ECLI:NL:RBROT:2012:BW0234

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/693427-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en inbreuk op de persoonlijke levenssfeer via internet

Op 28 maart 2012 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van belaging van het slachtoffer. De verdachte heeft gedurende meer dan een jaar het slachtoffer belaagd door foto's en fragmenten van telefoongesprekken op internet te plaatsen, waarbij zij onterecht stelde dat het slachtoffer dagelijks contact zocht met pedoseksuelen. Het Openbaar Ministerie werd ontvankelijk verklaard in de vervolging, ondanks de verdediging van de verdachte dat er geen klacht was ingediend door het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat uit de aangiften van het slachtoffer duidelijk bleek dat hij wilde dat de verdachte stopte met haar gedrag, wat voldoende was om de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te rechtvaardigen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, wat in strijd is met de grondslagen van de rechtsorde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, geheel voorwaardelijk, waarbij de ouderdom van de feiten en eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging werden genomen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank benadrukte het belang van bescherming van persoonsgegevens, vooral in de context van internetpublicaties, en de gevolgen die dit kan hebben voor de betrokkenen.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging nam. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat de opgelegde straf passend was, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/693427-10
Datum uitspraak: 28 maart 2012
Tegenspraak, gemachtigd raadsvrouw
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum en geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres]
gemachtigd raadsvrouw mr. N. Stolk, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2012.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Bonnes heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE
Namens de verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging, omdat de aangever geen klacht heeft ingediend. Daarnaast is er volgens de raadsvrouw een aanzienlijke periode verstreken alvorens de verdachte is gedagvaard, zonder dat in die periode enig initiatief is ondernomen door het openbaar ministerie om te achterhalen of bij de aangever een wens tot vervolging bestond.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het openbaar ministerie wel ontvankelijk is in de vervolging. Uit de rechtspraak volgt dat het slachtoffer de intentie tot strafvervolging kenbaar dient te maken. Dat blijkt uit dit dossier heel duidelijk. [aangever] verklaart in iedere aangifte dat hij wil dat de verdachte er mee ophoudt, dat het stopt. Er is aangifte gedaan van belediging en smaad. Het is niet aan de aangever om te bepalen voor welk strafbaar feit de verdachte dient te worden vervolgd. Het is het openbaar ministerie die de feiten ten laste legt en bepaalt voor welk feit wordt vervolgd. De aard van het delict belaging vereist een stelselmatigheid en het zou onjuist zijn te eisen dat de klacht binnen drie maanden na start van de belaging wordt ingediend.
De rechtbank overweegt het volgende.
In zijn arrest van 2 november 2004 (LJN: AQ4289) heeft de Hoge Raad overwogen dat “indien een stuk wel een aangifte bevat maar geen uitdrukkelijk verzoek tot vervolging inhoudt, […] niettemin het bestaan van een klacht ex art. 164 eerste lid van het Wetboek van Strafvordering [kan] worden aangenomen. Voorwaarde is dat wordt vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van het stuk de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld.”
Uit de aangiften van [aangever] blijkt weliswaar dat hij geen directe aangifte doet van belaging doch uit deze aangiften blijkt duidelijk dat aangever wil dat de verdachte stopt met het hem lastig vallen op/via het internet. Hiervan uitgaande volgt dat de aangever strafvervolging wil en kunnen de aangiftes die impliciet als klacht zijn bedoeld als zodanig worden aangemerkt.
Volgens artikel 66 van het Wetboek van Strafrecht dient een klacht te worden ingediend binnen drie maanden na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit. De officier van justitie heeft drie belagingsfeiten ten laste gelegd; de zaken 5, 8 en 10 uit het dossier. De termijn van drie maanden begint naar het oordeel van de rechtbank te lopen op de laatste dag van de ten laste gelegde periodes van de drie afzonderlijke zaken. Hieruit volgt dat telkens tijdig is geklaagd, namelijk (zaak 10) op 26 april 2007, (zaak 5) op 16 oktober 2009 en (zaak 8) op 10 mei 2010.
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op tijdstippen in de periode van 14 januari 2009 tot en met 10 mei 2010 te Rotterdam meermalen, wederrechtelijk opzettelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever], met het oogmerk die [aangever] vrees aan te jagen, immers heeft zij, verdachte, :
- in de periode van 14 januari 2009 tot en met 22 oktober 2009 foto's van die [aangever] op haar, verdachtes, internetblog geplaatst, en op dat blog gesteld dat die [aangever] dagelijks contact zoekt met pedoseksuelen en
- in de periode van 24 maart 2009 tot en met 10 mei 2010 fragmenten van telefoongesprekken met die [aangever]en foto's van die [aangever] op een voor anderen toegankelijk deel van internet [naam internetsite] en/of [naam internetsite] geplaatst .
Ten aanzien van het eerste liggende streepje in de tenlastelegging
Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat het betreffende bericht is geplaatst op 21 april 2007, zodat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat het feit is begaan op of omstreeks 23 januari 2007. Uit de opmaak van het bericht blijkt dat de datum 23 januari 2007 slaat op de dag waarop de auteur “[naam]” zich heeft geregistreerd. Van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken.
Ten aanzien van het twee liggende streepje in de tenlastelegging
De verdachte ontkent dit bericht te hebben gestuurd. Niet kan worden vastgesteld vanaf welk e mailadres het bericht is verzonden, slechts de omschrijving van het adres is bekend: [naam]. Niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het de verdachte is geweest die dit bericht verzonden heeft, nu verder niet is onderzocht of het bericht is verzonden vanaf een door de verdachte gebruikt IP-adres of dat het gebruikte e-mailadres de verdachte toebehoort. Evenmin is gebleken dat iemand anders dit in haar opdracht heeft gedaan. Ook van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken.
Ten aanzien van het laatste liggende streepje in de tenlastelegging
De verdachte heeft telefoongesprekken van haar met aangever opgenomen en ter beschikking gesteld aan [naam] die de gesprekken op internet heeft geplaatst. De verdachte heeft vervolgens op haar site een link gezet naar die gesprekken. Hieruit volgt dat de verdachte die [naam] als instrument heeft gebruikt, zodat het feit haar wel kan worden aangerekend en wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
STRAFBAARHEID FEIT
De bewezen feiten leveren op:
- belaging, meermalen gepleegd;
- doen plegen van belaging.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte met medeplegers heeft gehandeld. Wel heeft zij – het laatste liggende streepje in de tenlastelegging – [naam] ingeschakeld terwijl niet vast staat dat hij met hetzelfde opzet als de verdachte heeft gehandeld.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van ruim een jaar de aangever belaagd door foto’s van hem en fragmenten van telefoongesprekken op het internet te plaatsen en daarbij te stellen dat de aangever dagelijks contact zoekt met pedoseksuelen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever. Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer wordt beschouwd als een essentiële voorwaarde voor een menswaardig bestaan en als één van de grondslagen van onze rechtsorde. Iedereen heeft recht op bescherming tegen ongebreidelde vergaring, bewerking en verspreiding van zijn persoonsgegevens. Met name op internet worden op heel veel manieren persoonsgegevens gepubliceerd, bijvoorbeeld via websites en forums. Voor mensen van wie persoonsgegevens op internet staan kunnen de gevolgen enorm zijn met name als het gaat om onbewezen verdenkingen of intieme details uit hun leven.
In beginsel kan op deze feiten niet anders worden gereageerd dan met gevangenisstraf.
De aangever en de verdachte zitten al meer dan 5 jaar lang in elkaars vaarwater, zij belagen elkaar over en weer en zij hebben al meermalen tegen elkaar geprocedeerd. Er lijkt maar geen einde te komen aan deze gang van zaken.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat zij, zoals blijkt uit het op haar naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 februari 2012 reeds eerder is veroordeeld voor smaad jegens hetzelfde slachtoffer.
De rechtbank heeft kennis genomen van het over de verdachte opgemaakte reclasserings¬rapport d.d. 19 oktober 2011 opgesteld door L. Stockmann. In dit rapport wordt opgemerkt dat de verdachte het ten laste gelegde ontkent en stelt juist slachtoffer te zijn van de aangever. Er is geen inschatting van het recidiverisico mogelijk en er is een hoog risico op onttrekking aan voorwaarden. Toezicht is niet geïndiceerd. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de brief van cardioloog Scheffer, verbonden aan het Maasstad Ziekenhuis d.d. 2 november 2011, waaruit blijkt dat de verdachte bekend is met hoge bloeddruk en vernauwing van de kransslagader en dat zij stressvolle situaties dient te mijden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf wordt tevens de ouderdom van de ten laste gelegde feiten in het voordeel van de verdachte meegewogen.
Gelet op deze omstandigheden, en het feit dat de rechtbank minder bewezen acht dan waarop de officier van justitie haar eis had gebaseerd, komt de rechtbank tot het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJ
De vordering van [aangever]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de heer [aangever], wonende te [plaats]. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 11.486,08.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij te ingewikkeld is om in deze strafzaak af te doen en verzoekt de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt.
De vordering van [naam benadeelde partij]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde partij], wonende te [plaats]. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade tot een nader door de rechter te bepalen bedrag.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt.
De vordering van [naam benadeelde partij]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde partij], wonende te [plaats].
De benadeelde partij heeft geen bedrag tot vergoeding van materiële schade of immateriële schade opgevoerd.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat er schade is geleden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier (4) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren en stelt de volgende algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdedi¬ging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdedi¬ging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Groen, voorzitter,
en mrs. De Vreede en Van den Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 maart 2012.
Bijlage bij vonnis van 28 maart 2012
TEKST TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij
op één of meerdere tijdstippen
in of omstreeks de periode van 23 januari 2007 tot en met 10 mei 2010
te Rotterdam en/of Arnhem, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
wederrechtelijk opzettelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [aangever], met het oogmerk die [aangever] te dwingen
iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen,
immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer
ander(en), althans alleen:
- op of omstreeks 23 januari 2007 op een voor anderen toegankelijk deel van
internet identificerende gegevens van die [aangever] geplaatst, met daarbij de
tekst dat die [aangever] deel zou uitmaken van een pedofielen vrienden-netwerk
(zaak tien) en/of
- op of omstreeks 18 april 2007 de werkgever van die [aangever] ge-e-maild dat de
stichting Stop Kindersex een ernstig probleem met die [aangever] heeft (zaak tien)
en/of
- in of omstreeks de periode van 14 januari 2009 tot en met 22 oktober 2009
foto's van die [aangever] op haar, verdachte's, internetblog geplaatst, en/of op
dat blog gesteld dat die [aangever] dagelijks contact zoekt met pedoseksuelen
(zaak vijf) en/of
- in of omstreeks de periode van 24 maart 2009 tot en met 10 mei 2010
fragmenten van telefoongesprekken met die [aangever] en/of foto's van die [aangever]
op een voor anderen toegankelijk deel van internet [naam internetsite]
en/of [naam internetsite] geplaatst (zaak acht)
(artikel 285b Wetboek van Strafrecht)