Parketnummers: 10/700372-11 en 10/702018-12 (gevoegd)
Datum uitspraak: 5 april 2012
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie,
verblijvende aan de [straatnaam en huisnummer] te [woonplaats],
doch ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. Y.W.G. Verschuren, advocaat te ’s-Gravenhage.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2012.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen.
De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Kardol heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/700372-11 onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/702018-12 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren met aftrek van voorarrest.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/700372-11 onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/702018-12 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
In de zaak met parketnummer 10/700372-11
1.
hij op 30 juni 2011 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen één kogel op die [slachtoffer 1] heeft afgevuurd, waarbij die in een bil werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 30 juni 2011 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van
- een pistool van het merk Norinco, type 1911-A1, kaliber .45 auto, en de daarbij behorende munitie voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 19 juni 2011 te Hilversum gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (auto)sleutels en horloges en portemonees en manchetknopen en een zonnebril en een laptop en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pincode en een wachtwoord en een toegangscode tot internetbankieren van de rekening van die [slachtoffer 2], welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- tonen en richten van een vuurwapen op die [slachtoffer 2] en
- dwingen die [slachtoffer 2] op de buik te gaan liggen en
- op de rug vastbinden van de handen van die [slachtoffer 2] en
- vastbinden van de benen van die [slachtoffer 2],
waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
4.
hij op 19 juni 2011 te Hilversum, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (1.500 euro), toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte of zijn mededader het geldbedrag onder zijn bereik of van zijn mededader heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het onbevoegd gebruik, bestaande uit het gebruik van het bankrekeningnummer van die [slachtoffer 2] en de toegangcodes van het online bankieren-programma van die [slachtoffer 2] en via dat programma voornoemd geldbedrag over heeft geboekt naar de bankrekening van zijn mededader;
In de zaak met parketnummer 10/702018-12
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op 23 juni 2011 te Arnhem gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (auto)sleutels en een horloge en een portemonee en/ bankpassen en laptops en een telefoon (Iphone), toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een ketting en het ter beschikking stellen van pincodes behorende bij bankpassen van de bankrekening van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4], welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- tonen en richten van vuurwapens en een stroomstootwapen aan/op die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4], en
- zetten van dat in werking zijnde stroomstootwapen op een been van die [slachtoffer 3], en
- dwingen die [slachtoffer 3] op de buik te gaan liggen en
- op de rug vastbinden van de handen van die [slachtoffer 3], en
- vervolgens vastbinden van die [slachtoffer 3] aan een bed in die woning, en
- vastbinden van die [slachtoffer 4] en één van de in de woning aanwezige kinderen,
- doen van een panty over het hoofd van die [slachtoffer 4],
waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 23 juni 2011 te Arnhem tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (Mercedes Benz, kenteken [nummer]), toebehorende aan [slachtoffer 3], zulks nadat hij, verdachte, en zijn mededaders, die weg te nemen personenauto onder hun bereik hadden) gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met de gestolen autosleutel, tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders niet gerechtigd waren, de portieren van die personenauto te openen en vervolgens die autosleutel in het contactslot van die personenauto te steken en aldus de motor van die personenauto te starten;
3.
hij op 23 juni 2011 te Arnhem meermalen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen 100.000 euro en 400.000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], dat weg te nemen geld onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, met bankpassen en de daarbij behorende pincodes, tot welk gebruik hij, verdachte, en zijn mededaders niet gerechtigd waren, via internetbankieren heeft ingelogd op de bankrekeningen van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] en vervolgens heeft getracht geld van die bankrekeningen over te maken naar een bankrekening waarover hij, verdachte, en zijn mededaders over beschikten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1 primair in de zaak met parketnummer 10/700372-11
Vrijspraak van gekwalificeerde poging tot doodslag en bewezenverklaring van poging tot doodslag
De verdachte heeft verklaard dat hij autorisatiecodes had verkregen die hij in ruil voor onderpand zou afgeven aan [slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer). Deze codes zaten volgens de verdachte in zijn tas. Hij had op 30 juni 2011 een afspraak gemaakt met het slachtoffer. Hij zou naar het bedrijf van het slachtoffer lopen vanaf de plek waar hij was afgezet. Het slachtoffer kwam hem echter in de buurt van het bedrijf oppikken met de auto. De verdachte verbaasde zich hier over. Nadat hij in de auto zat, kreeg de verdachte een onprettig gevoel bij de gang van zaken. Op het moment dat zij de straat waar het bedrijf gevestigd is inreden, zag de verdachte meerdere mannen staan in het bedrijf van het slachtoffer. De verdachte meende te zien dat één van hen een vuurwapen had en raakte in paniek. Hij voelde zich bedreigd. Op dat moment heeft hij zijn vuurwapen uit zijn tas gehaald om het slachtoffer te dwingen om te keren.
Het slachtoffer heeft verklaard dat hij een afspraak had met de verdachte omdat de verdachte een vastgoedpakket van hem wilde kopen. Aan de ter plaatse gekomen politieagenten heeft het slachtoffer verklaard dat in de auto tussen de verdachte en hem ruzie ontstond, waarbij de verdachte een vuurwapen pakte. Tijdens de aangifte en een later verhoor heeft het slachtoffer verklaard dat de verdachte zonder aanleiding het vuurwapen uit zijn tas pakte en zei dat hij het slachtoffer ging beroven en geld wilde zien.
Nadat de verdachte het wapen op het slachtoffer had gericht is een worsteling tussen beiden ontstaan, als gevolg waarvan het wapen tweemaal is afgegaan. Het slachtoffer werd door één van de kogels in de bil geraakt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Door te handelen zoals hij heeft gedaan heeft verdachte de aanmerkelijke en voorzienbare kans aanvaard dat bij het worstelen het klaarblijkelijk geladen pistool zou afgaan en dat het slachtoffer als inzittende van de kleine personenauto zou komen te overlijden.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de poging tot doodslag vergezeld is gegaan van een poging tot diefstal. De verdachte is met een vuurwapen, stroomstootwapen en een ABN-identifier naar het slachtoffer gegaan, terwijl het een afspraak omtrent vastgoed betrof. Naar alle waarschijnlijkheid was het de bedoeling van de verdachte om met het vuurwapen en/of het stroomstootwapen te dreigen zodat het slachtoffer geld zou overmaken.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van het slachtoffer niet bruikbaar zijn voor het bewijs en daarvan uitgesloten dienen te worden. De verklaringen van het slachtoffer zijn tegenstrijdig en niet geloofwaardig. Hij heeft niet de ware reden van de ontmoeting tussen de verdachte en hem aangegeven. Ook heeft het slachtoffer verschillend verklaard over de aanleiding van het schietincident.
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 primair ten laste gelegde. De verdachte heeft met zijn handelen geen opzet op de dood - ook niet in voorwaardelijke zin - van het slachtoffer gehad. De verdachte wilde het slachtoffer evenmin overvallen. Nadat hij het vuurwapen uit zijn tas had gepakt is een worsteling ontstaan waarbij het wapen is afgegaan. De verdachte heeft niet gewild dat het wapen af zou gaan en als het slachtoffer er niet aan zou hebben getrokken was dit ook niet gebeurd. Bovendien heeft de verdachte de aanmerkelijke kans dat een wapen onder deze omstandigheden af zou gaan niet bewust aanvaard. De verdachte heeft niet geweten van het bestaan van die kans nu hij het wapen bewust niet had doorgeladen.
Beoordeling
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer wilde beroven. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft steeds ontkend dat hij het slachtoffer wilde beroven. Het slachtoffer heeft in eerste instantie niets verklaard over een mogelijke overval, hetgeen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de later afgelegde verklaringen dat hiervan sprake zou zijn geweest. De rechtbank acht het ook niet aannemelijk dat de verdachte het slachtoffer op klaarlichte dag in een rijdende auto zou hebben willen beroven, terwijl het slachtoffer geen spullen van waarde bij zich had. Daarnaast blijkt uit de camerabeelden, die tijdens de zitting zijn vertoond, dat op het moment dat de verdachte uit de auto tracht te stappen, het slachtoffer aan de tas van de verdachte trekt. Uit de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer volgt dat op dat moment al tweemaal is geschoten met het pistool van de verdachte. Desondanks wil het slachtoffer de verdachte niet laten vertrekken. Dit handelen van het slachtoffer past niet bij zijn verklaring dat de verdachte het slachtoffer zou willen beroven. Het past eerder bij de verklaring van de verdachte dat hij iets bij zich had, wat het slachtoffer wilde hebben.
De overvalbenodigdheden, zoals een bivakmuts en handschoenen, die in de buurt van het bedrijf van het slachtoffer zijn gevonden en waarop het DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen, maken dit niet anders. Vast staat immers dat de verdachte zonder vermomming en met bekendmaking van zijn identiteit in de auto van het slachtoffer heeft gezeten.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte een poging tot diefstal heeft gepleegd, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Voorts dient beoordeeld te worden of poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden. Niet bewezen kan worden dat de verdachte het bloot opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte heeft in een kleine ruimte, een auto, een geladen pistool van zeer korte afstand op het slachtoffer gericht. Vervolgens is er een worsteling tussen de verdachte en het slachtoffer ontstaan om het pistool. De verdachte heeft het pistool hierbij bij de kast vast gehad en het slachtoffer had het pistool vast bij de loop. Tijdens de worsteling hebben de verdachte en het slachtoffer aan het pistool getrokken en geduwd. Uit de reconstructie blijkt dat onder deze omstandigheden het wapen doorlaadt. De verdachte heeft tijdens de worsteling steeds zijn vinger om de trekker van het pistool gehouden. Vervolgens is het pistool tweemaal afgegaan, waarbij het slachtoffer door één kogel in zijn bil is geraakt.
De rechtbank acht onder de hierboven genoemde omstandigheden de kans dat het pistool zou afgaan en de kans dat het slachtoffer als gevolg daarvan zou komen te overlijden, aanmerkelijk.
De stelling van de verdediging dat de verdachte niet heeft geweten van het bestaan van de aanmerkelijke kans nu hij het pistool bewust niet had doorgeladen wordt niet gevolgd. Uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt naar aanleiding van de reconstructie van het schietincident, blijkt dat de verdachte bekend is met de werking van het pistool en dat hij handelingen met betrekking tot het pistool, zoals het naar achteren trekken van de slede en weer naar voren duwen en het overhalen van de trekker behendig en redelijk snel uitvoerde. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat het pistool betrekkelijk eenvoudig kon worden doorgeladen. Mede gelet hierop staat vast dat de verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans op het afgaan van het wapen en daarmee op het overlijden van het slachtoffer.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard door het geladen pistool op het slachtoffer te richten met de bedoeling om het slachtoffer zijn wil op te leggen en tijdens de daarop volgende worsteling zijn vinger om de trekker van het wapen te houden, waardoor het pistool kon afgaan.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat bij de verdachte opzet, in voorwaardelijke zin, op de dood van het slachtoffer heeft bestaan.
Bewezenverklaring feit 3 in de zaak met parketnummer 10/700372-11
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 in de zaak met parketnummer 10/700372-11 ten laste gelegde. De verdachte heeft verklaard dat hij niet aanwezig was in de woning in Hilversum tijdens de overval. Dit is volgens hem ook aannemelijk, nu hij niet voldoet aan het door [slachtoffer 2] (hierna: het slachtoffer) gegeven signalement van de twee daders. Hij heeft immers geen Antilliaans accent. Hij heeft nadat hij met [medeverdachte 1, 2, 3 en 4] vanuit Leiden naar Hilversum was gegaan met [medeverdachte 4] in een bar in het centrum van Hilversum zitten drinken. De verdachte heeft ook niet geweten dat deze woningoverval gepleegd zou worden. Om 5:00 uur heeft hij zich met [medeverdachte 4] weer bij de overvallers gevoegd. Zij zijn naar het kantoor van de verdachte gegaan. Pas op het moment, dat hij samen met de overvallers op zijn kantoor was, werd aan de verdachte gevraagd om een bankrekening te regelen om geld over te maken. Toen is hem duidelijk geworden dat er een woningoverval was gepleegd. De verdachte heeft bekend het geld van de rekening van het slachtoffer via internetbankieren te hebben overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte 5].
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de woningoverval in Hilversum samen met een ander heeft gepleegd en overweegt daartoe het volgende.
In de aangifte en de latere verhoren heeft het slachtoffer een signalement van de twee inbrekers gegeven. Eén van de inbrekers droeg een bivakmuts, de ander niet. Het signalement dat de aangeefster heeft gegeven van de man met de bivakmuts komt naar het oordeel van de rechtbank overeen met het signalement van de verdachte. Niet alleen fysiek, maar ook wat betreft zijn presentatie past dit bij het beeld dat de rechtbank ter zitting van de verdachte heeft gekregen. Zo heeft het slachtoffer verklaard dat de man met de bivakmuts heel rustig was, haar aansprak met ‘u’ en ‘mevrouw’ en dat hij netjes ABN sprak. Ter zitting is het slachtoffer als getuige gehoord. Zij heeft met overtuiging verklaard de verdachte aan zijn stem te herkennen als de inbreker met de bivakmuts. Dat zij in haar aangifte heeft verklaard dat de man met de bivakmuts een Antilliaans accent had, hetgeen de verdachte niet heeft, staat gelet op bovengenoemde omstandigheden, hier niet aan in de weg.
De rechtbank acht tevens van belang dat in het kantoor van de verdachte goederen zijn aangetroffen die door het slachtoffer zijn herkend als goederen die uit haar woning zijn weggenomen, waaronder haar laptop. Op een klantenkaart van ICI Paris van het slachtoffer, die eveneens in het kantoor van de verdachte is aangetroffen, is het dactyspoor aangetroffen van de verdachte.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat ook al tijdens de overval in de woning vanaf de laptop van het slachtoffer de website van de ING-bank is benaderd, terwijl de verdachte heeft verklaard dat de medeverdachte [1] geen laptop aanraakt en anderen dit voor hem moeten doen. De verklaring van de verdachte dat hij op het moment dat de overval heeft plaatsgevonden in een bar in Hilversum zou hebben zitten drinken en zich eerst om 5:00 uur weer bij de overvallers zou hebben gevoegd, volgt de rechtbank niet, omdat de horeca dan al geruime tijd gesloten is.
Hierbij neemt de rechtbank nog in overweging dat de verdachte in eerste instantie geen verklaring heeft willen afleggen omtrent de woningoverval. Pas in latere verhoren, en na verstrekking van het dossier, heeft de verdachte een verklaring afgelegd, inhoudende dat hij enkel betrokken is geweest bij hetgeen zich na de overval heeft afgespeeld. De verdachte heeft aldus zijn verklaring kunnen afstemmen op de inhoud van dat dossier.
De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/700372-11
1. primair
poging tot doodslag
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
3.
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
4.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
parketnummer 10/702018-12
1.
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
3.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van het slachtoffer [slachtoffer 1], alsmede aan het aanwezig hebben van een vuurwapen en daarbij behorende munitie. De verdachte heeft, terwijl het slachtoffer en hij beiden in de auto zaten, op klaarlichte dag en in de nabijheid van omstanders, een vuurwapen getrokken en op het slachtoffer gericht. Toen het slachtoffer hem het wapen afhandig wilde maken, is het wapen afgegaan. Het slachtoffer is hierbij door een kogel in de bil geraakt. De verdachte heeft aldus het leven van het slachtoffer ernstig in gevaar gebracht en een grove inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Door dit schietincident is het slachtoffer – zo blijkt uit zijn slachtofferverklaring – wantrouwend naar mensen toe geworden. Ook ondervinden het slachtoffer en de omstanders die getuige waren van het schietincident, als gevolg van het schietincident gevoelens van angst en onveiligheid. Naast de gevolgen die de direct betrokkenen ondervinden, worden door dergelijke misdrijven ook de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid bevestigd en versterkt.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een tweetal gewelddadige woningovervallen, waarbij sprake is geweest van diefstal en afpersing. Deze woningovervallen vonden ’s nachts plaats, terwijl de bewoners lagen te slapen. Zij werden in hun slaapkamers door de verdachte en zijn mededaders overvallen. Tegen de slachtoffers werd geweld gebruikt en zij werden vastgebonden. Op het moment dat hij de woningovervallen pleegde droeg de verdachte een bivakmuts. In het geval van de woningoverval in Arnhem vond het geweld tegen de ouders plaats in het bijzijn van de kinderen die ook in de slaapkamer aanwezig waren. Het vijfjarige kind werd eveneens vastgebonden. Onder bedreiging van vuurwapens werden de bewoners gedwongen te vertellen waar de waardevolle spullen zich bevonden en tevens werden zij gedwongen hun pincode en gegevens voor internetbankieren af te staan.
Woningovervallen zijn zeer ernstige feiten. Er is op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van mensen. De wijze waarop de overvallen zijn gepleegd moet
– zoals onder meer blijkt uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] – zeer bedreigend en beangstigend zijn geweest voor de slachtoffers. Slachtoffers van woningovervallen voelen zich vaak lange tijd niet meer veilig in hun eigen huis. Ook als gevolg van het tegen hen gebruikte geweld kunnen de slachtoffers ernstige en langdurige psychische gevolgen ondervinden. Bovendien brengen woningovervallen ook voor omwonenden en anderen in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 februari 2012 reeds eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de psychiater dr. B.A. Blansjaar van 31 december 2011 en het rapport van de psycholoog drs. J.J. van der Weele van 2 januari 2012. De deskundigen komen tot de conclusie dat sprake is van een persoonlijkheidsstructuur met zowel afhankelijke als narcistische kenmerken, waardoor de verdachte verhoogd gevoelig en kwetsbaar is voor beïnvloeding en bedreiging. Om die reden wordt geadviseerd de verdachte te beschouwen als licht verminderd toerekeningsvatbaar. De kans op herhaling van strafbare feiten wordt in beperkte mate verhoogd geacht.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 10 februari 2012. De reclassering schat het recidiverisico in als laag gemiddeld. De verdachte beschikt over redelijk delictinzicht en heeft grotendeels zicht op wat aanleiding heeft gegeven tot het delictgedrag. Het blijft echter van belang dat er een aantal delictgerelateerde leefgebieden aangepakt worden en dat de verdachte volledig zicht krijgt op wat de recidivefactoren zijn.
Met betrekking tot deze deskundigenrapporten overweegt de rechtbank dat zij het beeld dat daarin wordt geschetst van de verdachte, en dat hiervoor samengevat is weergegeven, niet herkent. Ter zitting heeft de verdachte ook dit beeld willen neerzetten, maar de verdachte heeft de rechtbank daarin niet overtuigd. De rechtbank beschouwt de verdachte derhalve niet als licht verminderd toerekeningsvatbaar.
Ook voor wat betreft de inschatting van de kans op herhaling van soortgelijke feiten volgt de rechtbank de gedragsdeskundigen en de reclassering niet. De verdachte, die reeds een strafblad had, heeft in een korte tijd zware en ernstige delicten gepleegd. Dit, terwijl hij een redelijk stabiel leven leidde. Hij woonde samen, had een stabiele relatie met zijn vriendin en een goed betalende baan. De vraag is of aan het plegen van dergelijke delicten een eind was gekomen als de politie niet had ingegrepen.
