ECLI:NL:RBROT:2012:BW8329

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/ 555 F
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming commissie van schuldeisers in faillissement

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FLEXIFITNESS LEIDERDORP B.V. (hierna: FLBV). De enige concurrente schuldeiser, Q-Park Beheer B.V., heeft verzocht om de benoeming van een commissie van schuldeisers op basis van artikel 74 van de Faillissementswet. Q-Park stelde dat zij als enige onbetaalde concurrente crediteur toegang nodig had tot de administratie van FLBV om te onderzoeken of de bestuurders selectieve betalingen hadden verricht en of er grondslag was voor een aansprakelijkstelling van die bestuurders. De rechtbank heeft het verzoek van Q-Park afgewezen, omdat het faillissement overzichtelijk was en er geen meerwaarde was voor de boedel in een advisering aan de curator door Q-Park. De rechtbank oordeelde dat de commissie van schuldeisers niet bedoeld is voor een individuele schuldeiser om onderzoek te doen in de administratie van de gefailleerde. De curator had al onderzoek gedaan naar de bestuurdersaansprakelijkheid en had geen gronden gevonden voor aansprakelijkheid. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor de benoeming van een commissie van schuldeisers, ook niet gezien het feit dat er andere boedelschuldeisers waren en dat Q-Park een potentieel tegenstrijdig belang had. De rechtbank heeft het verzoek tot benoeming van een commissie van schuldeisers afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 11/ 555 F
Beschikking van 8 juni 2012
in het faillissement van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLEXIFITNESS LEIDERDORP B.V.,
Leeghwaterweg 14, 2661 TV Bergschenhoek,
statutair gevestigd te Leiderdorp,
curator: mr. M.G. van den Boogerd, kantoorhoudende te Rotterdam.
De gefailleerde wordt hierna aangeduid als FLBV, mr. Van den Boogerd als de curator.
1. De procedure
1.1. Bij verzoekschrift d.d. 6 april 2012 heeft de besloten vennootschap met beperkte aan¬sprakelijkheid Q-Park Beheer B.V., gevestigd te Maastricht en bijgestaan door haar ad¬vocaat mr. W. Jansen (hierna: Q-Park), een verzoek ex artikel 74 Faillissements¬wet (Fw) gedaan. Dit verzoek is ingediend bij de rechter-commissaris en door haar doorgeleid aan de rechtbank.
1.2. De curator heeft bij fax d.d. 11 april 2012 op het verzoek gereageerd. De rechter-com¬missaris heeft op 12 april 2012 advies uitgebracht aan de rechtbank.
1.3. Het verzoek van Q-Park is op 30 mei 2012 behandeld ter terechtzitting. Daarbij zijn verschenen de curator, mr. Jansen voornoemd en mr. W. Chung, jurist bij Q-Park. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. De curator heeft pleitaantekeningen overgelegd.
1.4. De hiervoor bedoelde stukken behoren tot het procesdossier. De uitspraak van deze beschikking is nader bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1. Het verzoek van Q-Park strekt tot het benoemen van een (voorlopige) commissie van schuldeisers met Q-Park als enig lid. Zij voert daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan. Q-Park wenst als lid van de commissie van schuld¬eisers toegang te krijgen tot de administratie van FLBV teneinde te onderzoeken of de bestuur¬der(s) van FLBV selectieve betalingen hebben verricht en of er grondslag is voor een aan¬sprakelijk¬heid¬stelling van die bestuurders. Zij wil hierover kunnen overleggen met de curator. Ter nadere onderbouwing voert Q-Park aan, kort gezegd, (i) dat Q-Park en FLBV reeds geruime tijd een geschil hadden, (ii) dat dit inmiddels heeft geleid tot een onher¬roepelijke ver¬oor¬deling van FLBV jegens Q-Park, (iii) dat de bestuurders tegen beter weten in aansprakelijkheid hebben ontkend, (iv) dat Q-Park de enige onbetaalde concurrente crediteur is in het faillissement en (v) dat er daarom voldoende reden is aan te nemen dat de bestuurders Q-Park bewust onbetaald hebben gelaten terwijl overige schulden wel werden voldaan. Q-Park voert voorts aan dat de curator in de openbare verslagen slechts melding maakt van ‘nader onderzoek’ naar bestuurders¬aansprakelijkheid. Zij wil meer informatie van de curator.
2.2. De curator bepleit afwijzing van het verzoek en stelt hiertoe het volgende. Volgens haar is benoeming van een commissie van schuldeisers niet aan de orde. Q-Park beschikt niet over bepaalde specifieke kennis waarvan de curator gebruik zou kunnen maken en het faillissement is overzichtelijk waardoor het adviseren van de curator niet aan de orde is. Ook is de boedel naar zijn aard en grootte niet omvangrijk. Inmiddels zijn de werkzaamheden in het faillissement grotendeels afgewikkeld. Het onderzoek naar bestuurders¬aansprakelijk¬heid is afgerond en de curator heeft geen gronden voor een dergelijke aansprakelijk¬heid gevon¬den. Bij het instellen van een voorlopige commissie van schuldeisers heeft Q-Park boven¬dien een potentieel tegenstrijdig belang. De curator heeft een schikking getroffen met de bestuurders. Voor een deel is deze schikking reeds nagekomen, voor een deel moeten er nog betalingen plaatsvinden onder een betalings¬regeling. Eventuele vorderingen van Q-Park in de richting van de bestuurders brengen het risico met zich dat deze betalingsregeling wordt verstoord.
2.3. De rechter-commissaris heeft in voornoemd advies gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3. De beoordeling
3.1. De benoeming van een commissie van schuldeisers als bedoeld in artikel 74 Faillissementswet is mogelijk indien de belangrijkheid of de aard van de boedel hiertoe aanleiding geeft. Aan deze voorwaarden is niet voldaan. Het gaat hier om een overzichtelijk faillissement van een sportschool met één concurrente crediteur - Q-Park - en zeer beperkte boedelschulden. Er zijn geen onderwerpen waarover de curator mogelijk geadviseerd zou moeten worden. De rechtbank ziet voor de boedel geen meerwaarde in een advisering aan de curator door Q-Park over een mogelijke bestuurdersaansprakelijkheid. De curator heeft ter zitting ver¬klaard dat zij naar de aansprakelijkheid van de bestuurders ¬onderzoek heeft gedaan en dat zij hiervoor onvol¬doende grond ziet. Zij heeft voorts verklaard dat zij hierover tot dusver in de openbare verslagen geen mededeling heeft willen doen omdat zij tot voor kort met de bestuurders in onderhandeling was over een vergoeding in verband met een paulianeuze transactie. Zij wilde aldus ‘de druk op de ketel houden’. Er zijn geen gronden eraan te twijfelen dat de curator over voldoende kennis en ervaring beschikt over een eventuele bestuurders¬aansprakelijkheid een zelfstandig oordeel te vormen; Q-Park stelt dit ook niet. Onder deze omstandigheden is voor de benoeming van een commissie van schuldeisers geen grond.
3.2. Ten overvloede wordt nog als volgt overwogen. Gelet op hetgeen ter mondelinge behandeling is besproken, moet geoordeeld worden dat Q-Park als lid van de commissie van schuldeisers zelf onderzoek wil plegen in de administratie van FLBV om te achter¬halen of zij aldus informatie kan verkrijgen ter onderbouwing van haar vermoeden dat de bestuur¬ders onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door middel van selectieve betalin¬gen. Hiervoor is het middel van een commissie van schuldeisers echter niet bedoeld. De commissie is bedoeld om het belang van de gezamenlijke schuldeisers te dienen. Het is geen middel voor een individuele schuldeiser om louter in haar eigen belang materiaal jegens derden in bezit te krijgen. Dat Q-Park de enige concurrente schuldeiser en een belangrijke boedel¬schuld¬eiser is, maakt dit niet anders. Er zijn immers ook andere boedelschulden, waaronder in ieder geval het salaris van de curator. De curator voert in dit verband bovendien terecht aan dat Q-Park in deze potentieel een tegenstrijdig belang heeft met de boedel: eventuele acties van Q-Park brengen het risico met zich dat de getroffen betalings¬regeling tussen de boedel en de bestuurders - bij voorbeeld als gevolg van te leggen beslagen - niet wordt nagekomen.
3.3. Q-Park heeft zich in haar verzoek¬schrift er (mede) over beklaagd dat het faillissement feitelijk door een kantoorgenoot van de curator wordt behandeld en dat zij geen contact met de curator kan krijgen. Voor zover bedoeld is dit mede ten grondslag te leggen aan het verzoek tot benoeming van een commissie van schuldeisers, is dit daartoe onvoldoende grond.
3.4. Gelet op het bovenstaande wordt het verzoek van Q-Park afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank,
- wijst af het verzoek tot het benoemen van een voorlopige commissie van schuldeisers.
Deze beschikking is gegeven door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken.
2130/1876