vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 366831 / HA ZA 10-3387
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REGMA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Lelystad,
eiseres,
advocaat mr. L.J. Böhmer te Utrecht,
de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.S. Janssen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Regma en HDI genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 november 2010, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek, met productie;
- de akte aan de zijde van Regma.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast.
Tepede Globe B.V. (hierna: Tepede) heeft middels tussenkomst van ABN AMRO een verzekeringsovereenkomst - te weten een combinatieverzekering bestaande uit een uitgebreide gevarenverzekering en een bedrijfsschadeverzekering - gesloten met de verzekeraars zoals deze vermeld zijn op het polisblad, waaronder HDI. HDI treedt op als leidend verzekeraar. De polis is geprolongeerd op 26 september 2008. Op 2 september 2008 is daartoe een nieuw polisblad afgegeven (polisnummer 58538294). Het eigen risico bedraagt € 5.000,= per gebeurtenis.
Op de onder 2.1. bedoelde verzekeringsovereenkomst zijn de Nederlandse Beursvoorwaarden Uitgebreide Gevarenverzekering (hierna: NBUG 2006) en de Nederlandse Beursvoorwaarden Bedrijfsschadeverzekering - Uitgebreide Gevaren (hierna: NBBU 2006) van toepassing.
De NBUG 2006 luiden - voor zover relevant - als volgt:
"Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
(...)
1.1 Bedrijfsuitrusting/inventaris
Alle roerende zaken, met uitzondering van goederen en van particuliere huishoudelijke inboedel. (...)
(...)
1.5 Gevaarsobjecten
De gebouwen, bedrijfsuitrusting/inventaris en/of goederen in de gebouwen op het (de) in het polisblad omschreven adres(sen).
1.6 Goederen
Grond- en hulpstoffen, halffabrikaten, eindproducten, goederen in bewerking en emballage.
(...)
1.8 Herinvestering
Het aanwenden van de schadevergoeding voor herstel, (her)bouw en/of aanschaf van zaken als bedoeld in artikel 1.1 (...) ter voortzetting van het bedrijf, beroep, andere activiteiten of functie vallende binnen de op het polisblad weergegeven omschrijving.
(...)
1.20 Zakelijk belang
Het belang van verzekerde bij het behoud van de gevaarsobjecten uit hoofde van eigendom of een ander zakelijk recht of het dragen van het risico voor het behoud daarvan.
Artikel 2 OMVANG VAN DE DEKKING
2.1 Dekking
Verzekerd wordt het zakelijk belang tegen schade indien en voor zover de schade het gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit voor verzekerde schade was ontstaan dan wel nog zou ontstaan.
Onder schade wordt verstaan:
schade aan of verlies van de op het polisblad genoemde verzekerde gevaarsobjecten die is veroorzaakt door de in dit artikel genoemde gevaren/gebeurtenissen, ongeacht of deze gevaren/gebeurtenissen zijn veroorzaakt door de aard of een gebrek van de verzekerde gevaarsobjecten.
Schade aan of verlies van de verzekerde gevaarsobjecten ongeacht door welke oorzaak -(...)- is gedekt als die oorzaak het directe gevolg is van een verzekerd gevaar/gebeurtenis, onverschillig waar dit heeft plaatsgevonden.
(...)
2.2.10 Inbraak
Inbraak, diefstal of poging daartoe, waarbij de dader het gebouw, waarin zich de verzekerde gevaarsobjecten bevinden, is binnengedrongen of getracht heeft binnen te dringen, door middel van braak van buitenaf aan bedoeld gebouw of een daarmee binnenshuis gemeenschap hebbend gebouw.
Als in het gebouw meerdere bedrijven, instellingen e.d. zijn gevestigd dan is aan het hierboven gestelde voldaan indien de dader het bij verzekerde in gebruik zijnde perceelsgedeelte door middel van braak is binnengedrongen of getracht heeft binnen te dringen.
2.2.11 Vandalisme
Nadat de dader het gebouw wederrechtelijk binnengedrongen is.
Deze dekking geldt niet voor gebouwen of gedeelten daarvan die buiten gebruik zijn gesteld.
(...)
Artikel 6 VOORTAXATIE
6.1 Indien uit het polisblad blijkt dat de verzekerde gevaarsobjecten zijn gewaardeerd door (een) deskundige(n), dan is deze voortaxatie gedurende 3 jaren geldig, te rekenen vanaf dagtekening van het taxatierapport. Het taxatierapport wordt geacht deel uit te maken van de overeenkomst. Indien verzekeraars bewijzen dat sprake is van bedrog, verliest de deskundigentaxatie haar geldigheid.
(...)
6.5 De voortaxatie door deskundigen en/of door partijen verliest haar geldigheid in de volgende situaties:
- overgang van het zakelijk belang en de nieuwe verzekerde gaat de getaxeerde zaak voor andere doeleinden gebruiken, of (...)
- er wordt niet overgegaan tot herinvestering na schade.
(...)
Artikel 8 SCHADE EN OMVANG VAN DE VERGOEDING
8.1 De verplichting van verzekeraars tot schade-uitkering bestaat uit:
8.1.1 naar keuze van verzekeraars, het verschil tussen de waarde van de verzekerde gevaarsobjecten onmiddellijk voor en onmiddellijk na de gebeurtenis of de herstelkosten onmiddellijk na de gebeurtenis van die zaken, die naar het oordeel van de experts voor herstel vatbaar zijn, alsmede - bij verzekering op basis van nieuwwaarde - door de gebeurtenis veroorzaakte en door het herstel niet opgeheven waardevermindering;
(...)
8.2 Bij de bepaling van de waarde van de verzekerde gevaarsobjecten onmiddellijk voor de gebeurtenis wordt uitgegaan van de waardegrondslag zoals hieronder genoemd, terwijl bij de vaststelling van de waarde onmiddellijk na de gebeurtenis met deze waardegrondslag rekening zal worden gehouden.
8.2.1 In geval van verzekering op basis van een geldige voortaxatie: het bedrag van de voortaxatie.
8.2.2 Indien er geen geldige voortaxatie is, ingeval van verzekering van:
(...)
8.2.2.2 bedrijfsuitrusting/inventaris: de nieuwwaarde.
De vervangingswaarde wordt aangehouden:
- indien verzekerde reeds voor de schade het voornemen had het bedrijf te beëindigen;
- indien niet tot voortzetting van het bedrijf en herinvestering wordt overgegaan;
- indien van voortzetting van het bedrijf en/of herinvestering niet binnen 12 maanden na de schadedatum aan verzekeraars schriftelijk mededeling wordt gedaan; (...)
(...)
Artikel 13 OVERGANG ZAKELIJK BELANG
13.1 Ten aanzien van de verzekerde gevaarsobjecten geldt dat de verzekering het zakelijk belang volgt indien en voor zover het op een ander overgaat. (...)
(...)
13.1.2 Na overgang van het zakelijk belang anders dan door overlijden vervalt de overeenkomst door verloop van 30 dagen, tenzij de nieuwe verzekerde binnen die termijn aan verzekeraars heeft verklaard dat hij de verzekering overneemt. In dat geval mogen verzekeraars binnen 30 dagen na ontvangst van deze verklaring de overeenkomst met een termijn van ten minste van 8 dagen opzeggen.
13.2 Het in dit artikel bepaalde kan niet leiden tot verlenging van de overeenkomst of tot beperking van het recht op opzegging uit andere hoofde."
De NBBU 2006 luiden - voor zover relevant - als volgt:
"ARTIKEL 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
(...)
1.6 Gevaarsobjecten:
De gebouwen, bedrijfsuitrusting/inventaris en/of goederen in de gebouwen op het (de) in het polisblad omschreven adres(sen).
(...)
1.14 Zakelijk belang:
Het belang van verzekerde bij het behoud van de gevaarsobjecten uit hoofde van eigendom of een ander zakelijk recht of het dragen van het risico voor het behoud daarvan.
ARTIKEL 2. OMVANG VAN DE DEKING
2.1 Dekking:
Verzekerd wordt het zakelijk belang tegen bedrijfsschade indien en voor zover de schade het gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit voor verzekerde schade was ontstaan dan wel nog zou ontstaan. (...)
(...)
ARTIKEL 7. SCHADEMELDING EN -VASTSTELLING
(...)
7.2 Benoeming experts
7.2.1 Als uitsluitend bewijs van de grootte van de schade geldt een taxatie die is gemaakt door een gezamenlijk te benoemen expert of door twee experts, waarvan verzekerde en verzekeraars er ieder één benoemen; (...)
(...)
ARTIKEL 11. OVERGANG ZAKELIJK BELANG
(...)
11.2 Na overgang van het zakelijke belang anders dan door overlijden vervalt de overeenkomst door verloop van 30 dagen, tenzij de nieuwe verzekerde binnen die termijn aan verzekeraars heeft verklaard dat hij de verzekering overneemt. In dat geval mogen verzekeraars binnen 30 dagen na ontvangst van deze verklaring de overeenkomst met een termijn van ten minste 8 dagen opzeggen.
11.3 Het in dit artikel bepaalde kan niet leiden tot verlenging van de overeenkomst of tot beperking van het recht op opzegging uit andere hoofde."
Op 11 november 2008 is Tepede in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. [X] als curator. Tepede was voor haar faillissement (kort gezegd) leverancier van materialen en machines voor de grafische industrie en reprografie.
Blijkens een koopovereenkomst van 6 januari 2009 (hierna: de koopovereenkomst) heeft de curator onder meer een deel van de activa van Tepede, waaronder vijf machines - te weten de Holtzmann, Spag I, II en III en Robart snijwikkelmachine (hierna: de
machines) -, verkocht aan Regma. Uit de koopovereenkomst, artikel 6, blijkt dat Regma vanaf 27 november 2008 te 00.00 uur het juridisch, financieel en enig ander risico met betrekking tot de activa (en duurovereenkomsten) draagt. De koopovereenkomst bepaalt - voor zover relevant - voorts het volgende:
3.1 Levering van de activa zal zoveel als mogelijk plaatsvinden op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst.
3.2 Voor zover de in artikel 1.1 opgenomen activa niet overgaan op koper door middel van deze overeenkomst zal levering plaatsvinden op andere wijze en zo spoedig mogelijk door middel van contractsoverneming, in de plaatsstelling en/of cessie. De kosten verbonden aan de overdrachtsformaliteiten zijn voor rekening van koper.
3.3 Verkoper zal op verzoek van koper alle documenten ondertekenen en/of overhandigen die nodig zijn ter bevordering van de uitvoering van de overeenkomst en de levering en verkoper zal voorts verrichten al hetgeen overigens in verband daarmee redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.
Artikel 4: Duurovereenkomsten
4.1 Verkoper zal met inachtneming van de desbetreffende bepaling in de Faillissementswet in en na overleg met Koper de lopende duurovereenkomsten beëindigen tenzij Koper deze overneemt en de boedel vrijwaart ten aanzien van de financiële verplichtingen van de boedel uit hoofde van deze overeenkomsten.
4.2 Koper vrijwaart verkoper van alle betalingsverplichtingen vanaf 27 november 2008 om 00.00 uur uit welken hoofde dan ook die verband houden met lopende duurovereenkomsten."
De machines zijn blijkens een rapport van Troostwijk Taxaties B.V. van 12 juni 2006 getaxeerd op:
- Holtzmann € 130.000,=
- Spag I € 190.000,=
- Spag II en III € 440.000,=
- Robart € 15.000,=
Met ingang van 27 november 2008 heeft Tepede Nederland B.V. (hierna: Tepede NL) bij Aegon een 'uitgebreide verzekering voor inhoud van bedrijven en instellingen' onder polisnummer 702612260. Daartoe is op 7 april 2009 een polisblad afgegeven.
Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel houdt Tepede NL zich sinds 29 oktober 1979 bezig met de groothandel in machines voor de grafische industrie en reprografie. Enig aandeelhouder van Tepede NL is Regma. De heer [Y] (hierna: [Y]) is directeur/bestuurder van Tepede NL en Regma. Tot
8 januari 2009 handelde Tepede NL (ook) onder de naam 'Repro Haganum B.V.' (hierna: Repro Haganum).
Op 1 december 2008 is (vandalisme)schade geconstateerd aan de machines. Vier machines, te weten de Holtzmann, Spag I, II en III, zijn niet hersteld. De Robart snijwikkelmachine is gerepareerd. Op 7 januari 2009 heeft [Y] tegenover I-Tek B.V., een door of namens Aegon ingeschakeld expertisebureau, een verklaring afgelegd, die
- voor zover van belang - inhoudt:
"Ik ben de eigenaar van het bedrijf Regma B.V. en zodoende ook gemachtigd tot het afleggen van deze verklaring. Regma B.V. is ook de rechtspersoon die eigenaar werd van het bedrijf TEPEDE B.V. Met de overname van TEPEDE heb ik de bedrijfsapparatuur, het klantenbestand en de bedrijfsvoorraad overgenomen. Het betrof een nieuwe onderneming. Het bedrijf is toen gestart onder de naam TEPEDE Nederland B.V. (...)
Het bedrijf en de bedrijfsgoederen zijn verzekerd bij of Aegon Schadeverzekering of ABN AMRO. Bij de overname van TEPEDE hebben wij de verzekeringsovereenkomst bij ABN AMRO niet overgenomen. Deze verzekeringsovereenkomst is nog in handen van de curator (...).
Op 27 november 2008 hebben wij de overname direct gemeld bij onze assurantietussenpersoon die het bedrijf en de bedrijfsgoederen in voorlopige dekking heeft genomen."
Bij brief van 5 februari 2009 heeft Aegon de tussenpersoon van Regma/Tepede NL - te weten [Z] (hierna: [Z]) - bericht dat de schade niet is gedekt onder de onder 2.6. bedoelde verzekering. Aegon schrijft verder, voor zover van belang:
"Deze polis geeft dekking tegen een aantal met name genoemde evenementen. Een van die evenementen is diefstal en/of vandalisme. Diefstal en/of vandalisme is echter alleen gedekt indien de dader het gebouw, op een wettelijk ongeoorloofde wijze en door middel van braak is binnengekomen. (...)
Uit zowel het expertiserapport, het onderzoeksrapport en het proces-verbaal van aangifte blijkt dat de dader het gebouw is binnengekomen zonder aanwijsbare sporen van braak aan de afsluitingen van het gebouw."
Op 26 maart 2009 is de onder 2.1. bedoelde verzekeringsovereenkomst door de curator opgezegd per
1 januari 2009. De polis is geroyeerd per 1 januari 2009 en de premie over de periode 1 januari 2009 tot 26 september 2009 is aan de curator gerestitueerd.
Bij brief van 29 april 2009 heeft [Z] namens Tepede NL bij ABN AMRO aanspraak gemaakt op dekking onder de onder 2.1. bedoelde polis. Bij brief van 17 december 2009 heeft ABN AMRO [Z] vervolgens bericht dat de aanspraak op dekking onder de onder 2.1. bedoelde polis is afgewezen.
Het geschil
Regma vordert - samengevat en zakelijk weergegeven - veroordeling van HDI tot betaling van € 310.006,14, vermeerderd met rente en kosten.
Regma legt daaraan - in essentie - het volgende ten grondslag. Regma geldt ten opzichte van verzekeraars/HDI als opvolger van verzekerde Tepede. Ingevolge artikel 7:948 Burgerlijk Wetboek (BW) is de schade aan de machines dan ook na overgang van het risico gedekt onder de onder 2.1. bedoelde verzekeringsovereenkomst. Bij de vaststelling van de schade dient te worden uitgegaan van de waardebepaling van de machines conform de onder 2.5. bedoelde voortaxatie. Daarnaast dient HDI te vergoeden het zakelijk belang (de bedrijfsschade) van Regma. De geleden schade bedraagt in totaal
€ 1.377.807,68. Gelet op het percentage dat HDI van het gedekte risico draagt (22,5%), dient zij dan ook een bedrag van
€ 310.006,14 aan Regma te vergoeden, aldus Regma.
HDI voert verweer, dat strekt tot afwijzing van de vordering en veroordeling van Regma in de kosten van het geding.
HDI stelt zich primair op het standpunt dat geen sprake is van overgang van belang in de zin van artikel 7:948 BW. Subsidiair stelt HDI zich op het standpunt dat Regma jegens HDI geen vorderingsrecht toekomt op grond van artikel 7:948 BW. Meer subsidiair stelt HDI zich op het standpunt dat de onder 2.5. bedoelde voortaxatie zijn geldigheid heeft verloren, dat voor het vaststellen van de schade uitgegaan dient te worden van de vervangingswaarde (vide artikel 8.2.2. NBUG 2006; zie onder 2.2.1.) en dat het bedrijfsschadebelang niet mee is overgegaan, althans dat de bedrijfsschade dient te worden vastgesteld met inachtneming van de toepasselijke bepalingen uit de NBBU 2006 (in het bijzonder artikel 8 NBBU 2006; zie onder 2.2.2.).
Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
De vordering van Regma komt in wezen neer op een vordering tot nakoming van de onder 2.1. bedoelde verzekeringsovereenkomst. Ter onderbouwing van haar vordering stelt Regma zich op het standpunt dat uit artikel 7:948 BW voortvloeit dat bij de risico-overgang van de machines de daarbij behorende onder 2.1. bedoelde verzekeringsovereenkomst (mee) is overgegaan van Tepede op Regma, aldus Regma (inleidende dagvaarding paragraaf 21).
HDI voert primair als verweer aan dat geen sprake is van overgang van belang in de zin van artikel 7:948 BW. Zij stelt daartoe (conclusie van antwoord paragraaf 4.1 - 4.10) dat uit de koopovereenkomst, bezien in combinatie met de verklaring van [Y] van 7 januari 2009 (deels weergegeven onder 2.8.), blijkt dat Regma de onder 2.1. bedoelde verzekeringsovereenkomst niet van de curator heeft overgenomen en dat dit ook niet door partijen is beoogd. Dit blijkt ook uit het feit dat Regma op 27 november 2008 ten behoeve van (onder meer) de machines een verzekeringsovereenkomst heeft gesloten met Aegon (zie onder 2.6.).
Bij conclusie van repliek (paragraaf 14 - 21) stelt Regma in reactie op het verweer van HDI het volgende. Ingevolge artikel 7:948 BW gaan de rechten en verplichtingen uit de verzekering die het belang van de vervreemder (in dit geval Tepede/de curator) bij het behoud van de zaak dekt, van rechtswege over op de verkrijger (in dit geval Regma). Partijen hoeven daarover dan ook niets te bepalen. Betwist wordt dat uit de koopovereenkomst voortvloeit dat de onder 2.1. bedoelde verzekering bij de curator blijft. Regma heeft nimmer jegens de curator verklaard dat zij ten behoeve van de machines geen overgang van de onder 2.1. bedoelde verzekering wenste. Daarbij komt dat de curator bij het verblijven van de onder 2.1. bedoelde verzekering geen belang heeft, terwijl Regma juist alle belang heeft bij overgang daarvan. Regma heeft ook nimmer aan ABN AMRO en/of HDI een verklaring als bedoeld in de laatste zin van lid 1 van artikel 7:948 BW afgelegd. De verklaring van [Y] van 7 januari 2009 kan niet als zodanig worden aangemerkt. Uit die verklaring blijkt niet meer dan dat [Y] heeft onderzocht hoe hij de machines wilde verzekeren, bij (huisverzekeraar) Aegon of elders. Tijdens die onderzoeksperiode is de schade ontstaan en waren de machines van rechtswege verzekerd bij HDI, aldus Regma.
Bij conclusie van dupliek (paragraaf 2.2 - 2.9) stelt HDI in reactie op de stellingen van Regma bij repliek het volgende. De onder 2.1. bedoelde verzekeringsovereenkomst is een duurovereenkomst als bedoeld in artikel 4 van de koopovereenkomst. Uit het feit dat de curator de onder 2.1. bedoelde verzekeringsovereenkomst heeft beëindigd (zie onder 2.10.), volgt dat de onder 2.1 bedoelde verzekering bij de curator is gebleven en niet door Regma is overgenomen. Dit wordt voorts bevestigd door het feit dat een verklaring als bedoeld in artikel 7:948 lid 2 BW achterwege is gebleven. Indien sprake is van overgang van belang, zou de onder 2.1. bedoelde verzekering op 27 december 2008 zijn vervallen. In dit geval geldt echter dat de onder 2.1. bedoelde verzekeringsovereenkomst niet is vervallen. Immers, deze liep nog op 26 maart 2009, het moment dat de curator de verzekeringsovereenkomst opzegde. De curator is ook al die tijd premie blijven betalen. Op dekking onder de onder 2.1. bedoelde polis wordt bovendien eerst aanspraak gemaakt nadat Aegon dekking had geweigerd. Dit alles wijst er op dat de onder 2.1. bedoelde verzekering niet op Regma is overgegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat bij overgang van het verzekerd belang bij (bepaalde) schadeverzekeringen ook de verzekering (mee) overgaat. Bij overdracht krachtens bijzondere titel (in dit geval koop) volgt dit uit artikel 7:948 lid 1 BW, dat ook expliciteert dat geen overgang plaatsvindt indien zulks voortvloeit uit de rechtshandeling waarbij het goed wordt overgedragen (in dit geval de koopovereenkomst) of uit een verklaring van de nieuwe belanghebbende aan de verzekeraar. Ten aanzien van die verklaring vermeldt de parlementaire geschiedenis dat deze zowel voor als na de verkrijging van de zaak kan worden afgelegd. In dat laatste geval vervalt het recht met terugwerkende kracht.
Ingevolge lid 2 van artikel 7:948 BW vervalt de overeenkomst een maand nadat zij op de nieuwe verzekerde is overgegaan, tenzij deze binnen die termijn aan de verzekeraar verklaart de overeenkomst voort te zetten. In dat geval kan de verzekeraar binnen twee maanden nadat de verklaring is afgelegd de overeenkomst met inachtneming van een termijn van een maand opzeggen. De automatische overgang van de verzekering wordt daarmee in de tijd beperkt, tenzij de nieuwe belanghebbende actie onderneemt. Dit alles is van regelend recht, zodat de verzekeringsvoorwaarden anders kunnen bepalen.
Artikel 7:948 lid 2 BW houdt dus rekening met (i) het belang van de verkrijger van de zaak om (desgewenst) verzekerd te blijven op basis van de bestaande verzekering; daarvoor is echter actie van zijn kant nodig en de verzekeraar kan hem weigeren. Het tweede lid dient voorts (ii) het belang van de verkrijger van de zaak om, althans tijdelijk, dekking te hebben zodat hij in staat is te bepalen of en hoe hij de zaak wenst te verzekeren. Artikel 7:948 lid 2 BW houdt echter ook rekening met (a) het belang van de verzekeraar dat hij wordt gevrijwaard van opportunisme van de nieuwe verkrijger die voortzetting van de verzekering (en premiebetaling) laat afhangen van de vraag of zich schade voordoet. Het tweede lid beschermt de verzekeraar ook in (b) het belang om niet met een nieuwe verzekerde te worden geconfronteerd die hij anders niet (of niet op dezelfde voorwaarden) zou hebben willen accepteren.
Vast staat dat het risico omtrent de machines vanaf 27 november 2008 te 00.00 uur van de curator is overgegaan op Regma. Vast staat ook dat de machines binnen een maand na overgang van het risico, te weten in het weekend van 28 november tot 1 december 2008, zijn beschadigd. Hieruit vloeit voort dat ingevolge artikel 7:948 lid 1 en 2 BW de schade aan de machines in beginsel is gedekt door de onder 2.1. bedoelde verzekering. Dit zou evenwel anders kunnen zijn indien uit de koopovereenkomst of een verklaring door of namens Regma aan HDI voortvloeit dat geen overgang plaatsvindt. Daarvan is echter geen sprake.