De opgelegde straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd. Dit is in het geval van feit 1 onder parketnummer 10/700372-11 ingegeven door het feit dat de rechtbank de verdachte van een deel van de tenlastelegging heeft vrijgesproken. Ten aanzien van de overige bewezenverklaarde feiten komt de vordering van de officier van justitie de rechtbank, hoewel het zeer ernstige feiten betreft, te hoog voor, gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJEN / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Vordering [slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1], wonende te [adres], ter zake van feit 1 onder parketnummer 10/700372-11.
De benadeelde partij vordert als vergoeding van materiële schade een bedrag van € 2646,94 en als vergoeding van immateriële schade een bedrag van € 1600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag voor materiële schade tot een bedrag van € 155,50 en voor immateriële schade tot een bedrag van € 1600,00 aan schadevergoeding kan worden toegewezen, waarbij de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd. Voor wat betreft het gevorderde bedrag van € 2491,44 met betrekking tot de auto, heeft de officier van justitie verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat - gelet op de door haar bepleite vrijspraak - de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is. Ten aanzien van de gevorderde schade aan de auto heeft zij voorts gesteld dat [slachtoffer 1] niet de eigenaar van de auto is, zodat hij zich voor die schade niet kan voegen als benadeelde partij.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 10/700372-11 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht zal de vordering tot een bedrag van € 155,50 voor materiële schade worden toegekend. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering voor vergoeding van materiële schade. De schade aan de auto kan immers niet door hem worden gevorderd, nu hij niet de eigenaar is van de auto. De vaststelling van de immateriële schade levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu daarbij ondermeer rekening dient te worden gehouden met het eigen aandeel van het slachtoffer bij de totstandkoming van het schietincident. De benadeelde partij zal in zoverre eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij voor een gedeelte zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Vordering [slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich tevens in het geding gevoegd: [slachtoffer 2], wonende te [adres], ter zake van de feiten 3 en 4 onder parketnummer 10/700372-11. De benadeelde partij vordert als vergoeding van materiële schade een bedrag van € 714,65 en als vergoeding van immateriële schade een bedrag van € 2000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het totale gevorderde bedrag aan schadevergoeding kan worden toegewezen, waarbij de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld - gelet op de door haar bepleite vrijspraak - dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 10/700372-11 onder 3 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding genoegzaam is onderbouwd, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededader onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op het reeds genoemde artikel is gelet op de artikelen 45, 47, 57, 287, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
verklaart bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/700372-11 onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/702018-12 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (negen) jaren;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 155,50 (zegge: honderdvijfenvijftig euro en 50 eurocent) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], te betalen.
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de vordering voor de immateriële schade slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 155,50 (zegge: honderdvijfenvijftig euro en 50 eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2714,65 (zegge: zevenentwintighonderdveertien euro en 65 eurocent) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 2714,65 (zegge: zevenentwintighonderdveertien euro en 65 eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 37 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Kaaij, voorzitter,
en mrs. Benaissa en Den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Snel-van den Hout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 april 2012.
