ECLI:NL:RBROT:2012:BW6299
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schadevordering weduwe na doodslag en shockschade
In deze zaak vorderde de weduwe van [Y], die op 28 oktober 2004 door [gedaagde] was doodgeschoten, schadevergoeding voor immateriële schade en begrafeniskosten. De weduwe, die ook optrad als wettelijk vertegenwoordiger van haar dochter, eiste een schadevergoeding van € 25.000 voor shockschade, € 4.700,12 voor begrafeniskosten, en wettelijke rente over deze bedragen. De rechtbank had eerder al beslist dat de vordering tot het gevorderde bedrag voor begrafeniskosten toewijsbaar was, maar de rente zou pas verschuldigd zijn vanaf het moment dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
De rechtbank oordeelde dat de weduwe voldoende bewijs had geleverd van de affectieve relatie met [Y] ten tijde van zijn overlijden, ondanks dat er aanwijzingen waren dat zij van tafel en bed gescheiden waren. De rechtbank hechtte veel waarde aan de verklaringen van de getuigen die de hechte band tussen de weduwe en [Y] bevestigden. De rechtbank concludeerde dat de confrontatie van de weduwe met het ontzielde lichaam van haar man haar hevig had geschokt, wat leidde tot het toekennen van shockschade.
De rechtbank begrootte de schadevergoeding voor immateriële schade op € 15.000, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de terughoudendheid die in Nederland gebruikelijk is bij het toekennen van dergelijke vergoedingen. De rechtbank veroordeelde [gedaagde] tot betaling van in totaal € 19.700,12, inclusief wettelijke rente, en veroordeelde hem in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 8 februari 2012 door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten.