ECLI:NL:RBROT:2012:BW5812

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-662 F
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot in verzekerde bewaringstelling van een middellijk bestuurder in faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2012 uitspraak gedaan in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoeker]. De rechtbank heeft kennisgenomen van de voordracht van 24 februari 2012 van mr. R. Kruisdijk, rechter-commissaris, die verzocht om een bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [bestuurder], een (voormalig, middellijk) bestuurder van [verzoeker]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [bestuurder] de afwikkeling van het faillissement frustreert, omdat de curator, mr. [X], geen contact kan krijgen met hem. De curator heeft echter op 16 april 2012 verklaard dat er geen reden meer was voor de in verzekerde bewaringstelling van [bestuurder].

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2012 is mr. Verkerk namens de curator verschenen, terwijl [bestuurder] werd bijgestaan door zijn advocaat mr. W.J. Van der Kroon. De rechtbank heeft de voordracht beoordeeld en geconcludeerd dat de bestuurder van een failliete vennootschap in verzekerde bewaring kan worden gesteld indien hij niet voldoet aan de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 106 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank heeft vastgesteld dat onder 'bestuurder' ook de middellijk bestuurder valt, mits dit bestuurderschap bestond op de faillissementsdatum.

De rechtbank heeft onderzocht of [bestuurder] als middellijk bestuurder van [verzoeker] kan worden aangemerkt. Uit het dossier blijkt dat [bestuurder] in het handelsregister was ingeschreven als bestuurder van Stichting Administratiekantoor Enterprises, die op haar beurt bestuurder was van [verzoeker]. Echter, er zijn geen aanwijzingen dat [bestuurder] na zijn uitschrijving op 18 mei 2010 nog feitelijk als bestuurder heeft gefunctioneerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat [bestuurder] geen bestuurder in de zin van artikel 106 Fw is en heeft de voordracht tot in verzekerde bewaringstelling afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Insolventienummer: 11/662 F
Beschikking van 3 mei 2012
In het faillissement van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoeker],
kantoorhoudende aan [adres]
statutair gevestigd te [A],
curator: mr. [X], kantoorhoudende te Rotterdam,
heeft de rechtbank kennis genomen van de voordracht d.d. 24 februari 2012 van
mr. R. Kruisdijk, rechter-commissaris, strekkende tot het geven van een bevel tot in verzekerde bewaringstelling van de navolgende (voormalig) bestuurder van [verzoeker]:
[bestuurder],
geboren te [plaats, datum],
volgens het GBA wonende aan [adres].
De failliete vennootschap wordt hierna aangeduid als [verzoeker], mr. [X] als de curator, mr. Kruisdijk als de rechter-commissaris en [bestuurder] als [bestuurder].
1. Verloop van het geding
1.1. De rechtbank heeft de voordracht van 24 februari 2012 van de rechter-commissaris ontvangen, strekkende tot het geven van een bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [bestuurder], met een geldigheid van één jaar.
1.2. De mondelinge behandeling van de voordracht heeft plaatsgevonden op 4 april 2012, waarbij mr. Verkerk namens de curator is verschenen. [bestuurder] is verschenen met zijn advocaat mr. W.J. Van der Kroon.
1.3. De behandeling van de voordracht heeft gelijktijdig plaatsgevonden met die van de voordrachten die de rechter-commissaris in hetzelfde faillissement heeft gedaan tot in verzekerde bewaringstelling van [partij B] en [partij C] (hierna: [C]).
1.4. De mondelinge behandeling is pro forma aangehouden. De curator heeft bij brief d.d. 16 april 2012 verklaard dat er geen reden meer was tot het gelasten van een in verzekerde bewaringstelling van [bestuurder].
1.5. Vervolgens is de datum van uitspraak nader bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1. In de hiervoor onder 1.1. genoemde voordracht heeft de rechter-commissaris - kort gezegd - aangevoerd dat [bestuurder] als (voormalig, middellijk) bestuurder van [verzoeker] de afwikkeling van het faillissement frustreert doordat het voor de curator niet mogelijk is gebleken om in contact te komen met [bestuurder]. De curator heeft de rechtbank bij brief d.d. 16 april 2012 verklaard dat er geen reden meer was tot het gelasten van een in verzekerde bewaringstelling van [bestuurder].
2.2. De rechtbank oordeelt thans als volgt. De bestuurder van een failliete vennootschap kan in verzekerde bewaring worden gesteld indien de bestuurder niet voldoet aan zijn in artikel 106 van de Faillissementswet (hierna: Fw) bedoelde verplichtingen. Naar het oordeel van de rechtbank dient onder het begrip 'bestuurder' in de zin van voornoemd artikel mede te worden begrepen de bestuurder van een rechtspersoon die op zijn beurt de bestuurder is van de failliete vennootschap (de middellijk bestuurder). Daarbij is vereist dat dit bestuurderschap bestond op de faillissementsdatum (met de hierna te maken kanttekening).
2.3. Uit het dossier en uit hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken, blijkt (i) dat [bestuurder] in het handelsregister was ingeschreven als bestuurder van Stichting Administratiekantoor Enterprises in de periode van 19 februari 2010 tot 18 mei 2010, (ii) dat voornoemde stichting in het handelsregister was ingeschreven als bestuurder van [verzoeker] in de periode van 19 februari 2010 tot 30 juni 2011 en (iii) dat [verzoeker] op 11 oktober 2011 failliet is verklaard. In de verhouding tussen de vennootschap, de bestuurder en de curator zijn in- en uitschrijvingen in het handelsregister niet doorslaggevend. Er zijn echter geen aanwijzingen dat [bestuurder] na zijn uitschrijving op 18 mei 2010 nog (middellijk) bestuurder van [verzoeker] is geweest.
2.4. Anders dan in de zaak van [C] doet zich - voor zover gesteld of gebleken - in de zaak van [bestuurder] niet de situatie voor dat hij na zijn uitschrijving als bestuurder nog feitelijk beleidsbepaler is geweest of dat hij kort voor het faillissement ontslag zou hebben genomen zonder dat er een opvolgend bestuurder was (vergelijk de beschikking van deze rechtbank d.d. 10 april 2012 aangaande de voordracht van [C] , LJN BW1448).
2.5. Gelet op het voorgaande moet geoordeeld worden dat [bestuurder] geen bestuurder van [verzoeker] in de zin van artikel 106 Fw is. De voordracht dient daarom te worden afgewezen.
3. De beslissing
De rechtbank,
wijst de voordracht tot het geven van een bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [bestuurder] van de rechter-commissaris d.d. 24 februari 2012 af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N. Doorduijn.
Uitgesproken in het openbaar
2130/1876