Bijlage bij vonnis van 5 april 2012:
parketnummer 10/700372-11
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij op of omstreeks 30 juni 2011 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
met dat opzet met een vuurwapen één of meer kogel(s) op die [slachtoffer 1] heeft afgevuurd, waarbij die [slachtoffer 1] in een bil werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een (poging tot) diefstal (met geweld) van een (groot) geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 1], en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(artikel 288 jo 287 jo 47 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juni 2011 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Driemanssteeweg, althans aan of op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het/de door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven om met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten den dele toebehorend aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of te dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s), en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met een pistool één of meer kogel(s) op die [slachtoffer 1] heeft afgevuurd, althans een pistool op die [slachtoffer 1] heeft gericht (gehouden) en/of aan die [slachtoffer 1] getoond, en/of
- aan die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd de woorden: "ik ga je beroven, ik wil je geld hebben",
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid,
terwijl het jegens die [slachtoffer 1] gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel,
te weten,
- een schotwond in de bil en/of- een of meer blijvende littekens ten gevolge heeft gehad;
(Art. 312 lid 2 sub 1/2/4 jo 317 jo 45 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Hij op of omstreeks 30 juni 2011 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3
van die wet in de vorm van
- een pistool van het merk Norinco, type 1911-A1, kaliber .45 auto, en de daarbij behorende munitie en/of
- een pistool van het merk Walther, type P-22, kaliber 6,35 mm en de daarbij behorende munitie, voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 jo 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 47 van het Wetboek
van Strafrecht)
Hij op of omstreeks 19 juni 2011 te Hilversum gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en/of tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) (auto)sleutel(s) en/of (een) horloge(s) en/of (een) portemonee(s) en/of manchetknopen en/of een zonnebril en/of een laptop en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pincode(s) en/of (een) wachtwoord(en) en/of (een) toegangscode(s) (tot internetbankieren van de rekening van die [slachtoffer 2]), in elk geval van enig gegeven, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen en/of richten van een vuurwapen op die [slachtoffer 2] en/of
- dwingen die [slachtoffer 2] op de buik te gaan liggen en/of
- op de rug vastbinden van de handen van die [slachtoffer 2] en/of
- vastbinden van de benen van die [slachtoffer 2],
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(artikel 312 jo 317 jo 47 Sr)
Hij op of omstreeks 19 juni 2011 te Hilversum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (1.500 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader het geldbedrag onder zijn bereik en/of
van zijn mededader(s) heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het onbevoegd gebruik, bestaande uit het gebruik van de/het bankrekeningnummer(s) van die [slachtoffer 2] en/of de toegangcodes van het online bankieren-programma van die [slachtoffer 2] en/of via dat programma voornoemd geldbedrag over heeft geboekt naar de bankrekening van verdachte en/of zijn mededader(s);
parketnummer 10/702018-12
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 juni 2011 te Arnhem gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) (auto)sleutel(s) en/of een horloge en/of (een) portemonee(s) en/of (een) bankpas(sen) en/of (een) laptop(s) en/of een telefoon (Iphone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een ketting en/of het ter beschikking stellen van één of meer pincode(s) (behorende bij één of meer bankpas(sen) van een/de bankrekening(en) van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4]), in elk geval van enig goed en/of gegeven, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen en/of richten van een of meer (op) vuurwapen(s) (gelijkende voorwerpen) en/of een stroomstootwapen aan/op die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4], en/of
- zetten van dat in werking zijnde stroomstootwapen op een been van die [slachtoffer 3], en/of
- dwingen die [slachtoffer 3] op de buik te gaan liggen en/of
- op de rug vastbinden van de handen van die [slachtoffer 3], en/of
- (vervolgens) vastbinden van die [slachtoffer 3] aan een bed in die woning, en/of
- vastbinden van die [slachtoffer 4] en/of één van de in de woning aanwezige kinderen,
- doen van een panty over het hoofd van die [slachtoffer 4],
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(artikel 312 jo 317 jo 47 Sr)
hij op of omstreeks 23 juni 2011 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (Mercedes Benz, kenteken [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen (personen)auto onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met de gestolen autosleutel, tot het gebruik hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd waren, het/de portier(en) van die personenauto te openen en/of (vervolgens) die autosleutel in het contactslot van die personenauto te steken en/of (aldus) de motor van die personenauto te starten;
(artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 23 juni 2011 te Arnhem (meermalen, althans éénmaal) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen 100.000 euro en/of 400.000 euro, althans geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, met een of meer bankpas(sen) en/of de daarbij behorende pincode(s), tot welk gebruik hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd waren, via internetbankieren heeft ingelogd op een/de bankrekening(en) van die [slachtoffer 3]
en/of die [slachtoffer 4] en/of (vervolgens) heeft getracht geld van die bankrekening(en) over te maken naar een of meer bankrekening(en) waarover hij, verdachte, en/of zijn mededaders over beschikte(n), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 311 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht)