoneratieclausule zou kunnen uitsluiten. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de exoneratieclausule verder toe te lichten en heeft de zaak aangehouden voor nadere conclusies.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 361986 / HA ZA 10-2647
Vonnis van 20 juni 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NACHTVEILIGHEIDSDIENST HAARLEM B.V.,
gevestigd te Haarlem,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.J. van de Graaf,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IJSSELBOUW B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T.B. van Dijk.
Partijen zullen hierna NVD en IJsselbouw genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 augustus 2010 en de producties 1 tot en met 7;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, met de producties 8 tot en met 11;
- het tussenvonnis van 10 november 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de incidentele oproeping in vrijwaring, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met de producties 1 tot en met 3;
- de productie van IJsselbouw, ingediend op 9 juni 2011;
- de akte tot referte in het incident tot vrijwaring;
- het vonnis in incident van 28 september 2011;
- de brief van 23 mei 2012 namens NVD, met de producties 2 en 12;
- het proces-verbaal van de comparitie van 31 mei 2012.
2. Het geschil
in conventie
2.1. Samengevat vordert NVD, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, IJsselbouw te veroordelen tot betaling aan NVD van (met bedragen in hele euro's):
1) € 22.983 in hoofdsom, met de wettelijke handelsrente tot en met 16 juli 2010 ad € 2.902;
2) de wettelijke handelsrente vanaf 16 juli 2010;
3) de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.158, met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
4) de proceskosten, met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
2.2. IJsselbouw voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring, althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van NVD in de kosten van de procedure, met nakosten en rente.
in reconventie
2.3. Samengevat vordert IJsselbouw, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
(primair) NVD te veroordelen tot betaling van € 64.521, met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2008; (subsidiair) tot betaling van € 50.000, met rente; (meer subsidiair) tot betaling van een in goede justitie te bepalen bedrag, op te maken bij staat.
2.4. NVD voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring, althans tot afwijzing van de vordering, met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van IJsselbouw in de proceskosten, met rente en nakosten.
3. De beoordeling, in conventie en in reconventie
3.1. Vanwege hun onderlinge samenhang zullen de conventie en de reconventie hierna gezamenlijk worden behandeld.
3.2. De rechtbank gaat uit van de navolgende, tussen partijen vaststaande, feiten.
3.2.1. NVD is een bedrijf dat onder meer "manbeveiliging" levert aan andere bedrijven.
3.2.2. IJsselbouw heeft op 9 januari 2008 een schriftelijke overeenkomst gesloten met NVD tot het leveren van manbeveiliging op een betrekkelijk kleine bouwplaats van IJsselbouw. Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van NVD (hierna ook: de AV) van toepassing.
3.2.3. In het contract is onder meer opgenomen:
"Gedurende de beveiligingswerkzaamheden zal onze beveiligingsbeambte preventief aanwezig zijn, hierbij zal gelet worden op sporen van braak, brand, verdachte personen en overige calamiteiten. In het geval van calamiteiten zal direct handelend worden opgetreden, hetgeen kan bestaan uit het waarschuwen van politie en/of brandweer."
3.2.4. NVD heeft deze diensten geleverd in januari en februari 2008.
3.2.5. Tussen partijen is discussie gerezen naar aanleiding van een door IJsselbouw gemelde diefstal van materialen van de bouwplaats in de nacht van 17 op 18 januari 2008.
3.2.6. IJsselbouw heeft een tweetal facturen voor de diensten van NVD onbetaald gelaten, tot een totaalbedrag van € 22.983.
3.3. NVD legt aan haar vordering (in conventie) ten grondslag dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht, meer specifiek een overeenkomst tot (man)beveiliging van een bouwplaats, is gesloten en dat zij op grond hiervan diensten heeft geleverd, zodat IJsselbouw gehouden is haar daar tegenover staande betalingsverplichting na te komen. Verder maakt NVD aanspraak op vergoeding van handelsrente en incassokosten.
3.4. IJsselbouw stelt in het kader van haar verweer voorop dat partijen een beveiligingsovereenkomst hebben gesloten, waarbij de verplichtingen van NVD in het contract zijn omschreven en waarbij partijen verder zijn overeengekomen dat de beveiliger ieder half uur een inspectieronde op de bouwplaats zal maken (telkens een ander rondje).
