ECLI:NL:RBROT:2012:BV9833

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
380346 / HA ZA 11-1408
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenzekerheid in rechtsgedingen tussen Bermuda en Nederland

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een incident over proceskostenzekerheid (cautio iudicatum solvi) in een rechtsgeding tussen de Product Transport Corporation Ltd. (PTC), gevestigd in Bermuda, en een gedaagde gevestigd in Schiedam. De rechtbank heeft op 21 maart 2012 uitspraak gedaan in het incident, waarbij de vraag centraal stond of PTC verplicht was om zekerheid te stellen voor proceskosten, gezien het feit dat zij geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat PTC naar het recht van Bermuda is opgericht of erkend, op basis van een aantal overgelegde documenten, waaronder een 'Certificate of compliance' van de supervisor of Registration van de Registrar of Companies van Bermuda. Dit document bevestigt dat PTC een rechtspersoon is die in goede staat verkeert onder de wetten van Bermuda.

De rechtbank overweegt dat, hoewel PTC in beginsel verplicht is tot het stellen van zekerheid, deze verplichting niet van toepassing is indien zij naar het recht van Bermuda is opgericht of erkend, zoals vastgelegd in artikel III van het Aanvullend Verdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overgelegde documenten voldoende bewijs leveren dat PTC erkend is door het recht van Bermuda, en dat de stellingen van de gedaagde niet voldoende onderbouwd zijn om hieraan te twijfelen.

De rechtbank heeft daarom de incidentele vordering van de gedaagde afgewezen en bepaald dat de zaak weer op de rol zal komen voor conclusie van antwoord op 18 april 2012. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van PTC zijn begroot op € 678,--. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak met betrekking tot de proceskostenzekerheid in internationale rechtsgedingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 380346 / HA ZA 11-1408
Vonnis in incident van 21 maart 2012
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van de plaats harer vestiging
PRODUCT TRANSPORT CORPORATION LTD.,
gevestigd te Bermuda,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. B.S. Janssen,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te Schiedam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B.R. Kleij.
Partijen zullen hierna PTC en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis in het incident van 21 december 2011 (hierna: het tussenvonnis) en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de akte van PTC;
- de antwoordakte van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. Zoals reeds overwogen in het tussenvonnis is PTC in beginsel verplicht tot het stellen van zekerheid voor proceskosten door het instellen van de vordering in de hoofdzaak, doordat zij geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. Op grond van artikel III van het Aanvullend Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende rechtsgedingen (Trb 1967, 196; Trb 1971, 97, hierna: het Verdrag) is zij hiertoe echter niet verplicht indien zij naar het recht van Bermuda is opgericht of erkend. Partijen twisten over de vraag of PTC daadwerkelijk naar het recht van Bermuda is opgericht of erkend.
2.2. De rechtbank overweegt als volgt. PTC heeft een aantal stukken in het geding gebracht, waarvan de juistheid op zichzelf door [gedaagde] niet is betwist:
? “Certificate of incorporation” van 11 augustus 1988;
? “Certificate of incorporation on change of name” van 13 december 1988;
? “Register of Directors & Officers” van 4 januari 2011;
? “Certificate of compliance” van 10 januari 2012.
2.3. In het “Certificate of compliance” van 10 januari 2012 staat onder meer:
“I, [persoon 1], supervisor of Registration, of the Registrar of Companies, in the Islands of Bermuda, do hereby certify that Product Transport Corporation LTD. is a company duly incorporated under the laws of Bermuda en is at the date of this Cerificate, in good standing under the Companies Act 1981.”
De rechtbank leidt hieruit af dat PTC valt onder en erkend is door het recht van Bermuda. De stelling van [gedaagde] dat hieruit slechts blijkt dat PTC actief is vanuit Bermuda en aldaar geregistreerd is, kan de rechtbank niet volgen. Nu [gedaagde] deze stelling verder niet heeft onderbouwd, zal de rechtbank hieraan voorbij gaan. [gedaagde] heeft verder slechts blote betwistingen en geen inhoudelijke verweren opgeworpen, zodat de rechtbank ervan uit zal gaan dat PTC (in ieder geval) is erkend door het recht van Bermuda. Op grond van artikel III van het Verdrag is PTC daarmee niet verplicht tot het stellen van zekerheid voor proceskosten bij het instellen van een vordering. De incidentele vordering zal worden afgewezen.
2.4. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van PTC worden begroot op € 678,-- (1,5 punt ? tarief € 452,--).
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van PTC tot op heden begroot op € 678,--;
3.3. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
3.4. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 18 april 2012 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2012.?
2057/1980