ECLI:NL:RBROT:2012:BW3094
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Gedeeltelijke afwijzing verzoek om mini-instructie door rechter-commissaris in strafzaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2012, is de rechter-commissaris gevraagd om een mini-instructie te verlenen in het kader van een strafprocedure. Het verzoek kwam van mr. G.S.J. van Gestel, de raadsman van de verdachte, en had betrekking op het horen van de grootmoeder van een vijfjarig slachtoffer dat getuige was van een ongeval. De rechter-commissaris diende te beoordelen of het noodzakelijk was om deze getuige te horen, rekening houdend met de belangen van de verdachte en de richtlijnen van het kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van de Europese Unie inzake de status van slachtoffers in strafprocedures.
Tijdens de zitting op 8 maart 2012 zijn zowel de raadsman als de officier van justitie gehoord. De raadsman trok een verzoek in om camerabeelden op te vragen, omdat hij deze inmiddels had kunnen inzien. De rechter-commissaris concludeerde dat er op dat moment voldoende alternatieven waren om de stellingen van de raadsman te toetsen zonder de grootmoeder te horen. De rechter-commissaris oordeelde dat de belangen van de verdachte zwaarwegend waren en dat het niet noodzakelijk was om de getuige te horen, gezien de huidige stand van het onderzoek.
De rechter-commissaris benadrukte dat er nog geen feitelijke basis was voor de stelling van de raadsman dat het verkeerslicht op rood stond ten tijde van het ongeval. Er was nog onderzoek gaande naar de omstandigheden rondom het verkeerslicht en de mogelijke aanwezigheid van andere voetgangers. De rechter-commissaris besloot het verzoek om de grootmoeder te horen af te wijzen, maar liet de mogelijkheid open voor de raadsman om dit verzoek in de toekomst opnieuw in te dienen, afhankelijk van de voortgang van het onderzoek.