ECLI:NL:RBROT:2012:BW3091
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om mini-instructie in strafzaak met minderjarig slachtoffer
In deze zaak heeft de rechter-commissaris van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2012 een verzoek tot het verrichten van handelingen van onderzoek ontvangen van de verdachte, dat aanvankelijk op 1 februari 2012 was ingediend en later op 24 februari 2012 was aangevuld. De verdachte en zijn raadsman hebben ervoor gekozen om af te zien van een mondelinge behandeling van het verzoek. De raadsman heeft verzocht om het minderjarige slachtoffer als getuige te horen. De rechter-commissaris heeft zich bij de beoordeling van dit verzoek gebonden geacht aan het kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van de Europese Unie, dat de status van slachtoffers in strafprocedures regelt. Dit besluit, dat voortvloeit uit het Pupino-arrest, vereist een zorgvuldige belangenafweging, vooral gezien de kwetsbaarheid van minderjarige slachtoffers.
De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat het getuigen in een strafzaak schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van een kind. Hij heeft benadrukt dat de nationale wetgever met artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht beoogt om de (seksuele) ontwikkeling van kinderen onder de 16 jaar te beschermen. De rechter-commissaris heeft geconcludeerd dat de belangen van de verdachte niet opwegen tegen de noodzaak om het minderjarige slachtoffer te horen, vooral omdat de verdachte de meeste feiten die hem ten laste zijn gelegd, heeft bekend. De raadsman heeft ook verzocht om andere getuigen te horen, maar de rechter-commissaris heeft geoordeeld dat dit verzoek niet van voldoende gewicht is om de belangen van het slachtoffer te schaden.
Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris het verzoek om het slachtoffer en de andere getuigen te horen afgewezen, met de overweging dat het dossier voldoende aanknopingspunten biedt voor de rechtbank om de sociaal-ethische norm te beoordelen. Deze beslissing is genomen met inachtneming van de bescherming van het slachtoffer en de noodzaak om de procedure eerlijk en rechtvaardig te laten verlopen.