ECLI:NL:RBROT:2012:BW1448
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevel tot in verzekerde bewaringstelling van voormalig bestuurder in faillissement
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2012 uitspraak gedaan in het faillissement van een vennootschap, waarbij de voormalig bestuurder, aangeduid als [verweerder], in verzekerde bewaringstelling werd gesteld. De curator, mr. G.C. Verburg, had de rechter-commissaris, mr. R. Kruisdijk, verzocht om een bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [verweerder] uit te vaardigen, omdat deze de afwikkeling van het faillissement frustreerde door niet te reageren op verzoeken om informatie. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 april 2012, waarbij [verweerder] niet aanwezig was, maar wel behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank oordeelde dat [verweerder] als bestuurder in de zin van artikel 106 van de Faillissementswet (Fw) moest worden aangemerkt, ondanks dat hij zich per 14 september 2011 had uitgeschreven als bestuurder. De rechtbank stelde vast dat de wetgever in artikel 106 Fw ook rekening hield met personen die op de vooravond van het faillissement bestuurder waren, en dat het ontslag van [verweerder] niet in de weg stond aan zijn verplichtingen jegens de curator. De rechtbank oordeelde dat [verweerder] niet voldoende meewerkte aan de afwikkeling van het faillissement, wat aanleiding gaf tot het bevel tot in verzekerde bewaringstelling. De rechtbank bepaalde dat [verweerder] voor maximaal dertig dagen in bewaring zou worden gesteld en dat hij binnen 87 uur na de tenuitvoerlegging van het bevel voor de rechtbank moest worden voorgeleid. Dit bevel had een geldigheidsduur van één jaar.