ECLI:NL:RBROT:2012:BW9060
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzetprocedure tegen verstekvonnis met betrekking tot ontvankelijkheid en overgangsrecht
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is een verzetprocedure aan de orde. De eiser in het verzet, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.K. Bhada, heeft zich gericht tegen het verstekvonnis van 10 september 1998. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 29 februari 2012 geoordeeld dat de eiser ontvankelijk is in zijn verzet. De gedaagde, Finata Bank N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. L.C.H. Karstanje, heeft echter aangevoerd dat de verzettermijn volgens het nieuwe procesrecht, dat op 1 januari 2002 in werking is getreden, slechts 14 dagen bedraagt. Dit zou betekenen dat de eiser niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de suggestie van de eiser om de beslissing te herstellen niet wordt gevolgd. De rechtbank benadrukt dat het aan de beroepsinstantie is om de ontvankelijkheid te (her)beoordelen, vooral met betrekking tot het overgangsrecht en de argumenten van beide partijen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de beslissing over de ontvankelijkheid te herzien, maar heeft wel de mogelijkheid van tussentijds hoger beroep open gesteld. Dit is van belang voor de proceseconomie, aangezien de beslissing over de ontvankelijkheid cruciaal is in deze fase van de procedure.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het tussenvonnis van 29 februari 2012 open te stellen voor tussentijds hoger beroep, waarmee de mogelijkheid voor de gedaagde is gecreëerd om de beslissing aan te vechten. Dit vonnis is uitgesproken op 13 juni 2012.