3.4.1. Het kernverweer van IJsselbouw houdt in dat NVD in haar verplichtingen toerekenbaar is tekortgeschoten en dat zij hierdoor schade heeft geleden. IJsselbouw wenst deze schade tot het in conventie gevorderde bedrag van € 22.983 te verrekenen en voor het overige (€ 64.521) haar vordering in reconventie te verhalen op NVD.
3.4.2. Ter onderbouwing hiervan voert IJsselbouw aan dat zij in de vroege ochtend van 18 januari 2008 heeft vastgesteld dat van de bouwplaats waarop in de nacht van 17 op 18 januari 2008 beveiliging door NVD aanwezig was, een omvangrijke diefstal van diverse kabels (zijnde kabels van tot 90 meter lengte) van de torenkraan had plaatsgevonden. Nadat het hek was doorgeknipt, de stroomkast voor de torenkraan was opengebroken en de kabels doorgeknipt - waardoor de bouwplaatsverlichting is uitgegaan - zijn lange en zware (5 tot 6 kg per meter) kabels van de torenkraan gestolen, hetgeen twee daders minimaal twee tot drie uren moet hebben gekost en hetgeen met zeer veel lawaai gepaard moet zijn gegaan, aldus IJsselbouw. Volgens IJsselbouw kan in deze omstandigheden de diefstal de beveiliger(s) niet zijn ontgaan. Er is dan ook sprake van toerekenbaar tekortschieten zijdens NVD.
Bovendien is sprake van grove schuld of zelfs opzet van de kant van de beveiliger(s), zodat een beroep van NVD op contractuele uitsluiting of beperking van aansprakelijkheid in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, aldus IJsselbouw. Verder betwist IJsselbouw de gevorderde incassokosten.
3.5. In reactie hierop - en derhalve als verweer tegen de tegenvordering van IJsselbouw - heeft NVD het volgende aangevoerd.
3.5.1. Diefstal
Betwist wordt dat in de nacht van 17 op 18 januari 2008 (toen twee beveiligers door NVD ter plaatse waren ingezet, die elkaar afwisselden) de gestelde diefstal heeft plaatsgevonden. Er hadden al eerder incidenten plaatsgevonden - dit was ook de aanleiding voor IJsselbouw om NVD in te schakelen - en laatstelijk was sprake van diefstal van hijskabels op 8/9 januari 2008. Denkbaar is dat bij die gelegenheid ook al de (stroom)kabels van de torenkraan zijn ontvreemd en dat dit pas op 18 januari 2008 is ontdekt of gemeld.
3.5.2. Voldaan aan (inspannings)plicht
De beveiligers hebben de afgesproken werkzaamheden uitgevoerd, waaronder het lopen van hun inspectieronden, waarbij zij niets bijzonders hebben waargenomen. IJsselbouw heeft dan ook niet aangetoond dat NVD is tekortgeschoten in de beveiliging, hetgeen een inspanningsverplichting is (vergelijk artikel 2.2.1.1 van de AV).
3.5.3. Exoneratie
NVD doet een beroep op het in artikel 2.12 van haar AV opgenomen exoneratiebeding, inhoudende uitsluiting of beperking van aansprakelijkheid:
"2.12.1.1 Opdrachtnemer is uitsluitend aansprakelijk voor directe schade, als gevolg van - door Opdrachtgever aan te tonen - grove schuld of opzet van Opdrachtnemer bij de uitvoering van zijn verplichtingen voortvloeiend uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Opdrachtgever is niet aansprakelijk voor bedrijfs- en gevolgschade, waaronder in ieder geval wordt verstaan geleden verlies en gederfde winst (…)
(…)
2.12.1.4 De aansprakelijkheid van Opdrachtnemer is in ieder geval beperkt tot de hoogte van de overeengekomen vergoeding van Opdrachtnemer op jaarbasis, met een maximum van € 50.000,00 per gebeurtenis of reeks van samenhangende gebeurtenissen (…)."
Op grond hiervan voert NVD aan dat:
- aansprakelijkheid is uitgesloten, behoudens opzet of grove schuld, waarvan geen sprake is;
- aansprakelijkheid is beperkt tot directe schade;
- aansprakelijk is beperkt tot € 22.983, althans tot € 50.000.
3.5.4. Schade en rente
Tot slot betwist NVD de hoogte van de gestelde schade en rente.
stelplicht en bewijslast
3.6. De rechtbank stelt voorop dat de verschuldigdheid en opeisbaarheid van de vordering van NVD (de hoofdsom van € 22.983) op zichzelf niet wordt betwist door IJsselbouw. IJsselbouw beroept zich op verrekening met haar tegenvordering uit hoofde van schadevergoeding, waardoor de vordering in conventie teniet zou zijn gegaan. De tegenvordering van IJsselbouw staat dan ook centraal in deze procedure.
Nu IJsselbouw zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde tekortkoming door NVD, rusten in beginsel op haar de stelplicht en (bij voldoende betwisting) de bewijslast voor de hierop betrekking hebbende feiten en omstandigheden. Dit ziet in elk geval op de inhoud van de tussen partijen gesloten overeenkomst, de tekortkoming en de (hoogte) van de daardoor ontstane schade.
Voor wat betreft het beroep van NVD op de exoneratieclausule in de AV geldt dat de stelplicht en bewijslast in beginsel op NVD rusten. Zij beroept zich immers op het hieraan gekoppelde rechtsgevolg, te weten uitsluiting of beperking van aansprakelijkheid.
Hiertegenover heeft IJsselbouw het betoog geplaatst dat een beroep van NVD op contractuele uitsluiting van aansprakelijkheid in de omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De stelplicht en bewijslast voor deze omstandigheden rusten vervolgens weer op IJsselbouw.
inhoud van de overeenkomst / tekortkoming
3.7. Tegen deze achtergrond stelt de rechtbank vast dat de door IJsselbouw gestelde inhoud van de overeenkomst - een beveiligingsovereenkomst, zoals omschreven in het contract (zie hiervoor, onder 3.2.3) en met de afspraak dat de beveiliger ieder half uur een (andere) inspectieronde op de bouwplaats zal maken - niet is betwist door NVD en door haar ter comparitie is bevestigd. Dit is hetgeen IJsselbouw van NVD heeft mogen verwachten. Indien NVD hieraan onvoldoende uitvoering heeft gegeven, is NVD tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen. Niet in geschil is dat het doel van de overeenkomst is beveiliging en preventie, zodat de inspanningen van NVD daarop gericht dienden te zijn. Dit betekent - uiteraard - niet dat sprake is geweest van een resultaatsverbintenis, in die zin dat NVD onder alle omstandigheden geacht kon worden diefstal en andere calamiteiten te voorkomen.
de diefstal
3.8. In het licht van de aldus omschreven overeenkomst volgt de rechtbank IJsselbouw in zoverre in haar betoog, dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van NVD indien de door IJsselbouw gestelde diefstal in de nacht van 17 op 18 januari 2008 alsmede de door IJsselbouw gestelde omstandigheden waaronder deze diefstal heeft plaatsgevonden, komen vast te staan. Deze omstandigheden betreffen, kort gezegd, het doven van de bouwlampen, de benodigde twee tot drie uren voor de diefstal, alsmede het onvermijdelijke lawaai waarmee de diefstal van de lange, zware en hoog gemonteerde kabels gepaard moet zijn gegaan. Zonder een deugdelijke verklaring kan niet worden ingezien dat in deze omstandigheden de diefstal de bewakers kan zijn ontgaan, welke verklaring in deze procedure niet is gegeven door NVD.
NVD heeft evenwel de gestelde diefstal in de nacht van 17 en 18 januari 2008 gemotiveerd betwist (zie hiervoor, onder 3.5.1) en heeft verder bestreden dat de beveiliging niet volgens de afspraken is uitgevoerd (zie onder 3.5.2). NVD stelt dat de omstandigheid dat door de beveiliger(s) niets is opgemerkt, juist een aanwijzing vormt dat de diefstal niet in genoemde nacht heeft plaatsgevonden. NVD heeft slechts niet bestreden dat met de diefstal een aantal uren gemoeid moet zijn geweest en dat sprake is van lange, zware kabels.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting staan de stellingen van IJsselbouw over de diefstal in deze procedure (nog) niet vast. IJsselbouw heeft gewezen op de aangifte van de diefstal bij de politie en heeft aanvullend bewijs aangeboden van haar desbetreffende stellingen, in het bijzonder door middel van het horen van getuigen. De rechtbank zal IJsselbouw in een later stadium van de procedure, indien dan nog nodig, toelaten tot bewijsvoering.
de exoneratieclausule
3.9. Voor wat betreft het beroep door NVD op de exoneratieclausule in artikel 2.12 van haar AV, stelt de rechtbank vast dat niet in geschil is dat dit beding onderdeel uitmaakt van de tussen partijen gesloten overeenkomst en gelding heeft. Naar de tekst van het beding (zie hiervoor, onder 3.5.3) is eventuele aansprakelijkheid beperkt tot schade die het gevolg is van opzet of grove schuld van NVD, nog afgezien van de beperking tot directe schade (niet zijnde bedrijfs- en gevolgschade) en de beperkingen van artikel 2.12.1.4.
3.9.1. Indien de door IJsselbouw gestelde diefstal in de nacht van 17 op 18 januari 2008 en tevens de door IJsselbouw gestelde omstandigheden waaronder deze diefstal heeft plaatsgevonden komen vast te staan, is naar het oordeel van de rechtbank - vergelijk hiervoor, onder 3.8 - sprake van opzet of grove schuld van de beveiliger(s). NVD heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een verklaring zouden kunnen vormen voor het onopgemerkt blijven van een diefstal als door IJsselbouw geschetst. Bovendien zijn de omstandigheden van dien aard (doven bouwplaatsverlichting; duur van de diefstal; lawaai) dat sprake is van een zo ernstige verwaarlozing van taken van de beveiliger(s) dat gesproken moet worden van een zeer ernstige vorm van schuld, te bestempelen als opzet of grove schuld.
3.9.2. NVD heeft evenwel voor dat geval betoogd dat zij zich op het exoneratiebeding kan beroepen nu opzet of grove schuld van de beveiliger(s) nog geen opzet of grove schuld van NVD (of haar bedrijfsleiding) oplevert, in welk laatste geval exoneratie in het algemeen onaanvaardbaar is. Exoneratie in geval van opzet of grove schuld van ondergeschikten is volgens de jurisprudentie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Daar komt bij dat de beveiligers in dienst waren van een de[bedrijf 1] [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]), en krachtens een tussen NVD en [bedrijf 1] gesloten overeenkomst waren ingeschakeld, aldus nog steeds NVD. IJsselbouw heeft dit betoog bestreden.
3.9.3. De rechtbank stelt bij de interpretatie en toepassing van de exoneratieclausule - waar daarin gesproken wordt van "grove schuld of opzet van Opdrachtnemer" - voorop dat de omstandigheid dat de onderhavige beveiligers in dienst waren bij [bedrijf 1] niet tot de conclusie kan leiden dat geen sprake is van opzet of grove schuld van NVD.
De vraag of de gedragingen van de beveiligers in de contractuele relatie tussen partijen aangemerkt dienen te worden als gedragingen van NVD, dient naar het oordeel van de rechtbank te worden beschouwd als de vraag of hun gedragingen NVD kunnen worden toegerekend. De beveiligers zijn door NVD ingeschakeld ter uitvoering van de tussen NVD en IJsselbouw gesloten overeenkomst, waarbij hun handelingen hebben te gelden als gedragingen waarvoor NVD aansprakelijk is (zie artikel 6:76 BW).
Hiervan uitgaande geldt dat - indien de gestelde diefstal en de opzet of grove schuld komen vast te staan - artikel 2.12.1.1 de aansprakelijkheid van NVD hiervoor niet uitsluit. De clausule is namelijk zo geformuleerd dat aansprakelijkheid voor gevallen van opzet of grove schuld (van NVD) juist niet wordt uitgesloten.
Voor een andere interpretatie van de exoneratieclausule en in het bijzonder van de zinsnede "grove schuld of opzet van Opdrachtnemer" ziet de rechtbank geen aanknopingspunten, maar partijen zullen nog in de gelegenheid worden gesteld zich hierover uit te laten, nu het debat niet op dit aspect toegespitst is geweest.
3.9.4. Slechts onder (bijzondere) omstandigheden zou een uitzondering op haar plaats zijn en moet toepassing van artikel 6:76 BW onaanvaardbaar worden geacht: vergelijk HR 21 mei 1999, NJ 1999,733. Van zodanige omstandigheden is niet gebleken. Ook hiervoor geldt, dat partijen nog in de gelegenheid dienen te worden gesteld zich nader uit te laten.
Als zodanige uitzondering aan de orde zou zijn - en NVD niet voor de gedragingen van de beveiligers aansprakelijk is op de voet van artikel 6:76 BW - zou overigens (ook) geen sprake zijn van een toerekenbare tekortkoming zijdens NVD.
3.9.5. Hiervan uitgaande hebben de stellingen van partijen over de vraag of uitsluiting of beperking van aansprakelijkheid in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, alleen betekenis voor de beperkingen tot directe schade en tot de overeengekomen vergoeding op jaarbasis (tot een maximum van € 50.000).
3.9.6. Hierbij dient de omstandigheid dat de onderhavige beveiligers in dienst waren bij [bedrijf 1] te worden meegewogen in het kader van de vraag of exoneratie (hier in de zin van beperking van aansprakelijkheid) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zoals IJsselbouw heeft betoogd.
De rechtbank gaat in dit kader uit van de volgende criteria (mede onder verwijzing naar HR 15 januari 1999 en de daarbij in JOR 1999,130 geplaatste annotatie):
- bij de beantwoording van de vraag of het exoneratiebeding in dit geval buiten toepassing moet blijven, dienen de omstandigheden van het geval te worden betrokken;
- een exoneratiebeding blijft in het algemeen buiten toepassing indien de schade is te wijten aan opzet of grove schuld van de schuldenaar zelf (hier: NVD) of van de bedrijfsleiding;
- indien sprake is van schade als gevolg van ernstige fouten van een niet-leidinggevende ondergeschikte of van een hulppersoon, leidt de ernst van de fout (in het bijzonder grove schuld) niet zonder meer tot de conclusie dat het exoneratiebeding buiten toepassing moet blijven; alle omstandigheden van het geval kunnen een rol spelen;
- in laatstbedoelde situatie speelt de mogelijke omstandigheid dat sprake is van een overeenkomst tussen bedrijven die behoren tot een branche waarin algemene voorwaarden met exoneraties gebruikelijk zijn, een rol van betekenis; HR 31 december 1993, NJ 1995, 389 (zie conclusie van antwoord in reconventie, onder 22).
3.9.7. IJsselbouw heeft ter afwering van het beroep op het exoneratiebeding aangevoerd (antwoord in conventie / eis in reconventie onder 80-85) dat het voorkómen van diefstal de kernverplichting was voor NVD, dat sprake is van grove schuld of opzet, dat NVD als de deskundige partij heeft te gelden, dat over de AV van NVD niet is onderhandeld, alsmede dat sprake is van een wanverhouding tussen schade (€ 87.504) en de beperking van aansprakelijkheid tot de hoogte van de overeengekomen vergoeding.
Ter comparitie heeft IJsselbouw hier aan toegevoegd dat zij er pas in 2010 achter is gekomen dat NVD beveiligers had ingeschakeld die in dienst waren van een derde ([bedrijf 1]). NVD heeft dit betwist, stellende dat dit voorafgaand aan de opdracht telefonisch is medegedeeld aan de heer [persoon 1] van IJsselbouw. De achtergrond hiervan was volgens NVD dat IJsselbouw op zeer korte termijn beveiliging op haar bouwplaats wilde hebben. Inschakeling van collega's van andere bedrijven is in de branche ook niet ongebruikelijk. Dan worden instructies doorgegeven en wordt een kopie van de zogenoemde grijze pas (voor de aanvraag waarvan een diploma nodig is en waaraan een screening door de politie voorafgaat) van de in te schakelen beveiliger verkregen, zoals ook in dit geval is gebeurd. [bedrijf 1] was bovendien een bedrijf dat als beveiligingsbedrijf een zogenoemde ND-aanmelding had.
3.9.8. De rechtbank zal de vraag - die speelt indien de gestelde diefstal en de gestelde tekortkoming zijn komen vast te staan - of de exoneratie in de omstandigheden van het geval buiten toepassing dient te blijven, in een later stadium van de procedure beantwoorden. Partijen - IJsselbouw als eerste - zullen bij conclusies na tussenvonnis in de gelegenheid worden gesteld hun stellingen in dit kader nader uit te werken, dit in aanvulling op hetgeen hiervoor reeds als stellingen van partijen is verwoord.
Daarbij ligt het op de weg van NVD om mogelijk nog voorhanden zijnde stukken betreffende de relatie met [bedrijf 1] (het contract) en betreffende de ingeschakelde beveiligers (met name de kopieën van de grijze passen) in het geding te brengen. Ter comparitie heeft NVD toegezegd deze informatie (met toelichting) reeds op voorhand (via de advocaten) aan IJsselbouw te sturen, zodat deze zich daar direct over kan uitlaten bij conclusie na tussenvonnis.
Het ligt op de weg van IJsselbouw zich nader uit te laten over haar aansprakelijkheidsverzekering bij Nationale Nederlanden en de vraag of deze verzekering dekking biedt voor de onderhavige schade. Op grond van de stukken gaat de rechtbank er vooralsnog van uit dat dekking wordt geweigerd (uitsluitend) op de grond dat NVD niet aansprakelijkheid is omdat zij een beroep kan doen op het exoneratiebeding. Dit kan ook een gedeeltelijke weigering zijn, te weten voor zover aansprakelijkheid wordt beperkt door de exoneratieclausule.
de schade
3.10. NVD heeft aangevoerd dat een specificatie en onderbouwing van de in productie 4 genoemde schade(posten) ontbreekt, alsmede dat niet is gebleken dat IJsselbouw haar schade al niet geheel of gedeeltelijk vergoed heeft gekregen van de CAR-verzekeraar en/of van de verzekeraar van de verhuurder van de kraan.
3.10.1. Ter comparitie heeft IJsselbouw gevraagd de schade nader te mogen onderbouwen en specificeren. Verder heeft IJsselbouw erkend dat het onderzoek - door overname van het bedrijf - naar het vervolg op de aanmelding van de schade onder de CAR-polis niet volledig is geweest en niet uit te sluiten valt dat er een (kleine) uitkering heeft plaatsgevonden. IJsselbouw heeft gevraagd zich ook op dit onderdeel nader te mogen uitlaten.
De rechtbank zal IJsselbouw hiertoe in de gelegenheid stellen.
3.10.2. IJsselbouw kan bij gelegenheid van de conclusie na tussenvonnis tevens reageren op de (kort) voorafgaand aan de comparitie toegezonden specificatie van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
overige en verder procesverloop
3.11. NVD heeft, met een beroep op artikel 6:136 BW, gevraagd de vordering in conventie thans toe te wijzen, en aldoende het beroep op verrekening te passeren. De rechtbank gaat hierin niet mee. Gebruikmaking van de in genoemde bepaling gegeven bevoegdheid om een beroep op verrekening in bepaalde omstandigheden te passeren, zou - in elk geval in dit stadium van de procedure - niet redelijk zijn. Hierbij zijn in aanmerking genomen het nauwe verband tussen de conventie en de reconventie en de ernst van het verwijt aan het adres van NVD, waarvan niet op voorhand kan worden gezegd dat dit evident onjuist of ongegrond is.
3.12. In afwachting van de nadere conclusiewisseling houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan. Afhankelijk van de resultaten van het debat over de exoneratieclausule en over de schade, zal nader worden bepaald of en wanneer bewijsvoering - in elk geval over de diefstal - aan de orde zal komen.
3.13. Zoals ter comparitie reeds aan de orde gesteld, zal de behandelend rechter binnenkort in een andere sector van de rechtbank werkzaam zijn. Om die reden zal de zaak na het wijzen van dit tussenvonnis ter behandeling worden overgedragen aan een andere rechter.
4. De beslissing
De rechtbank, in conventie en in reconventie,
4.1. verwijst de zaak naar de rol van woensdag 1 augustus 2012 om IJsselbouw in de gelegenheid te stellen zich bij conclusie na tussenvonnis uit te laten als hiervoor aangegeven, waarop NVD kan reageren bij antwoordconclusie na tussenvonnis;
4.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is, vervroegd, gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans en is in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2012.?
[1694 / 1980]