Gesteld noch gebleken is dat de curator en Regma bij de totstandkoming van de koopovereenkomst uitdrukkelijk hebben verklaard dat zij geen overgang wensen. Evenmin vloeit - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - uit de koopovereenkomst voort dat de onder 2.1. bedoelde verzekering bij de curator blijft. Dat in de koopovereenkomst een regeling is opgenomen met betrekking tot de beëindiging van lopende duurovereenkomsten impliceert niet (zonder meer) dat partijen de overgang van het verzekerde belang niet wensten.
Vast staat dat door of namens Regma aan ABN AMRO en/of HDI geen verklaring als bedoeld in de laatste zin van artikel 7:948 lid 1 BW is gedaan. De verklaring van [Y] van 7 januari 2009 (deels weergegeven onder 2.8.) kan niet als zodanig worden aangemerkt. Immers, de verklaring van [Y] is niet gericht aan of bedoeld voor ABN AMRO en/of HDI. Daarbij komt dat een verklaring als bedoeld in de laatste zin van artikel 7:948 lid 1 BW neerkomt op afstand van recht. Immers, de dekking vervalt zonder dat de verkrijger van de zaak daar enig voordeel van heeft (in de vorm van bijvoorbeeld restitutie van premie over die maand). Dat een verkrijger van een zaak in een geval als het onderhavige afstand van recht wenst te doen, dient niet lichtvaardig te worden aangenomen. Dit blijkt overigens expliciet uit de parlementaire geschiedenis van artikel 7:948 BW, waarin verwezen wordt naar de regeling van kwalitatieve rechten (artikel 6:251 BW). In de parlementaire geschiedenis van artikel 6:251 BW is beschreven dat het gaat om een "bevoegdheid de overgang van het recht af te wijzen" en dat "(ook) een recht (zonder verplichtingen) hem niet [behoort] te kunnen worden opgedrongen".
De omstandigheid dat Regma de polis van Tepede niet heeft overgenomen/voortgezet en de verzekering van de machines inmiddels elders, bij Aegon, had ondergebracht, doet geen afbreuk aan de voorgaande overwegingen. Uit die omstandigheid kan niet worden afgeleid dat is beoogd afstand te doen van verzekering uit hoofde van de polis van Tepede. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen.
Het gaat er bij de toepassing van artikel 7:948 BW niet om of een verzekering in de zin van een (gehele) verzekeringsovereenkomst of polis overgaat, maar of een verzekering in de zin van het gedekt zijn van een risico - met bijbehorende rechten en plichten - betreffende een overgedragen zaak overgaat op de verkrijger. Dat artikel 7:948 BW ingeval slechts een deel van de verzekerde zaken overgaat, toepassing vindt voor het desbetreffende deel van de verzekeringsovereenkomst, is niet in discussie en blijkt overigens expliciet uit de parlementaire geschiedenis van deze bepaling. In dit licht bezien, levert het afsluiten van een polis bij Aegon geen indicatie op dat is beoogd afstand te doen van verzekering (krachtens artikel 7:948 BW) uit hoofde van de polis van Tepede. Of uit deze omstandigheid kan worden afgeleid dat niet is beoogd de polis van Tepede over te nemen/voort te zetten, is in dit kader niet van belang en kan dan ook in het midden blijven. Het voorgaande leidt niet tot een onlogische of onwenselijke situatie. Er kunnen immers verschillen in de dekking bestaan, zoals in dit geval waarin dekking onder de polis bij Aegon is geweigerd. Verder geldt bij samenloop van verzekeringen de bepaling (van regelend recht) van artikel 7:961 BW.
Nu geen van de uitzonderingen van artikel 7:948 lid 1 BW zich voordoet, is sprake van overgang van het verzekerd belang. Opgemerkt wordt dat de polisvoorwaarden niet een hiervan afwijkende regeling bevatten. Dat de curator de onder 2.1. bedoelde verzekeringsovereenkomst eerst eind maart 2009 per 1 januari 2009 heeft beëindigd en tot die tijd verschenen premies heeft voldaan, doet aan het voorgaande niet af. Immers, ingevolge lid 3 van artikel 7:948 BW dienen premies verschenen voordat de nieuwe verzekerde heeft verklaard de overeenkomst voort te zetten uitsluitend door de verzekeringnemer (in dit geval Tepede/de curator) te worden gedragen. Dat de curator geen overeenkomst kan beëindigen die door een ander is voortgezet, is juist. Echter, vast staat de Regma de onder 2.1. bedoelde verzekeringsovereenkomst niet heeft voortgezet.
HDI voert subsidiair als verweer aan dat Regma ten tijde van de schadeveroorzakende gebeurtenis geen rechthebbende op de machines was en om die reden niet vorderingsgerechtigd is ex artikel 7:948 BW. Zij stelt daartoe (conclusie van antwoord paragraaf 4.29 - 4.31) dat uit de verklaring van [Y] van 7 januari 2009, bezien in combinatie met de onder 2.6. bedoelde verzekeringsovereenkomst, volgt dat de machines ten tijde van de schadeveroorzakende gebeurtenis door Regma reeds feitelijk waren verkocht en geleverd aan, althans ingebracht in Tepede NL. Niet Regma, maar Tepede NL dient als (nieuwe) verzekerde in de zin van artikel 7:948 BW te worden aangemerkt, aldus HDI.
Bij conclusie van repliek (paragraaf 7 - 10) stelt Regma in reactie op het verweer van HDI het volgende. Regma was voornemens de machines onder te brengen in een separate vennootschap, Tepede NL. Tepede NL is eerst ontstaan in januari 2009 door een wijziging van de statutaire naam van een reeds bestaande vennootschap (zie onder 2.7.). Tot aan het ontstaan van Tepede NL heeft Regma de onderneming, met de machines, zelf gedreven. Na het ontstaan van Tepede NL heeft Regma de onbeschadigde machines, zijnde de Holtzmann, Spag I, II en III, ingebracht in Tepede NL.
Bij conclusie van dupliek (paragraaf 3.4) stelt HDI in reactie op de stellingen van Regma bij repliek het volgende. Tepede NL is reeds op 29 oktober 1979 opgericht. Alleen de naam van de onderneming is in januari 2009 gewijzigd.
Bij akte (paragraaf 1) stelt Regma in reactie op de stellingen van HDI bij dupliek het volgende. Regma was voornemens de machines onder te brengen in een separate vennootschap. Daartoe heeft Regma de 'lege' vennootschap Repro Haganum via een statutenwijziging van 9 januari 2009 (enkele dagen na het ondertekenen van de koopovereenkomst met de curator) omgedoopt in Tepede NL. Vervolgens heeft Regma de machines, met uitzondering van de beschadigde Robart snijwikkelmachine, overgedragen aan Tepede NL. Ten tijde van de schadeveroorzakende gebeurtenis was Regma degene op wie de onder 2.1. bedoelde verzekering van rechtswege is overgegaan. Regma is dan ook vorderingsgerechtigd ex artikel 7:948 BW, aldus Regma.
De rechtbank overweegt als volgt. HDI heeft niet, althans niet gemotiveerd betwist de stelling van Regma (bij repliek) dat zij de machines - met uitzondering van de Robart snijwikkelmachine - eerst in januari 2009 (en derhalve na de schadeveroorzakende gebeurtenis) heeft ingebracht in Tepede NL. Mitsdien neemt de rechtbank als vaststaand aan dat Regma ten tijde van de schadeveroorzakende gebeurtenis rechthebbende was op de machines en daarmee vorderingsgerechtigd ex artikel 7:948 BW.
Het voorgaande leidt tot de (tussen)conclusie dat Regma aanspraak kan maken op schadevergoeding onder de onder 2.1. bedoelde verzekering. Aldus komt de rechtbank toe aan een beoordeling van de vraag welk schadebedrag HDI aan Regma dient te vergoeden.
Zaakschade
Regma stelt in dit verband (dagvaarding paragraaf 44 - 58) dat bij de vaststelling van de omvang van de schade dient te worden uitgegaan van de onder 2.5. bedoelde voortaxatie (vide artikel 8.2.1 NBUG 2006). De restwaarde van de Holtzmann, Spag I, II en III is nihil. De reparatiekosten van de Robart snijwikkelmachine bedragen € 945,46 (incl. BTW). Deze kosten zijn door Regma voldaan. Op grond van artikel 8.1 NBUG 2006 vordert Regma het volgende (zaaks)schadebedrag:
Machine Beginwaarde (voortaxatie) Vergoeding
minus eindwaarde
1. Holtzmann € 130.000,= € 130.000,=
2. Spag I € 190.000,= € 190.000,=
3. Spag II en III € 440.000,= € 440.000,=
4. Onderzoekskosten herstel € 3.735,= € 3.735,=
5. Herstelkosten netwerkverb. € 506,= € 506,=
6. kosten vervanging gereedschap € 1.000,= € 1.000,=
7. herstelkosten Robart € 794,50 € 794,50
- eigen risico € 5.000,= € 5.000,= -/-
Totaal € 761.035,05
Subsidiair vordert Regma als schadebedrag het verschil tussen de (voorgetaxeerde) waarde van de machines en de in voorkomend geval te bepalen restwaarde daarvan.
Bij conclusie van antwoord (paragraaf 5.9 - 5.13) stel HDI in reactie op de stellingen van Regma bij dagvaarding het volgende. Bij de vaststelling van de omvang van de schade dient op grond van artikel 8.2.2.2 NBUG 2006 uitgegaan te worden van de vervangingswaarde zoals deze is berekend door [Q] (productie 5 bij dagvaarding). Niet is gebleken dat er na de schadeveroorzakende gebeurtenis is overgegaan tot herinvestering. Evenmin is gebleken dat Regma de machines heeft gebruikt voor dezelfde doeleinden als Tepede/de curator. Aldus heeft de onder 2.5. bedoelde voortaxatie haar geldigheid verloren (vide artikel 6.5. NBUG 2006). Uit de koopovereenkomst volgt dat de curator voornemens was het bedrijf te beëindigen. Immers, reeds op 12 november 2008 (een dag nadat Tepede in staat van faillissement is verklaard en twee weken voor de risico-overgang) zijn de arbeidsovereenkomsten met de werknemers opgezegd. Betwist wordt dat sprake was van een zogenoemde doorstart. Betwist wordt voorts dat de restwaarde van de Holtzmann, Spag I, II en III nihil is.
Bij conclusie van repliek (paragraaf 24 - 49) stelt Regma in reactie op het verweer van HDI bij conclusie van antwoord het volgende. Hoewel HDI in de correspondentie voorafgaand aan de onderhavige procedure heeft aangegeven dat Regma zich niet op de onder 2.5. bedoelde voortaxatie kon beroepen, heeft zij daarvoor nimmer een reden gegeven. Eerst in de onderhavige procedure, bij conclusie van antwoord, geeft HDI aan dat de onder 2.5. bedoelde voortaxatie zijn geldigheid zou hebben verloren omdat niet is overgegaan tot herinvestering en/of Regma de machines voor andere doeleinden gebruikt dan Tepede in het verleden. Aldus handelt HDI niet als een zorgvuldig verzekeraar. Bovendien bevat artikel 6.5 NBUG 2006 een verboden afwijking van het uitgangspunt dat de verzekeraar een voortaxatie van de waarde van de verzekerde zaken moet honoreren (vide artikel 7:960 juncto artikel 7:963 lid 1 BW). Indien de schade niet wordt afgewikkeld op basis van voortaxatie, dient de schade te worden afgewikkeld op basis van nieuwwaarde (vide artikel 8.2.2.2 NBUG 2006). Van een voorgenomen bedrijfsbeëindiging is geen sprake. De verzekeringsvoorwaarden zijn niet zo strikt geredigeerd dat opzegging van de arbeidsovereenkomsten door de curator van de oorspronkelijk verzekerde kwalificeert als een voorgenomen bedrijfsbeëindiging, aldus Regma.
Bij conclusie van dupliek (paragraaf 4.1 - 4.10) stelt HDI in reactie op de stellingen van Regma bij repliek het volgende. Betwist wordt dat het standpunt van HDI dat de onder 2.5. bedoelde voortaxatie zijn geldigheid heeft verloren tardief is. Betwist wordt voorts dat artikel 6.5 NBUG 2006 een verboden afwijking bevat. Regma heeft de machines in september 2009 (door)verkocht. Van herinvestering zijdens Regma kan dan ook geen sprake zijn. Uit het feit dat Regma de machines heeft (door)verkocht, volgt tevens dat zij de machines voor andere doeleinden dan Tepede/de curator heeft gebruikt. Regma kan niet meer rechten overnemen dan de curator had. Nu de curator op het moment dat hij nog (een verzekerbaar) belang had besloten heeft tot bedrijfsbeëindiging, althans opzegging van de arbeidsovereenkomsten met de werknemers, dient bij de vaststelling van de omvang van de (zaaks)schade te worden uitgegaan van de vervangingswaarde ex artikel 8.2.2.2 NBUG 2006, aldus HDI.
Bij akte (paragraaf 6 - 7) stelt Regma in reactie op de stellingen van HDI bij dupliek het volgende. Strikte toepassing van artikel 6.5 NBUG 2006 maakt een voortaxatie zinledig als de verzekeraar uitkering op basis van voortaxatie weigert.
Regma stelt in dit verband (dagvaarding paragraaf 44 - 58) dat zij als gevolg van de schadeveroorzakende gebeurtenis de Holtzmann, Spag I, II en III niet heeft kunnen inzetten om aan opdrachten van klanten te voldoen.
De Robart snijwikkelmachine heeft Regma pas vanaf januari 2009 weer kunnen inzetten. Op basis hiervan vordert Regma het volgende (bedrijfs)schadebedrag:
- misgelopen HP-omzet € 533.566,=
- overige misgelopen omzet € 83.206,63
Totaal € 616.772,63
Bij conclusie van antwoord (paragraaf 5.9 - 5.13) stelt HDI in reactie op de stellingen van Regma bij dagvaarding het volgende. Het bedrijfsschadebelang is niet (mee) overgegaan. Subsidiair dient de bedrijfsschade te worden vastgesteld met inachtneming van de toepasselijke bepalingen van de NBBU 2006, meer in het bijzonder artikel 7.2.1 NBBU 2006. Overigens is de vordering op dit punt niet, althans niet deugdelijk onderbouwd. Betwist wordt dat Regma, de schadeveroorzakende gebeurtenis weggedacht, de gestelde omzet zou hebben kunnen realiseren, aldus HDI.
Bij conclusie van repliek (paragraaf 24 - 49) stelt Regma in reactie op het verweer van HDI bij conclusie van antwoord het volgende. Betwist wordt dat het bedrijfsschadebelang niet (mee) is overgegaan (vide artikel 13.1 NBUG 2006). HDI heeft nooit onderzoek gedaan naar de aard en omvang van de bedrijfsschade. HDI heeft ook nooit een expert benoemd om de bedrijfsschade vast te stellen en biedt zulks thans ook niet aan. Een dergelijke opstelling maakt het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat een beroep op artikel 7.2.1 NBUG 2006 thans resulteert in een afwijzing van de (bedrijfs)schadevordering, aldus Regma.
Bij conclusie van dupliek (paragraaf 4.1 - 4.10) stelt HDI in reactie op de stellingen van Regma bij repliek het volgende. Nu HDI van meet af aan het standpunt heeft ingenomen dat het bedrijfsschadebelang niet (mee) is overgegaan op Regma kan haar niet worden verweten dat de bedrijfsschade niet is vastgesteld overeenkomstig artikel 7.2.1 NBBU 2006. Bovendien werd Regma bijgestaan door een deskundige assurantietussenpersoon/makelaar, die haar erop had kunnen wijzen dat de bedrijfsschade overeenkomstig voornoemd artikel dient te worden vastgesteld, aldus HDI.
De rechtbank overweegt als volgt.
Zaakschade
Regma heeft haar stelling dat HDI niet heeft gehandeld als een zorgvuldig verzekeraar na betwisting door HDI niet langer gehandhaafd. Deze stelling behoeft derhalve geen bespreking meer.
De stelling van Regma dat artikel 6.5 NBUG 2006 een verboden afwijking bevat van het uitgangspunt dat de verzekeraar een voortaxatie moet honoreren, is niet juist. Hoewel artikel 7:960 BW dwingend bepaalt dat de verzekeraar geen beroep toekomt op het indemniteitsbeginsel ingeval van (onder meer) een voortaxatie, laat dit onverlet dat in de polisvoorwaarden kan worden bepaald in welke gevallen de voortaxatie haar geldigheid verliest.
Partijen twisten in feite over de vraag welke uitleg moet worden gegeven aan de bepalingen in de NBUG 2006. Het systeem van de NBUG 2006 komt (kort gezegd) op het volgende neer.
In geval van verzekering op basis van een geldige voortaxatie, bestaat de verplichting van verzekeraars tot schade-uitkering op basis van die voortaxatie (artikel 8.2.1. NBUG 2006). De voortaxatie verliest haar geldigheid indien (voor zover relevant) na overgang van het belang de nieuwe verzekerde de getaxeerde zaken voor andere doeleinden gebruikt of indien niet wordt overgegaan tot herinvestering na schade (artikel 6.5 NBUG 2006). Indien er geen geldige voortaxatie is, bestaat de verplichting van verzekeraars tot schade-uitkering op basis van de nieuwwaarde van de verzekerde zaken. In dat geval wordt evenwel de vervangingswaarde aangehouden indien (voor zover relevant) de verzekerde reeds voor de schade het voornemen had het bedrijf te beëindigen of indien niet tot voortzetting van het bedrijf en herinvestering wordt overgegaan (artikel 8.2.2.2. NBUG 2006).
Vooropgesteld wordt dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Tevens is van belang de uitleg die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het zogenoemde Haviltexcriterium). Dit geldt ook voor polisvoorwaarden als de onderhavige NBUG 2006.
Echter, vast staat dat de onder 2.1. bedoelde polis een beurspolis is, tot stand gekomen via ABN AMRO. De uitleg van een beurspolis als de onderhavige, waarvan gesteld noch gebleken is dat daarover voorafgaand of bij het sluiten van de overeenkomst tussen partijen - in dit geval de initiële partijen Tepede en HDI - is onderhandeld, zodat een gemeenschappelijke partijbedoeling niet achterhaald kan worden, is met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepalingen zijn gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel.
De begripsomschrijving van "herinvestering" in de NBUG 2006 bevat in de eerste plaats de verwijzing "het aanwenden van de schadevergoeding voor herstel, (her)bouw en/of aanschaf van zaken (...) ter voortzetting van (...) activiteiten (...) binnen de op het polisblad weergegeven omschrijving" (artikel 1.8 NBUG 2006). Dit slaat op de omschrijving op het polisblad van de verzekerde zaken, zijnde "goederen, bedrijfsuitrusting/inventaris", en de activiteiten, zijnde "papierbewerking en opslag, groothandel in plotters, copiers en accessoires, levering van software en servicedienst".
Vast staat dat Regma geen schade-uitkering heeft ontvangen en dat zij deze dus niet heeft kunnen aanwenden voor herinvestering in vorenbedoelde zin. Niet gesteld of gebleken is dat Regma een eventueel ontvangen schade-uitkering voor iets anders zou aanwenden dan voor herstel en/of aanschaf van machines ter voortzetting van haar activiteiten, zijnde (kort gezegd) groothandel in machines voor de grafische industrie en reprografie.
Voorts dient te worden vastgesteld of Regma, nadat het zakelijk belang is overgegaan, de machines voor andere doeleinden is gaan gebruiken. Als niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat Regma de machines heeft verkocht aan een dochteronderneming, die de machines voor dezelfde werkzaamheden als oorspronkelijk Tepede heeft ingezet.
In aanmerking nemende doel en strekking van de onder 2.1. bedoelde verzekeringsovereenkomst en de NBUG 2006 als geheel, is de rechtbank van oordeel dat onder het begrip 'gebruik door verzekerde' in artikel 6.5 NBUG ook dient te worden verstaan gebruik door een dochteronderneming van verzekerde.
Het voorgaande leidt tot de (tussen)conclusie dat sprake is van verzekering op basis van een geldige voortaxatie en dat partijen bij de schadevaststelling dienen uit te gaan van het onder 2.5. bedoelde taxatierapport. Dit betekent dat aan artikel 8.2.2.2. NBUG 2006 niet wordt toegekomen en dat de stellingen van partijen op dit punt onbesproken kunnen blijven.
Aangezien het debat tussen partijen op het punt van de waarde van de machines na de schadeveroorzakende gebeurtenis naar het oordeel van de rechtbank nog onvoldoende is uitgekristalliseerd zal de zaal naar de rol worden verwezen voor conclusie na tussenvonnis teneinde Regma in de gelegenheid te stellen de diverse schadeposten behoorlijk te onderbouwen, met name ook de stellingen ter zake van de restwaarde, bij voorkeur aan de hand van bewijsstukken, en daarbij ook in concreto in te gaan op de gevoerde verweren. Vervolgens zal HDI hierop mogen reageren.
Bedrijfsschade
Met betrekking tot de bedrijfsschade overweegt de rechtbank als volgt. Nadat HDI bij antwoord erop had gewezen dat, voor zover het bedrijfsschadebelang (mee) is overgegaan, het door Regma gevorderde schadebedrag niet is vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in de NBBU 2006, stelt Regma bij repliek dat op grond van de NBUG 2006 het zakelijk belang is overgegaan. Bij dupliek merkt HDI vervolgens op dat Regma de NBBU 2006 kennelijk verwart met de NBUG 2006 en dat Regma niet heeft onderbouwd dat en waarom het bedrijfsschadebelang (mee) is overgegaan. Regma heeft hierop bij akte niet meer gereageerd. De rechtbank stelt Regma in de gelegenheid bij conclusie na tussenvonnis nader uiteen te zetten dat en waarom het bedrijfsschadebelang (mee) is overgegaan, met referentie aan de toepasselijke voorwaarden uit de NBBU 2006. Immers, van vergoeding van bedrijfsschade op grond van de NBUG 2006 kan (in ieder geval) geen sprake zijn, nu de NBUG 2006 hiervoor geen grondslag bieden. Vervolgens zal HDI hierop kunnen reageren.
Daarbij zullen partijen - veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van de stelling van Regma dat (ook) dekking bestaat voor bedrijfsschade - tevens dienen in te gaan op het feit dat een taxatie als bedoeld in artikel 7.1 NBBU 2006 (weergegeven onder 2.2.2.) (nog) niet heeft plaatsgevonden. In dat kader overweegt de rechtbank reeds thans dat het beroep van Regma op rechtsverwerking faalt. Voor een beroep op rechtsverwerking is nodig dat sprake is van gedragingen van de wederpartij waaraan het gerechtvaardigd vertrouwen mocht worden ontleend dat deze het betreffende recht niet (meer) geldend zou maken. Regma heeft geen feiten of omstandigheden van dien aard gesteld, noch zijn die anderszins gebleken. Het enkele feit dat HDI nooit onderzoek heeft gedaan naar de aard en omvang van de bedrijfsschade en ook nooit een expert heeft benoemd om de bedrijfsschade vast te stellen rechtvaardigt, mede bezien in het licht van het standpunt van HDI dat bedrijfsschade niet voor vergoeding in aanmerking komt, niet de conclusie van rechtsverwerking.
De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 30 mei 2012 om Regma in de gelegenheid te stellen zich bij conclusie na tussenvonnis uit te laten als hiervoor in overweging 4.21.10., 4.21.11 en 4.21.12. aangegeven, waarna HDI een antwoordconclusie na tussenvonnis kan nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, mr. C. Bouwman en mr. F. Damsteegt-Molier en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2012.
801/1694/1729/2148