ECLI:NL:RBROT:2012:BV9334
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.N. van Zelm van Eldik
- W.P. Sprenger
- M.V. Scheffers
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident inzake beslag op Maltees zeeschip voor vordering uit aanvaring in volle zee
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een bevoegdheidsincident naar aanleiding van een beslag dat was gelegd op het Maltees zeeschip Kaliakra. De eiser, een Nederlandse partij, had op 13 januari 2011 conservatoir beslag laten leggen op de Kaliakra na een aanvaring op 29 april 2010 in internationale wateren. De eiser vorderde schadevergoeding van Kaliakra Ltd., de eigenaar van het schip, en stelde dat de aanvaring volledig te wijten was aan de schuld van de Kaliakra. Kaliakra Ltd. betwistte de bevoegdheid van de Nederlandse rechtbank en voerde aan dat Malta, waar het schip geregistreerd is, geen partij is bij het Beslagverdrag van 1952, waardoor de rechtbank niet bevoegd zou zijn om de zaak te behandelen.
De rechtbank onderzocht de toepasselijkheid van artikel 7 van het Beslagverdrag, dat rechtsmacht toekent aan de rechtbank van de staat waar het beslag is gelegd, in dit geval Rotterdam. De rechtbank concludeerde dat de bevoegdheidsregel van artikel 7 ook van toepassing is op niet-verdragsschepen, zoals de Kaliakra, en dat de rechtbank Rotterdam derhalve bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Kaliakra Ltd. tot onbevoegdverklaring moest worden afgewezen. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord door Kaliakra Ltd.
De uitspraak benadrukt de verhouding tussen het Beslagverdrag en de EEX-Vo, en bevestigt dat de rechtbank Rotterdam rechtsmacht heeft, ondanks het feit dat Malta geen partij is bij het Beslagverdrag. De rechtbank oordeelde dat de toepassing van de bevoegdheidsbepaling in deze zaak voldoet aan de beginselen van rechtszekerheid en voorzienbaarheid, zoals uiteengezet in eerdere jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU.