ECLI:NL:RBROT:2012:BW9060

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
385865 / HA ZA 11-1843
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure tegen verstekvonnis met betrekking tot ontvankelijkheid en overgangsrecht

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is een verzetprocedure aan de orde. De eiser in het verzet, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.K. Bhada, heeft zich gericht tegen het verstekvonnis van 10 september 1998. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 29 februari 2012 geoordeeld dat de eiser ontvankelijk is in zijn verzet. De gedaagde, Finata Bank N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. L.C.H. Karstanje, heeft echter aangevoerd dat de verzettermijn volgens het nieuwe procesrecht, dat op 1 januari 2002 in werking is getreden, slechts 14 dagen bedraagt. Dit zou betekenen dat de eiser niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de suggestie van de eiser om de beslissing te herstellen niet wordt gevolgd. De rechtbank benadrukt dat het aan de beroepsinstantie is om de ontvankelijkheid te (her)beoordelen, vooral met betrekking tot het overgangsrecht en de argumenten van beide partijen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de beslissing over de ontvankelijkheid te herzien, maar heeft wel de mogelijkheid van tussentijds hoger beroep open gesteld. Dit is van belang voor de proceseconomie, aangezien de beslissing over de ontvankelijkheid cruciaal is in deze fase van de procedure.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het tussenvonnis van 29 februari 2012 open te stellen voor tussentijds hoger beroep, waarmee de mogelijkheid voor de gedaagde is gecreëerd om de beslissing aan te vechten. Dit vonnis is uitgesproken op 13 juni 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 385865 / HA ZA 11-1843
Vonnis van 13 juni 2012
in de zaak van
[eiser]
wonende te Rotterdam,
eiser in het verzet,
advocaat mr. M.K. Bhada,
tegen
naamloze vennootschap FINATA BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. L.C.H. Karstanje.
Partijen zullen hierna [eiser] en Finata Bank genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 februari 2012 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van 3 mei 2012 namens Finata Bank;
- de brief van 15 mei 2012 namens [eiser].
2. De beoordeling
2.1. In voormeld tussenvonnis heeft de rechtbank [eiser] ontvankelijk geacht in zijn verzet tegen het verstekvonnis van 10 september 1998, daarbij uitgaande van een verzettermijn van vier weken. Finata Bank voert nu aan dat ingevolge het overgangsrecht betreffende het (op 1 januari 2002 in werking getreden) nieuwe procesrecht de verzettermijn 14 dagen was, zodat [eiser] niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden. Finata Bank verzoekt de mogelijkheid te openen om tussentijds hoger beroep in te stellen, om tot bekorting van de procedure te komen.
2.2. In reactie hierop heeft [eiser], mede onder verwijzing naar artikel 6 EVRM en daarop betrekking hebbende jurisprudentie, betoogd dat het in de omstandigheden van het geval niet redelijk en billijk is om onverkort vast te houden aan de termijn van twee weken. Voor wat betreft het openstellen van de mogelijkheid van tussentijds hoger beroep, refereert [eiser] zich aan het oordeel van de rechtbank. Indien de rechtbank thans aanleiding ziet om tot een andere beslissing over de ontvankelijkheid te komen, geeft [eiser] er de voorkeur aan dat de rechtbank, zo mogelijk, het tussenvonnis zelf herstelt.
2.3. De beslissing over de ontvankelijkheid is een cruciale beslissing in dit stadium van de procedure, waarbij de proceseconomie vergt dat de genomen eindbeslissing over de ontvankelijkheid aan tussentijdse toetsing in hoger beroep kan worden onderworpen. Zeker nu [eiser] zich hiertegen niet verzet, zal de rechtbank de mogelijkheid van tussentijds hoger beroep openstellen.
2.4. De suggestie van [eiser] om de genomen beslissing te herstellen (of hierop terug te komen), zal de rechtbank niet volgen. Het is aan de beroepsinstantie om de ontvankelijkheid te (her)beoordelen en in het bijzonder ook het overgangsrecht nader te interpreteren en toe te passen aan de hand van de stellingen en argumenten van partijen.
Indien van een verzettermijn van 14 dagen zou moeten worden uitgegaan, zou opnieuw getoetst moeten worden of al dan niet reeds voor die termijn een daad van bekendheid is vast te stellen. Voorts kan het beroep op artikel 6 EVRM aan de orde komen. Hetzelfde geldt voor de vraag of - nu de onderhavige verzettermijn is aangevangen door een daad van bekendheid ná 1 januari 2002 - de visie van Finata Bank op het overgangsrecht de juiste is (vergelijk HR 23 september 2005, NJ 2005/487, LJN AT4071: overweging 3.4).
De rechtbank meent dat op dit moment geen aanleiding bestaat om de genomen beslissing over de ontvankelijkheid te herstellen (of om hierop terug te komen).
3. De beslissing
De rechtbank
stelt tussentijds hoger beroep open van het tussenvonnis van 29 februari 2012.
Dit vonnis is gewezen door T. Boesman en is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2012.?
[1694 / 2309]