Parketnummer: 10/997508-07
Datum uitspraak: 20 januari 2012
Tegenspraak
VONNIS van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor economische strafzaken,
in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres],
raadsman mr. J.F. van Duin, advocaat te Ridderkerk.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 06 januari 2012.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Mackor heeft gerekwireerd:
- de bewezenverklaring van het onder 1, 2 (met uitzondering van de twee Witoorpenseelaapjes), 3, 4 en 5 tenlastegelegde en
- de veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in het tijdvak van 9 april 2008 tot en met 1 oktober 2008,
in de gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland
opzettelijk, dieren behorende tot een beschermde uitheemse diersoort,
te weten een of meer Caracals (Caracal caracal)
heeft gekocht en verworven en
ten verkoop voorhanden en in voorraad heeft gehad en
heeft verkocht en ten verkoop aangeboden en
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en onder zich heeft gehad;
2.
hij in het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 1 juni 2009,
in de gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland ,
opzettelijk, dieren behorende tot een beschermde uitheemse diersoort, te weten:
- twee Leeuwen (Panthera leo), en
- vijf Gorilla's (Gorilla spp.), en
- drie Orang-oetans (Pongo), en
- tien Ringstaart-Maki's (Lemur catta),
heeft ten verkoop aangeboden, en
- Gouden leeuwaapjes (Rosalia rosalia -
Leonthopithecus spp.) ten verkoop heeft aangeboden;
3.
hij op 23 september 2009, in de gemeente Rotterdam,
opzettelijk,
dieren behorende tot een beschermde uitheemse diersoort, te weten,
- een Brilkaaiman (Caiman crocodilus), en
- een Jemen kameleon (Chamaeleo spp.), en
- een Gordelstaarthagedis (Cordylidae spp.), en
- een Madagascar daggekko (Phelsuma spp.), en
- een Kleine zandboa (Eryx jaculus), en
- een Groene boompython (Morelia viridus),
ten verkoop voorhanden en in voorraad heeft gehad, en
onder zich heeft gehad;
4.
hij in de maand augustus 2009, in de gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland,
ter verkrijging van een geldkrediet (van 32.500,00 euro van/via Amstelgeld B.V.)
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften,
te weten
- twee loonafrekeningen met betrekking tot door [naam bedrijf]
aan [naam verdachte] uit te betalen/uitbetaald loon over Periode 7.1 Juli 2009 en
Periode 8.1 Augustus 2009, en
- een arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf] en [naam verdachte],
gedateerd 2 januari 2009, en
- een Afschrift Betaalrekening (ING - datum 12-08-2009) van rekening-
houder [naam verdachte], met daarop een bijschrijving van 2.500,00 euro met
vermelding 'salaris juni' van [naam bedrijf],
als waren deze echt en onvervalst, bestaande die valsheid (onder meer) hierin,
dat er geen arbeidsrelatie tussen [naam verdachte] en [naam bedrijf] bestond;
5.
hij in het tijdvak van 1 november 2008 tot en met 9 december 2009,
in de gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland,
samen en in vereniging met een ander
ter uitvoering van het voornemen om met het oogmerk om zich
wederrechtelijk te bevoordelen, door
listige kunstgrepen
een verzekeringsmaatschappij (Reaal Schadeverzekeringen N.V.)
te bewegen tot het uitkeren van een schadevergoeding, het volgende heeft gedaan:
een schadeclaim heeft ingediend of heeft bewerkstelligd dat verhuurder [naam verhuurder] een schadeclaim heeft ingediend bij die verzekeringsmaatschappij
waarbij hij heeft voorgewend dat na lekkage/wateroverlast in een (kelder)ruimte
van zijn winkelpand waar zich (een deel van) zijn handelsvoorraad dieren bevond,
176, in elk geval een groot aantal, dieren waren doodgegaan
tengevolge van dat gebeuren, en daarbij (ter onderbouwing van die claim)
- gebruik heeft gemaakt van een door (preparateur) [naam medeverdachte],
handelende onder de naam [naam bedrijf],
valselijk opgestelde verklaring inhoudende dat alle dieren naar zijn overtuiging
direct of indirect waren overleden aan de gevolgen van wateroverlast, en
- gebruik heeft gemaakt van een niet overeenkomstig de waarheid
opgemaakte (inkoop)factuur,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Met name de onder 2 tenlastegelegde verkoop en/of aflevering van twee Witoorpenseelaapjes is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte van dit onderdeel wordt vrijgesproken. Dit is door de officier van justitie gevorderd en ook door de raadsman bepleit, zodat de rechtbank dit oordeel niet zal motiveren.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
NADERE BEWIJSMOTIVERING MET BETREKKING TOT FEIT 5:
Door de raadsman is aangevoerd dat de verdachte ter zake van waterschade hoe dan ook een schadevordering had op de verhuurder van zijn bedrijfspand, zodat in zoverre geen sprake is geweest van een valselijk ingediende schadeclaim. Hooguit kan worden gesteld dat door of namens de verdachte een te hoge schadeclaim is ingediend, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte naar aanleiding van wateroverlast in de kelder van zijn winkelpand een schadeclaim heeft ingediend bij zijn verhuurder [naam verhuurder], die deze schadeclaim op zijn beurt heeft doorgegeven aan zijn verzekeringsmaatschappij, te weten Reaal Schadeverzekeringen N.V. Volgens de verdachte bestond zijn schade onder meer uit een groot aantal ten gevolge van die wateroverlast gestorven dieren, te weten 176 stuks.
Op verzoek van de verdachte heeft een kennis, de medeverdachte [naam medeverdachte] een verklaring opgesteld, inhoudende dat naar zijn (naam medeverdachte) overtuiging alle 176 dieren waarop voormelde schadeclaim zag direct of indirect aan de gevolgen van wateroverlast waren overleden. Achteraf is komen vast te staan dat de medeverdachte [naam medeverdachte] niet alle door de verdachte op die lijst vermelde dieren van de verdachte had ontvangen, laat staan onderzocht, terwijl hij bovendien een of meer van die dieren reeds van de verdachte had ontvangen voordat de door de verdachte gestelde schadetoebrengende wateroverlast zich had voorgedaan. Daarenboven had de verdachte hem (naam medeverdachte) een aantal keren verzocht zijn verklaring aan te passen, met name met betrekking tot de aantallen en de soorten gestorven dieren en de datum. De verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte] is dan ook een valselijk opgestelde verklaring.
Voorts heeft de verdachte ter onderbouwing van zijn schadeclaim aan de hem bekende [naam kennis] van [naam bedrijf] te Cotonou (Benin) gevraagd om voor hem (verdachte) een valse factuur te maken, ten bedrage van 120.000 euro ter zake van door hem (naam kennis) aan de verdachte geleverde dieren. Ter terechtzitting heeft de verdachte erkend dat deze factuur vals was, aangezien [naam kennis] deze dieren niet aan hem geleverd had.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft getracht om door middel van voormelde valse documenten de verzekeraar van de verhuurder van zijn bedrijfspand te bewegen tot het doen van een onverschuldigde, althans te hoge schade-uitkering.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is –zakelijk weergegeven- het navolgende
als verweer aangevoerd:
De onder feit 1 genoemde handelingen met betrekking tot de daar bedoelde caracals zijn niet strafbaar ingevolge artikel 13 van de Flora- en faunawet. Immers deze dieren zijn overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze wet in Nederland gebracht, zodat een beroep op de uitzonderingsbepalingen van het vierde lid, aanhef en onder a van voormeld artikel 13 in samenhang met de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet alsmede artikel 8 lid 5 van de Verordening (EG) nr. 338/97 kan worden gedaan. Beide caracals (de door de verdachte aan [naam koper] verkochte caracal en de bij [naam medeverdachte] aangetroffen dode caracal) zijn volgens de verdachte door hem gekocht in België van een zekere [naam verkoper] en de dieren zijn oorspronkelijk afkomstig uit de Zoo te Olmen in België. Derhalve staat de rechtmatige herkomst van de dieren vast en kan tevens worden gesproken van intracommunautaire handel tussen België en Nederland. De verdachte kan niet worden verweten dat hij de betreffende caracals heeft gekocht zonder bijbehorend handelscertificaat als bedoeld in artikel 8 lid 3 van de Verordening (EG) nr. 338/97, nu die bepaling blijkens haar context alleen ziet op dieren als genoemd in bijlage A bij de Verordening (EG) nr. 338/97 en ten aanzien van de in geding zijnde caracals niet is komen vast te staan dat het gaat om Aziatische caracals (die zijn opgenomen in bijlage A).
Met betrekking tot de in geding zijnde caracals moet derhalve worden uitgegaan van de toepasselijkheid van bijlage B, waarop ook de Afrikaanse caracal staat vermeld. In een dergelijk geval is vorenbedoeld handelscertificaat niet nodig.
Tenslotte is betoogd dat het uit de Nederlandse regelgeving voortvloeiende bezitsverbod voor (zowel Aziatische als Afrikaanse) caracals handelsbelemmeringen creëren die strijdig zijn met EU-verdragsbepalingen, met name artikel 34 van het EU-Werkingsverdrag en voormalig artikel 28 van het EG-verdrag.
De rechtbank overweegt als volgt:
Op artikel 13, vierde lid,onder a van de Flora- en faunawet kan, wat betreft het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de caravals, door de verdachte geen beroep worden gedaan, nu door hem is verzuimd om conform artikel 2 van de voornoemde Regeling vrijstelling tijdig en onder overlegging van de daartoe aangewezen documenten aan te tonen dat de dieren conform artikel 13, vierde lid onder a van de Flora- en faunawet rechtmatig in Nederland zijn gebracht.
Ten aanzien van de handelingen met betrekking tot koop, verwerving, ten verkoop voorhanden en/of in voorraad hebben alsmede verkopen, ten verkoop aanbieden en afleveren, heeft het volgende te gelden.
Het tweede lid van artikel 10 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet bepaalt ten aanzien van voornoemde commerciële activiteiten met betrekking tot specimens als bedoeld in de bijlagen B, C of D van de verordening EG (nr. 338/97) dat terzake een vrijstelling geldt van de daarvoor geldende verboden in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder b van de Flora- en faunawet, indien kan worden aangetoond dat de betreffende specimens overeenkomstig het bij en krachtens de wet bepaalde en met inachtneming van de basis-verordening en uitvoeringsverordening in Nederland zijn gebracht of verkregen. Het derde lid van artikel 10 vorenbedoeld bepaalt echter dat de eerder genoemde vrijstelling slechts geldt voor zover een administratie als bedoeld in artikel 18 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, nader geregeld in de Regeling administratie bezit van en handel in beschermde dier- en plantensoorten aanwezig is. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet over een dergelijke administratie heeft beschikt, omdat hij meende deze niet te hoeven bijhouden. Het beroep op de toepasselijkheid van artikel 10, tweede lid van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten faalt reeds om deze reden.
Een beroep op strijdigheid met artikel 34 van het EU-Werkingsverdrag (voormalig artikel 28 van het EG-verdrag) wordt eveneens verworpen, nu de rechtbank van oordeel is dat de vorenbedoelde administratieplicht de vrije handel tussen de lidstaten van de EG niet aantast.
Wat betreft het door de verdediging ter discussie gestelde bezitsverbod van caracals is de rechtbank van oordeel dat dit verbod als zodanig de vrije handel tussen de EU-lidstaten niet op onaanvaardbare wijze beperkt, zodat reeds om deze reden ook dit verweer faalt.
Ten aanzien van de onder 2. tenlastegelegde handelingen met betrekking tot de aldaar genoemde leeuwen, gorilla’s, orang-oetans en ringstaart-maki’s is betoogd dat verdachte gemeend heeft te handelen in overeenstemming met de geldende regelgeving en dus te zijn vrijgesteld van de in artikel 13, lid 1, van de Flora- en faunawet neergelegde verboden, nu de dieren in kwestie zich in een Spaanse dierentuin bevonden, zodat aangenomen mocht worden dat ten aanzien van die dieren de vereiste CITES-papieren aanwezig waren dan wel dat de handel in die dieren toegestaan was.
Naar aanleiding van bovenvermeld verweer overweegt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van het onder 2 bedoelde ten verkoop aanbieden geldt dat de bewezen verklaarde handelingen alle - met uitzondering die ten aanzien van de leeuwen- betrekking hebben op dieren die staan vermeld op bijlage A bij de EG-verordening (338/97). De leeuwen staan vermeld op bijlage B bij voormelde verordening. Ten aanzien van de dieren vermeld op bijlage A bij de voornoemde EG-verordening geldt volgens het eerste lid onder a van het in dezen toepasselijke artikel 10 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet dat een (overdrachts)-certificaat als bedoeld in artikel 8, derde lid van de EG-verordening 338/97 aanwezig moet zijn geweest.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat een dergelijk certificaat aanwezig was, althans dat verdachte zich voldoende van de aanwezigheid van een dergelijk certificaat heeft overtuigd. Dit gold des te meer nu de verdachte de dieren van een tussenhandelaar betrok, die op zijn beurt beweerde dat de dieren afkomstig waren uit een dierentuin in Spanje.
Uiteindelijk bleek dat de vereiste papieren niet aanwezig waren en is de verkoop ook niet doorgegaan. Ten aanzien van de leeuwen als vermeld op bijlage B bij de voornoemde EG-verordening geldt dat geen beroep gedaan kan worden op voormeld artikel 10, nu de ontheffing als bedoeld in lid 2 van dit artikel pas van kracht wordt zodra de betrokken specimens in Nederland zijn gebracht of verkregen. Uit het onderzoek ter zitting is niet gebleken dat dit laatste het geval is geweest.
Het verweer faalt.
Voorts is ten aanzien van bovenbedoelde dieren betoogd dat in casu de Nederlandse wet, met name artikel 13 van de Flora- en faunawet, niet van toepassing is, nu de tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden buiten het grondgebied van Nederland. Het ging hier immers om de aankoop van zich in Spanje bevindende dieren ten behoeve van een koper (naam koper) in België.
Ook dit verweer faalt, reeds omdat het bewezenverklaarde te koop aanbieden wel degelijk in Nederland heeft plaatsgevonden, nu verdachte de dieren namens en vanuit zijn in Nederland gevestigd bedrijf aan [naam koper] te koop heeft aangeboden.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
De raadsman heeft ten aanzien van dit feit aangevoerd dat het gegeven dat ten tijde van de huiszoeking op 23 september 2009 ten aanzien van de Brilkaaiman, Jemen kameleon, Gordelstaarthagedis, Madagascardaggekko, kleine zandboa en groene boompython geen geldige documentatie aanwezig was, niet afdoet aan het feit, dat die documentatie er wel was en op een later tijdstip door verdachte aan de verbalisanten is overgelegd, waarna hij weer door deze in het bezit van de inbeslaggenomen dieren is gesteld. Derhalve kan volgens de raadsman niet worden gesteld dat de verdachte die dieren op 23 september 2009 in strijd met artikel 13 van de Flora- en faunawet ten verkoop voorhanden dan wel in voorraad had. De raadsman heeft gesteld dat voormelde dieren ten onrechte op de tenlastelegging zijn vermeld. Volgens de raadsman dient dit te leiden tot vrijspraak, maar de rechtbank verstaat dat het pleidooi van de raadsman strekt tot ontslag van rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van het feit.
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter zitting is gebleken dat ten tijde van de doorzoeking op 23 september 2009 de administratie als bedoeld in de Regeling administratie bezit van en handel in beschermde dier- en plantensoorten niet conform artikel 7 van die regeling ter inzage gereed lag. Alleen al om deze reden is niet voldaan aan voormelde regeling, die overeenkomstig artikel 18 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten is vastgesteld, zodat gelet op artikel 10, derde lid van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet een beroep op het uitzonderingsregiem van het tweede lid van voormeld artikel 10 faalt.
Bovendien was de verdachte op 23 september 2009 niet in staat om ten aanzien van genoemde dieren door het overleggen van daartoe strekkende documentatie als bedoeld in artikel 2 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet aan te tonen dat de dieren in gevangenschap geboren en gekweekt waren, noch dat ze in Nederland waren gefokt zoals het tweede lid van artikel 11 van de voormelde vrijstellingsregeling bepaalt. Ook om die reden komt hem geen beroep op de vrijstellingen van artikel 11, eerste en derde van de Regeling vrijstelling bedreigde beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet toe. Ten aanzien van de zandboa geldt dat dit dier staat vermeld in bijlage A behorend bij de EG-verordening nr. 338/97 en dat artikel 11 niet voorziet in een bezitsvrijstelling voor een levend dier van dit soort, zoals in casu het geval is. Om voormelde redenen kan tot strafbaar handelen in strijd met artikel 13 van de Flora- en faunawet worden geconcludeerd.
De bewezen feiten leveren op:
T.a.v. feit 1:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 2:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 3:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 4:
Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 5:
Medeplegen van poging tot oplichting.
De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is strafbaar.
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van enkele jaren een groot aantal beschermde uitheemse diersoorten vermeld op de Bijlagen A en B van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer in zijn bezit gehad en verhandeld, zonder dat aan voorwaarden voor vrijstelling was voldaan.
Door te handelen als voormeld heeft de verdachte in strijd gehandeld met de bepalingen in de Flora- en faunawet, welke bepalingen ertoe strekken om bepaalde (uitheemse) diersoorten te beschermen en voor uitsterven te behoeden.
De verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk slechts laten leiden door het verwachte geldelijke gewin, zonder zich daarbij te bekommeren om in hun voortbestaan bedreigde uitheemse diersoorten.
Dat geldelijk gewin bij de verdachte een zeer belangrijke drijfveer was, kan ook worden afgeleid uit het onder 4 en 5 bewezenverklaarde. Teneinde via een financiële instelling een geldkrediet te verkrijgen, heeft de verdachte gebruik gemaakt van valse papieren, terwijl hij voorts heeft geprobeerd een verzekeringsmaatschappij op te lichten.
Op dergelijke feiten dient in beginsel te worden gereageerd met het opleggen van een vrijheidsstraf van enige duur.
Bij het bepalen van de strafmaat is in aanmerking genomen, dat de verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 november 2011 niet eerder ter zake van soortgelijke delicten als thans bewezenverklaard is veroordeeld. Wel heeft de verdachte tot tweemaal toe een transactie voldaan in verband met het overtreden van bepalingen van de Flora- en faunawet, doch deze transacties dateren van 2006.
Voorts is bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de relatieve ouderdom van de bewezenverklaarde feiten.
Gelet hierop en teneinde te bevorderen dat de verdachte zich in de toekomst van het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten zal onthouden, zal de rechtbank de op te leggen vrijheidsstraf geheel voorwaardelijk opleggen.
De rechtbank is echter van oordeel dat - gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten - met voormelde geheel voorwaardelijke straf niet kan worden volstaan en zij zal derhalve aan de verdachte daarnaast nog een taakstraf opleggen, bestaande uit een werkstraf voor de duur van het maximale aantal uren.
De door de rechtbank aan de verdachte op te leggen straf is weliswaar lager dan door de officier van justitie is gevorderd, doch is naast de hiervoor genoemde overwegingen ingegeven door de (hoogte van de) straffen die doorgaans in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op de reeds genoemde artikelen is gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57, 63, 225 lid 1 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en 1a onder 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
- verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 240 (tweehonderdenveertig) uren, waarbij de Stichting Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
-beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van 2 (twee) uren per dag, zodat na deze aftrek 234 (tweehonderdenvierendertig) uren te verrichten werkstraf resteren;
- beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 117 (honderdenzeventien) dagen;
- veroordeelt de verdachte daarnaast tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
- stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van den Berg, voorzitter en
mrs. Vroom en De Beaufort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hartgers, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 januari 2012.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I bij vonnis van 20 januari 2012:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd, dat:
1.
(Zaak Caracal)
hij in het tijdvak van 9 april 2008 tot en met 23 september 2009,
in de gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland en/of in België,
opzettelijk, dieren behorende tot een beschermde uitheemse diersoort,
te weten een of meer Caracals (Caracal caracal)
te koop heeft gevraagd, en/of heeft gekocht en/of verworven, en/of
ten verkoop voorhanden en/of in voorraad heeft gehad, en/of
heeft verkocht en/of ten verkoop aangeboden, en/of heeft afgeleverd, en/of
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of onder zich heeft gehad;
(art. 13 lid 1 Flora- en faunawet jo. art. 1a ahf sub 1, 2 lid 1, 6 lid 1
Wet op de economische delicten)
2.
(Zaak België/Zaak Duitsland)
hij in het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 1 juni 2009,
in de gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland en/of in België,
opzettelijk, dieren behorende tot een beschermde uitheemse diersoort, te weten:
- twee Witoorpenseelaapjes (Calitrix aurita) heeft verkocht en/of afgeleverd, en/of
- twee Leeuwen (Panthera leo), en/of
- vijf Gorilla's (Gorilla spp.), en/of
- drie Orang-oetans (Pongo), en/of
- tien Ringstaart-Maki's (Lemur catta),
heeft gekocht en/of verworven, en/of
heeft verkocht en/of ten verkoop aangeboden, en/of
- een of meer Gouden leeuwaapjes (Rosalia rosalia -
Leonthopithecus spp.) ten verkoop heeft aangeboden;
(art. 13 lid 1 Flora- en faunawet jo. art. 1a ahf sub 1, 2 lid 1, 6 lid 1
Wet op de economische delicten)
3.
(Zaak Administratie)
hij op 23 september 2009, in de gemeente Rotterdam,
al dan niet opzettelijk,
dieren behorende tot een beschermde uitheemse diersoort, te weten,
- een Brilkaaiman (Caiman crocodilus), en/of
- een Jemen kameleon (Chamaeleo spp.), en/of
- een Gordelstaarthagedis (Cordylidae spp.), en/of
- een Madagascar daggekko (Phelsuma spp.), en/of
- een Kleine zandboa (Eryx jaculus), en/of
- een Groene boompython (Morelia viridus),
ten verkoop voorhanden en/of in voorraad heeft gehad, en/of
onder zich heeft gehad;
(art. 13 lid 1 Flora- en faunawet jo. art. 1a ahf sub 1, 2 lid 1, 6 lid 1 Wet
op de economische delicten)
4.
(Zaak Krediet)
hij op of omstreeks 13 augustus 2009, in elk geval in of omstreeks de maand augustus 2009, in de gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland,
ter verkrijging van een geldkrediet (van 32.500,00 van/via Amstelgeld B.V.)
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer valse of vervalste geschriften,
te weten
- twee loonafrekeningen met betrekking tot door [naam bedrijf]
aan [naam verdachte] uit te betalen/uitbetaald loon over Periode 7.1 Juli 2009 en
Periode 8.1 Augustus 2009, en/of
- een arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf] en [naam verdachte],
gedateerd 2 januari 2009, en/of
- een Afschrift Betaalrekening (ING - datum 12-08-2009) van rekening-
houder [naam verdachte], met daarop een bijschrijving van 2.500,00 met
vermelding 'salaris juni' van [naam bedrijf],
als waren deze echt en onvervalst, bestaande die valsheid (onder meer) hierin,
dat er geen arbeidsrelatie tussen [naam verdachte] en [naam bedrijf] bestond;
(art. 225 lid 2 Wetboek van strafrecht)
5.
(Zaak Waterschade)
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 november 2008 tot en met 9 december 2009,
in de gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland,
samen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
ter uitvoering van het voornemen om met het oogmerk om zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of
listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels
een verzekeringsmaatschappij (Reaal Schadeverzekeringen N.V.)
te bewegen tot de afgifte van een geldsom, althans het uitkeren van een schadevergoeding, het volgende heeft gedaan:
een schadeclaim heeft ingediend en/of heeft bewerkstelligd dat verhuurder [naam verhuurder] een schadeclaim heeft ingediend bij die verzekeringsmaatschappij
waarbij hij heeft voorgewend dat na lekkage/wateroverlast in een (kelder)ruimte
van zijn winkelpand waar zich (een deel van) zijn handelsvoorraad dieren bevond,
(circa) 178, in elk geval een groot aantal, dieren waren doodgegaan
tengevolge van dat gebeuren, en daarbij (ter onderbouwing van die claim)
- gebruik heeft gemaakt van een door (preparateur) [naam preparateur],
handelende onder de naam [naam bedrijf],
valselijk opgestelde verklaring inhoudende dat alle dieren naar zijn overtuiging
direct of indirect waren overleden aan de gevolgen van wateroverlast, en/of
- niet overeenkomstig de waarheid heeft aangegeven en/of doen aangeven
dat door de zoöloog [naam zoöloog] steeksproefsgewijs sectie op de dieren was verricht, en/of
- gebruik heeft gemaakt van een of meer niet overeenkomstig de waarheid
opgemaakte (inkoop)facturen,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
artikel 326 jo. 45 Wetboek van Strafrecht