ECLI:NL:RBROT:2012:BV3636

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
359455 / HA ZA 10-2301
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale geschil over aannemingsovereenkomst en wanprestatie bij afbouw van het schip S.S. Rotterdam

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Rederij De Rotterdam B.V. over een aannemingsovereenkomst voor de afbouw van het schip S.S. Rotterdam. De overeenkomst werd op 14 juni 2007 gesloten, waarbij [eiser] zich verbond om werkzaamheden te verrichten voor een totaalbedrag van € 11.100.000. De werkzaamheden zijn echter in oktober 2008 gestaakt, waarna Rederij de overeenkomst ontbond op 16 juni 2009. [eiser] stelt dat de ontbinding onrechtmatig was en vordert betaling van een bedrag van € 4.878.573, vermeerderd met rente, alsook schadevergoeding van € 2.597.004,18. Rederij betwist de vorderingen en stelt dat [eiser] wanprestatie heeft gepleegd door zijn werkzaamheden niet tijdig af te ronden. De rechtbank heeft de bevoegdheid op basis van de EEX-Verordening vastgesteld, en het toepasselijke recht is Italiaans recht, aangezien [eiser] in Italië woont en de overeenkomst het nauwst verbonden is met Italië. De rechtbank heeft een deskundigenonderzoek bevolen om vast te stellen welke werkzaamheden door [eiser] zijn verricht en welke niet. De zaak is complex door de internationale aspecten en de verschillende juridische systemen die van toepassing zijn. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd om hun standpunten en bewijsstukken te presenteren tijdens een comparitie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 359455 / HA ZA 10-2301
Vonnis van 1 februari 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R. de Falco,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REDERIJ DE ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. Kneppelhout.
Partijen zullen hierna [eiser] en Rederij genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek om een Europees betalingsbevel d.d. 23 maart 2010 van [eiser];
- de beschikking d.d. 2 juni 2010 van deze rechtbank waarin is bevolen dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens het gewone burgerlijk procesrecht en waarin de zaak naar de rolzitting is verwezen voor verschijning van partijen;
- de akte na verwijzing, houdende conclusie van eis met wijziging (vermeerdering) van eis, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van repliek in conventie, antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie, conclusie van repliek in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weer¬sproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:
2.1. Partijen hebben op 14 juni 2007 een aannemingsovereenkomst gesloten in het kader waarvan [eiser] zich jegens Rederij heeft verbonden om werkzaamheden te verrichten aan boord van het schip "S.S. Rotterdam" (hierna: het schip) voor een totaalbedrag van € 11.100.000,--.
In de aannemingsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
"15.0 Exclusions:
[…]
The buyer will provide the work areas ready for assembling of new structures cleaned for waste.
[…]
16.0 General supply and installation incl. in the scope of [eiser] and general conditions:
The specified prices include material and installation.
[…]
The price is based on that the work will be carried out and completed in Wilhelmshaven.
The installation period is Sept/Oct 2007 – May 2008, […].
[…]
Total price for the delivery and installation of interior according to
Above specification: EUR 11.100.000,--"
2.2. In verband met voornoemde aannemingsovereenkomst zijn partijen de volgende (aanvullende) opdrachten overeengekomen:
Opdrachtnr. Datum Totaalbedrag
28/08 1 februari 2008 € 26.200,--
29/08 1 februari 2008 € 16.400,--
30/08 1 februari 2008 € 44.000,--
31/08 1 februari 2008 € 7.450,--
45/08 10 april 2008 € 837.375,--
61/08 4 juni 2008 € 233.830,--
62/08 5 juni 2008 € 109.200,--
90/08 25 september 2008 € 38.815,--
117/09 4 februari 2009 € 16.500,--
Totaal: € 1.329.770,--
2.3. In september 2007 is [eiser] begonnen met de werkzaamheden aan het schip.
Begin oktober 2008 heeft [eiser] de werkzaamheden gestaakt en de bouwplaats verlaten. Op 16 oktober 2008 heeft een bespreking tussen partijen plaatsgevonden waarin zij afspraken hebben gemaakt over de (voortgang van de) werkzaamheden. Rederij heeft die afspraken in haar brief d.d. 12 november 2008 aan [eiser] als volgt weerge¬ge¬ven:
"Hereby we confirm our agreement according extra work regarding the restoration of the SS Rotterdam, made during our meeting in Nettuno on 16 October 2008 and the various e-mail contacts.
[…]
The agreement is based on the items below:
Completion of work
[eiser] Company will return to the site in Rotterdam within 10 days after [eiser] has received the prepayment.
A prepayment for goods in warehouses in Italy is part of this agreement.
Both parties will sign this appendix on the contract.
[eiser] Company will finish the work in Rotterdam.
Planning schedule/working sequence
Together with Rederij de Rotterdam BV (Rederij) [eiser] Company will draw up a new planning to finish the work before April 2009.
[eiser] Company will not be hold responsible for any delay not caused by [eiser] Company.
Free areas (as large as possible) will be provided to [eiser] Company, to make an efficient progress, which is agreed upon in earlier contracts. [eiser] Company will report directly to the Rederij when any stagnation will occur. After free areas are agreed upon between [eiser] Company and Rederij, and stagnation will occur, extra costs of € 35,00 per hour can be charged to Rederij.
Payment procedure
[eiser] Company made a list of all materials delivered in Rotterdam and a list of materials in the warehouses in Italy (appendix A).
Rederij will pay the invoices of [eiser] Company according to the following guidelines:
• materials will be paid after delivering in Rotterdam.
• Payment for mounting according to the progress on board.
• Rederij will pay for all materials, or half fabricates which need further handling by [eiser] Company, and which are stored in warehouses in Italy. Next to the payment the ownership of these goods will automatically be transferred to Rederij. Both parties will sign a form prevented (de rechtbank leest: presented) by Rederij to confirm that with each invoice.
Extra work
Rederij and [eiser] Company agreed on € 300.000,--, excl. V.A.T. for extra costs until the period of March. With this, all costs of inefficient work in the past, extra costs for staying in and travelling transportation to Rotterdam are covered. This amount will be invoiced and paid with a monthly schedule.
For further general conditions see purchase orderno. 003.07."
2.4. In de tweede week van januari 2009 is [eiser] naar het schip teruggekeerd en heeft hij de werkzaamheden hervat. Op 18 mei 2009 heeft [eiser] de werkzaamheden gestaakt en de bouwplaats verlaten.
2.5. Bij brief d.d. 19 mei 2009 heeft de raadsman van Rederij [eiser] gesommeerd de tussen partijen gemaakte afspraken binnen 15 dagen na ontvangst van die brief na te komen en aangezegd dat bij in gebreke blijven daarvan de tussen partijen gesloten overeenkomst van rechtswege ontbonden zal zijn en juridische maatregelen zullen worden gestart teneinde schadevergoeding te verkrijgen, waaronder vergoeding van de kosten verbonden aan het afronden van de – door [eiser] niet uitgevoerde – werkzaamheden door een derde partij. Voorts is [eiser] gesommeerd om binnen drie dagen na ontvangst van deze brief de materialen, zoals aangeduid in de bijlage bij deze brief, aan te leveren.
2.6. Op 20 en 21 mei 2009 zijn video-opnamen gemaakt van de situatie en voort¬gang per ruimte van het schip.
2.7. Bij e-mailbericht d.d. 16 juni 2009 heeft de raadsman van Rederij aan de raadsman van [eiser] meegedeeld dat Rederij de overeenkomst ontbonden achtte.
2.8. Bij beschikking d.d. 9 juli 2009 van deze rechtbank is een voorlopig deskundigen¬bericht bevolen ter beantwoording van de volgende vragen:
"1. Welke van de tussen partijen overeengekomen werkzaamheden blijken heden nog niet te zijn verricht?
2. Welke van de heden verrichte overeengekomen werkzaamheden zijn door [eiser] verricht en welke door derden?
3. Indien sommige van de overeengekomen werkzaamheden niet zijn verricht, konden deze al voor 16 juni 2009 deugdelijk door [eiser] worden verricht, conform het project en de wettelijke bepalingen, en zo ja onder welke omstandigheden?
4. Zijn de werkplaats(en), waar de overeengekomen werkzaamheden moesten worden verricht, vrij van personen en/of materialen van derden en gereed om de overeengekomen werkzaamheden ongestoord te kunnen verrichten?
5. Welke installaties en/of werkzaamheden van derden hadden al gereed moeten zijn voordat de overeengekomen werkzaamheden door [eiser] hadden kunnen worden gestart?
6. In welke van de cabines, waar de overeengekomen werkzaamheden door [eiser] moesten worden verricht, zijn de in vraag 5 bedoelde installaties en/of werkzaamheden van derden al gereed?
7. Zijn er andere relevante gegevens en feiten om te bepalen of [eiser] wel of niet in staat was de overeengekomen werkzaamheden deugdelijk, conform het project en de wettelijke bepalingen, te verrichten?"
De rechtbank heeft daarbij [persoon 1], partner/expert bij [bedrijf 1] (hierna: [persoon 1]), tot deskundige benoemd. Het deskundigenonderzoek heeft op 14 juli 2009 plaatsgevonden. Het deskundigenbericht dateert van 26 november 2009.
De kosten van het deskundigenbericht ad € 27.441,-- zijn door [eiser] betaald.
De inhoud van het deskundigenbericht luidt voor zover thans relevant als volgt:
"7.0 ANSWERS TO THE QUESTIONS OF THE COURT
7.1 […] All works detailed in the attached Summary tables were found to have not been completed on 14 July 2009.
The attached Summary tables indicate per deck and per un-completed compartment the percentage of work found that was completed on 14 July 2009.
The balance to 100% indicates the % of work not completed.
We estimate the total average percentage of work not completed per deck as follows:
[…]
7.2 […]
Our estimated percentage of the work completed by [eiser] or by another company is indicated in the attached Summary table columns 14 and 15 including the areas fully completed by [eiser] on decks no. 5,6, 7 and 8 (See section 2) which we summarize ad follows:
[…]
7.3 […]
Considering, and as earlier mentioned, that in our opinion to efficiently carry out the contracted works it would be necessary that more or less all other works in the relevant areas would be completed such as, but not limited to, insulation of existing steel walls and bulkheads, electrical and data cabling and fittings, sanitary and air conditioning installations, including approvals of such by the relevant Authorities. This we nominated as "Technical Work". The attached Summary table columns 10 and 11 indicate the status of completion of technical works as derived from the planning scheme dated 27 May 2009 provided by de Rederij and compared to other written and / or visual documentary. It can be concluded that in most of the compartments to be worked in by [eiser] the Technical works were not fully completed.
7.4 […]
We have indicated in the attached Summary table, column 7 by “work area: free yes / no” the availability of work areas in which contracted work had to be carried out.
We have received no comments from either party to these assessments.
7.5 […]
As earlier mentioned to efficiently carry out the contracted works it would be necessary that more or less all other works in the relevant areas would be completed such as, but not limited to, insulation of existing steel walls and bulkheads, electrical and data cabling and fittings, sanitary and air conditioning installations, including approvals of such by the relevant Authorities. […]
The work contracted to [eiser] can mainly be diversified in “Walls” and “Ceiling”. It should be noted that these parts do not necessarily require to be carried out simultaneously. Walls can be fitted when technical installations for walls are completed whilst ceilings must be fitted after walls and technical installation above ceilings are completed.
7.6 […]
We have indicated in the Summary table, column 1, the cabins marked blue in which technical installations were completed but construction works were not completed. Column 2 denotes if the works done so far were done solely by [eiser] (yellow) and / or (partly) also by another company. (orange).
7.7 […]
7.7.1 The work was originally planned to be carried out from September 2007 until May 2008. In our opinion the total scope of the project was rather underestimated particularly with regard to the refurbishment and modification of technical installations which required to be completed until the work by [eiser] could progress in an efficient and continuous manner.
7.7.2 The vessel being no longer a marine but a civil structure should comply with building regulations in the Netherlands, particular the Rotterdam Building Supervision department (dS+V). We understood that obtaining the correct certificates and approvals from the relevant regulatory bodies took much more time than could be anticipated. Consequently the original designs for technical installations and interior constructions had to be variously adapted whilst the work in such areas was already in progress. […]
Although it had been agreed that [eiser] would be compensated for such extra works such circumstances would cause unforeseeable delay of the overall project. It is conceivable that due to such delays other commitments of [eiser] would become hampered."
7.7.3 [eiser] had contracted the work on a lump sum basis hence would have the interest to finish the work in the shortest time. We understood that other contractors involved with technical installations mostly worked on a time and material basis. A difference in approach of the contractors could create a conflict of interest.
7.7.4 As can be noted the initial time scheme received form [eiser] their offer was based on a total estimate of 54590 working hours. Based on an average workforce of 26 men the work could be complete don a continuous basis within the scheduled period of time of about 9 to 10 months provided that the stipulated conditions regarding availability of work areas were met."
2.9. [eiser] heeft op 1 februari 2010 verlof gevraagd en verkregen voor het leggen van conservatoir derdenbeslag voor een bedrag van € 3.500.000,--.
[eiser] heeft kort daarna ten laste van Rederij diverse beslagen gelegd.
3. De vordering in conventie
3.1. [eiser] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Rederij veroordeelt tot betaling aan [eiser] van:
1. een bedrag van € 4.878.573,--, vermeerderd met de Italiaanse handelsrente, althans de Italiaanse wettelijke rente over dat bedrag vanaf de data van de facturen, dan wel voor de bedragen die nog niet gefactureerd zijn vanaf 16 juni 2009, althans vanaf de datum van indiening van het verzoek tot afgifte van een Europees betalingsbevel (23 maart 2010), tot aan de volledige betaling;
2. een bedrag van € 2.597.004,18, vermeerderd met de Italiaanse handelsrente, althans de Italiaanse wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 juni 2009, althans vanaf de datum van indiening van het verzoek tot afgifte van een Europees betalingsbevel (23 maart 2010), tot aan de volledige betaling;
3. de gerechtelijke kosten betreffende de procedure voor het verkrijgen van het voorlopige deskundigenbericht, inclusief het honorarium van de deskundige ad € 27.441,-- en de rente daarover vanaf 26 november 2009, de beslag¬kosten, de kosten ter zake het verzoek tot afgifte van het Europees betalingsbevel en de proceskosten.
3.2. [eiser] stelt daartoe het volgende.
De ontbinding van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst door Rederij is onrechtmatig; de overeenkomst (en latere overeenkomsten) dienen dan ook te worden nagekomen. Daarnaast is de beëindiging jegens [eiser] onrechtmatig en dient Rederij de daaruit voortgevloeide schade te vergoeden.
Het gevorderde bedrag van € 4.878.573,--, dat gebaseerd is op de aannemings¬overeen¬komst d.d. 14 juni 2007, de aanvullende afspraken die in november 2008 zijn gemaakt alsmede de diverse extra – aan de aannemingsovereenkomst gerelateerde – opdrachten, is als volgt opgebouwd:
a. onbetaalde facturen ter zake de hoofdaannemingsovereenkomst: € 2.241.721,--
b. nog te factureren ter zake de hoofdaannemingsovereenkomst: € 310.539,--
c. onbetaalde facturen ter zake andere overeenkomsten: € 16.500,--
d. nog te factureren ter zake andere overeenkomsten: € 717.830,--
e. gefactureerde extra werkzaamheden: € 152.300,--
f. gefactureerde extra uren april-juni 2009: € 813.540,--
g. nog te factureren extra uren voor april 2009: € 476.143,--
h. verhuisvergoeding april-mei 2009: € 150.000,--
Totaal: € 4.878.573,--
3.3. Rederij is gehouden dit bedrag, vermeerderd met Italiaanse handelsrente, althans de Italiaanse wettelijke rente, aan [eiser] te betalen, primair op grond van de gesloten aannemingsovereen¬komsten en subsidiair als vergoeding van de schade die door het verzuim c.q. de onrechtma¬tige ontbinding is veroorzaakt.
3.4. Rederij dient voorts de tengevolge van haar onrechtmatige beëindiging door [eiser] geleden schade te vergoeden. Deze schade beloopt in totaal een bedrag van
€ 2.597.004,18.
Indien Rederij aan haar verplichting tot het leveren van vrije werkruimten, voorzien van de benodigde technische installaties, zou hebben voldaan, dan had [eiser] de overeen¬ge¬ko¬men werkzaamheden binnen 9 tot 10 maanden, derhalve in juni 2008, kunnen afmaken.
Nu Rederij deze verplich¬ting niet is nagekomen, was [eiser] genoodzaakt een jaar langer dan nodig het grootste deel van zijn personeel, technici, productiecapaciteit en magazijnen ter beschikking van Rederij te houden. [eiser] heeft, veel langer dan verwacht, andere opdrach¬ten moeten weigeren aangezien hij zonder de voor Rederij gereserveerde middelen geen andere opdracht kon aannemen.
Het gevorderde bedrag van € 2.597.004,18 is als volgt opgebouwd:
a. ter beschikking stellen van technici periode juni 2008-mei 2009: € 262.184,--
b. ter beschikking stellen van magazijnruimte periode juni 2008-mei 2009:
€ 177.178,--
c. productiestagnatie c.q. winstderving periode juni 2008-juni 2009: € 2.150.000,--
d. buitengerechtelijke advocaatkosten: € 7.642,18
3.5. [eiser] maakt voorts aanspraak op vergoeding van de kosten van het voorlopig deskundigenbericht, zijnde € 27.441,--, vermeerderd met rente vanaf
26 november 2009, de beslagkosten, de kosten van het verzoek tot afgifte van het Europees betalingsbevel, en de proceskosten.
4. Het verweer in conventie
4.1. Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiser] in de proceskosten.
4.2. De oorspronkelijke overeenkomst is niet meer van belang voor zover deze opzij gezet is door de afspraken van 12 november 2008.
[eiser] heeft op 18 mei 2009, hoewel hij op dat moment al gecompenseerd was voor extra kosten in verband met de aangepaste planning en bovendien naar de stand van het werk was betaald, het werk in onvoltooi¬de staat verlaten en aldus de werkzaam¬heden gestaakt. Dit levert wanprestatie op, geen gerechtvaardigde opschorting. Betwist wordt dat tussen partijen is afgesproken dat Rederij aan [eiser] complete vrije dekken, voorzien van de benodigde technische installaties, ter beschikking zou stellen. Rederij heeft, conform de in november 2008 gemaakte afspraken, steeds voldoende grote werkgebie¬den aan [eiser] ter beschikking gesteld.
Rederij heeft meerdere keren concreet aangegeven waar [eiser] zijn werkzaamheden kon verrichten en hem aldus in staat gesteld de overeengekomen werkzaam¬heden uit te voeren. Daarnaast had Rederij aan haar betalingsverplichtingen voldaan. Aan [eiser] kwam dan ook geen recht op opschorting toe.
Gelet op deze tekortkoming heeft Rederij de tussen partijen gesloten overeenkomst, na de ingebrekestelling d.d. 19 mei 2009, medio juni 2009 gerecht¬vaardigd ontbonden.
4.3. [eiser] kan geen aanspraak maken op betaling van de door hem verzonden facturen voor een totaalbedrag van € 1.289.683,--. Deze facturen worden betwist.
De door [eiser] gefactureerde uren in de periode vóór april 2009 worden betwist. Hetgeen [eiser] op grond van de overeenkomst toekwam, is door Rederij voldaan naar de stand van het werk en conform de gemaakte afspraken. De werkzaamheden die verband houden met de onder 3.3. sub a tot en met c genoemde facturen waren door [eiser] niet afgerond en derhalve zijn de gefactureerde bedragen niet verschul¬digd. Voorts wordt de verschul¬digdheid van de onder 3.3 sub d genoemde facturen betwist. De onder 3.3. sub e en f genoemde facturen heeft [eiser] eerst na de ontbin¬ding van de overeenkomst aan Rederij verzonden. Het betreffende werk is niet geleverd en de gestelde meerkosten worden betwist aangezien deze niet vooraf zijn gemeld en daarvoor geen akkoord is gegeven. De onder 3.3 sub g genoemde verhuisvergoeding wordt betwist.
De afspraak van € 50.000,-- gold uitsluitend voor het geval dat [eiser] zijn werk¬zaam¬heden op 1 april 2009 zou hebben afgerond.
4.4. De overige gevorderde schade voor een bedrag van € 2.597.004,18 wordt betwist.
4.5. [eiser] maakt geen aanspraak op buitengerechtelijke kosten en dient de kosten van het voorlopig deskundigenbericht zelf te dragen.
5. De vordering in reconventie
5.1. Rederij vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. [eiser] veroordeelt om binnen een week na betekening van het in dezen te wijzen vonnis een bedrag van € 10.722.000,-- aan Rederij te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de dag van verschul¬digdheid;
subsidiair:
2. voor recht verklaart dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten jegens Rederij en [eiser] te veroordelen de door Rederij geleden en te lijden schade als gevolg van die tekortkoming te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
primair en subsidiair:
3. [eiser] veroordeelt de door hem gelegde beslagen binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis op te heffen, op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,--, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat in gebreke blijft hieraan te voldoen;
4. [eiser] veroordeelt in de proceskosten.
5.2. Tegen de achtergrond van het verweer in conventie heeft Rederij aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd.
[eiser] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen.
Hij heeft onvoldoende inspanningen geleverd om de op 12 november 2008 en de nadien tussen partijen gemaakte afspraken deugdelijk na te komen. [eiser] heeft de overeenge¬komen werk¬zaam¬heden niet (tijdig) uitgevoerd terwijl er voldoende ruimten in het schip voor afbouw door [eiser] beschikbaar waren. Voorts heeft [eiser], ondanks door Rederij herhaaldelijk daartoe verzocht, geweigerd om (tijdig) materialen te leveren en voldoende mankracht in te zetten teneinde de overeenge¬komen werkplanning na te komen. Door vervolgens de werkzaamheden in mei 2009 ten onrechte te beëindigen en deze, ook na daartoe bij brief van 19 mei 2009 te zijn gesommeerd, niet te hervatten, was Rederij gerechtigd de tussen partijen gesloten overeenkomst te ontbinden.
5.3. Rederij heeft schade geleden doordat [eiser] ten onrechte het werk heeft gestaakt. De schade bestaat uit de extra kosten van afbouw door derden die noodzakelijk waren als gevolg van de beëindiging door [eiser] van zijn werkzaam¬heden en de gevolgschade nadien. Voor het afmaken van de werkzaamheden en voor het leveren van de ontbrekende materia¬len is Oranjedak West B.V. als hoofdaanne¬mer ingeschakeld. Doordat [eiser] het werk had vertraagd, zijn bovendien extra kosten gemaakt in verband met de stagnatie van de voortgang van het werk van technisch installateur Cofely. In totaal bedragen de kosten verbonden aan het afmaken van het werk een bedrag van € 9.236.000,--.
Gedurende de periode van januari 2009 tot en met juni 2009 (24 weken) heeft een team van 200 personen 10% minder efficiënt kunnen werken als gevolg van de vertraging die door [eiser] is veroorzaakt en vanwege ontbrekende materialen.
Bij een gemiddeld uurtarief van € 50,-- en een gemiddelde werkdag van 8 uur beloopt de schade een bedrag van € 960.000,-- (24 x 200 x 40 x € 50,-- x 10%).
In de periode van juli 2009 tot en met januari 2010 heeft Rederij extra kosten moeten maken teneinde het overnemen van de werkzaamheden van [eiser] door derden goed te coördineren. Rederij heeft een team van 6 personen gedurende 5 tot 7 maanden langer moeten inzetten. Bij een gemiddeld uurtarief van € 100,-- bedraagt de schade € 576.000,-- (24 x 6 x 40 x € 100,--).
6. Het verweer in reconventie
6.1. Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen.
Op grond van artikel 1460 van het Codice Civile, het Italiaanse burgerlijk wetboek, was [eiser] op 18 mei 2009 gerechtigd zijn werkzaamheden te schorsen. Rederij had immers verzuimd om de op haar rustende verplichting, te weten [eiser] in staat te stellen zijn werk¬zaamheden ongehin¬derd uit te voeren, na te komen.
6.2. Betwist wordt dat de vertraging in de werkzaam¬heden is veroorzaakt doordat [eiser] onvoldoende mankracht ter beschikking zou hebben gesteld. [eiser] kon zijn werkzaamheden niet op tijd uitvoeren doordat voort¬durend om wijzigingen van reeds vastgestelde werkzaamheden werd verzocht, er fouten in (door derden verrichte) constructies werden ontdekt die de door [eiser] reeds verrichte werkzaam¬heden teniet deden, de zogenaamde "closing calls" en vergunningen ontbraken en de tech¬nische installaties niet gereed waren.
6.3. Partijen hebben na 18 mei 2009 getracht een oplossing voor de ontstane situatie te vinden. Na de inwerkingtreding van de door Rederij ingeroepen ontbinding was daartoe geen reden meer. Aangezien Rederij bij het inroepen van de ontbinding had aangekondigd haar betalings¬¬verplichtingen niet te zullen nakomen, was [eiser] gerechtigd zijn verbintenis tot het leveren van materialen te schorsen.
6.4. De (hoogte van de) schade en de in verband daarmee gestelde werkzaamheden worden betwist. Dat Rederij om de werkzaamheden van [eiser] af te maken nagenoeg hetzelfde heeft betaald dan hetgeen zij aan [eiser] voor alle werkzaam¬heden had moeten betalen, is niet geloofwaardig.
7. DE BEOORDELING
in conventie en in reconventie
Toepasselijk recht
7.1. Het gaat hier om een internationale zaak gezien het feit dat [eiser] woonachtig is in Italië. In een internationale zaak dient de aangezochte rechtbank ambtshalve te beoordelen of zij bevoegd is en welk recht van toepassing is.
De rechtbank ontleent bevoegdheid aan artikel 2 EEX-Verordening nu Rederij in Nederland (Rotterdam) is gevestigd. Hoewel [eiser] zijn vordering lijkt te baseren op zowel (een) contractuele grondslag(en) als een delictuele, is, zoals hierna zal blijken, over onrechtmatigheid los van de overeenkomst onvoldoende gesteld of gebleken.
Het gaat dus in feite over en weer om vorderingen op basis van een overeenkomst.
Naar Nederlands internationaal privaatrecht dient de vraag welk recht op contrac¬tuele verbintenissen als de onderhavige van toepassing is, te worden beantwoord aan de hand van het EEG-Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenis¬sen uit overeenkomst van 19 juni 1980, Trb. 1980, 156 (EVO).
Gesteld noch gebleken is dat partijen een rechts¬keuze als bedoeld in arti¬kel 3 EVO hebben gedaan zodat de overeenkomst wordt beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst is verbonden (artikel 4 lid 1 EVO). Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] op grond van de aannemingsovereenkomst werkzaam¬heden aan het schip moest verrichten, hetgeen als de kenmerkende prestatie van de aannemings¬overeenkomst kan worden aangemerkt. Nu die kenmerkende prestatie door [eiser] werd verricht en [eiser], gelet op de als productie 1 overgelegde aannemingsovereenkomst d.d. 14 juni 2007, op het tijdstip van het sluiten van de aannemings¬overeen¬komst woonachtig was in Italië, wordt op grond van artikel 4 lid 2 EVO de overeenkomst geacht het nauwst verbonden te zijn met Italië, zodat Italiaans recht op de aannemingsovereen¬komst van toepassing is. Nu ook partijen de mening zijn toegedaan dat Italiaans recht van toepassing is, zal ook de rechtbank daarvan uitgaan.
7.2. Nu op de contractuele verhouding tussen partijen Italiaans recht van toepassing is, dient te worden beoordeeld wat dat recht inhoudt voor de vorderingen in conventie en in reconventie.
[eiser] heeft bij conclusie van eis onder III.2 en III.3 de zijns inziens relevante wetsartikelen uit het Italiaanse burgerlijk wetboek, het Codice Civile, genoemd en aan de hand van overgelegde Nederlandse vertalingen van die wetsartikelen aangegeven wat die artikelen volgens hem inhouden. Rederij heeft de vertaalde wetteksten en de conclusies die [eiser] daaraan verbindt, betwist.
De rechtbank heeft op dit punt behoefte aan nadere inlichtingen van partijen.
Op na te noemen comparitie van partijen zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen om ten aanzien van hun vorderingen, de daaraan ten grondslag liggende stellingen alsmede de verweren die zij over en weer hebben gevoerd, gemotiveerd aan te geven welke wetsartikelen uit het Italiaanse burgerlijk wetboek, het Codice Civile, daarop van toepassing zijn, wat die wetsartikelen inhouden en welke rechtsgevolgen zij daaraan verbinden, een en ander zoveel mogelijk toegelicht aan de hand van relevante bescheiden. De rechtbank denkt daarbij aan legal opinions en/of relevante jurisprudentie/literatuur. Een en ander dient tenminste 4 weken voor de zitting, bij brief, aan de wederpartij en aan de rechtbank te worden toegezonden.
In het navolgende gaat de rechtbank er – voorlopig – van uit dat het Italiaanse recht op de relevante punten in grote lijnen overeenkomt met het Nederlandse recht.
Het geschil
7.3. Partijen verschillen van inzicht over de inhoud en reikwijdte van de tussen hen geldende overeenkomst. Niet ter discussie staat dat sprake is van een
aanne¬mings¬overeenkomst, waarbij [eiser] zich, tegen betaling van de aanneemsom, verplicht heeft het in de overeenkomst van 2007 omschreven werk (scope) te voltooien. Het debat spitst zich toe op de verplichtingen van Rederij (naast de verplichting tot betaling). Opvallend is, dat de overeenkomst daarover grotendeels zwijgt.
In feitelijke zin is het voornaamste punt van geschil de vraag of Rederij zich jegens [eiser] verplicht heeft om de werkplaatsen/dekken waar [eiser] zijn werkzaamheden diende uit te voeren geheel vrij van materialen en werklieden te leveren, nadat deze waren voorzien van de benodigde technische installaties.
7.3.1 Volgens [eiser] vloeit die verplichting voort uit de tussen partijen gemaakte afspraken en hetgeen gebruikelijk is in de branche. [eiser] heeft hiervoor verwezen naar artikel 15 van de aannemings¬overeen¬komst d.d. 14 juni 2007 en de afspraken zoals weergegeven in de brief d.d. 12 november 2008 waarin, aldus [eiser], Rederij haar verplichting om aan [eiser] vrije werkvloeren te leveren, heeft bevestigd. Volgens [eiser] hield die verplichting in dat alle benodigde bekabeling, buizen en isolatie in de wanden en de plafonds van de cabines (door derden) waren geplaatst en (door de inspectie) goedgekeurd voor¬dat [eiser], als laatste schakel van de keten, de wanden en de plafonds kon aanbren¬gen en sluiten. Alleen indien de technische installaties, de werktekeningen en de vergun¬ningen gereed waren, was [eiser] in staat zijn werkzaamheden (ongehin¬derd) te verrichten. Daarom kon [eiser] eerst zijn werkzaamheden aanvangen in die cabines waar¬voor een zogenaamde "closing call" was afgegeven door de technische directie van de bouw. Deze closing call moest worden afge¬geven op het moment dat alles klaar en goedgekeurd was om de wanden en de plafonds te kunnen sluiten, aldus nog steeds [eiser].
[eiser] heeft voorts nog gesteld dat hij ook mocht verwachten, omdat dit volgens hem gebruikelijk is bij dit soort aannemingswerk¬zaam¬heden, dat hij op volledig, althans voor een groot deel, vrijgemaakte dekken aan alle oppervlakken in een bepaald gedeelte van het schip tegelijk kon werken teneinde zijn personeel effectief en economisch in te kunnen zetten.
7.3.2 Rederij heeft de stellingen van [eiser] gemotiveerd betwist.
Volgens Rederij is tussen partijen nimmer afgesproken dat aan [eiser] complete vrije dekken ter beschikking zouden worden gesteld en dat hij ongehinderd in de door [eiser] gestelde zin zijn werk¬zaam¬¬heden zou kunnen uitvoeren. Evenmin is tussen partijen overeengekomen dat de technische installaties gereed zouden moeten zijn voordat [eiser] zijn werkzaam¬heden zou gaan aanvangen. Hoewel in het oorspronke¬lijke contract wellicht gelezen kan worden dat de werkruimten vrij zouden zijn van ander personeel, zijn in november 2008 aanvullende en gewijzigde afspraken met [eiser] gemaakt over de uitvoering en de planning van de werkzaamheden. [eiser] is toen ruimschoots gecompen¬seerd voor de gewijzigde werk¬volgorde en de extra kosten die daaruit voortvloeiden. De afspraak die partijen toen hebben gemaakt was dat Rederij zo groot mogelijke gebieden ("free areas (as large as possible)") beschikbaar zou stellen, hetgeen zij ook heeft gedaan, aldus nog steeds Rederij.
7.4. Met Rederij is de rechtbank van oordeel dat, voor zover de overeenkomst van 12 november 2008 afwijkt van de oorspronkelijke, de overeenkomst van
12 november 2008 voorgaat. Van afwijking is op het essentiële punt sprake; weliswaar verwijst de overeenkomst van 12 november 2008 terug naar "earlier contracts", maar de nieuwe afspraak houdt duidelijk in dat "free areas (as large as possible)" volstaan. Hetgeen daarvoor is voorgevallen moet, gelet op de verdere inhoud van die brief, ook ten aanzien van de vertraging al dan niet samenhangend met het niet vrij zijn van de werkplekken, geacht geregeld en afgerekend te zijn. [eiser] kan daarop in beginsel dan ook niet terugkomen en hij heeft niets gesteld dat tot uitzondering op dat uitgangspunt kan leiden. Het gaat derhalve om de situatie na 12 november 2008. [eiser] stelt en Rederij betwist dat daarna onvoldoende opper¬vlakken vrij ter beschikking werden gesteld. Krachtens de hoofdregel van het bewijs¬recht (art. 150 Rv) rust op [eiser] de bewijslast en het bewijsrisico van zijn stelling. Nu hij bewijs heeft aangeboden zal hij daartoe worden toegelaten. Daarbij merkt de rechtbank het volgende op.
Door [eiser] is niet betwist dat hij wist dat hij tegelijk met nevenaannemers in het schip zou werken. Dat betekent dat de bewijsopdracht erop neerkomt dat [eiser] zal worden toegelaten te bewijzen dat hij er, alle omstandig¬heden – waaronder de zojuist genoemde – in aanmerking genomen, van uit mocht gaan dat Rederij er voor zou zorgen dat de werkzaamheden van [eiser] verricht konden worden in voldoende grote ruimtes die geheel vrij waren van werklui en materialen en dat dit niet is geschied.
7.5. [eiser] heeft in dit verband het volgende gesteld.
Alleen indien alle voorafgaande, door derden uit te voeren werkzaamheden, de technische installaties, de planning, de werktekeningen en de benodigde vergun¬ningen gereed waren, kon [eiser] zijn werk deugdelijk verrichten. Het behoorde tot de taak van Rederij om de diverse werkzaam¬heden te coördineren.
De coördinatie/project¬leiding van het werk verliep echter chaotisch doordat Rederij geen sturing en controle op het project uitoefende en zij de coör¬dinatie aan de diverse betrokken aannemers overliet. Vanwege stelselmatige vertragingen in de door derden uit te voeren (voorafgaande) werkzaamheden, het ontbreken van closing calls, goedkeuringen, technische installaties en werktekeningen was het voor [eiser] niet mogelijk om zijn werk deugdelijk te plannen en efficiënt uit te voeren. Voorbeelden van de belemmeringen die het door [eiser] uit te voeren werk vrijwel onmogelijk maakten en waarvan melding aan Rederij is gedaan, zijn weergegeven in producties 30, 31, 32, 33, 35 tot en met 49, 52 tot en met 58 en 114 tot en met 116. Deze producties, waaruit onder andere blijkt dat bepaalde closing calls en goedkeu¬ringen ontbraken, zijn illustratief voor het gebrek aan coördinatie door Rederij, aldus nog steeds [eiser].
7.6. Volgens Rederij is [eiser] ruimschoots in de gelegenheid gesteld om zijn werk deugdelijk en conform de overeengekomen planning te verrichten. Er waren voldoende grote werk¬gebie¬den beschikbaar voor [eiser]. Indien sprake zou zijn van enige stagnatie van het werk in verband met (technische) werk¬zaam¬heden van derden, dan lag het, gelet op de tussen partijen gemaakte procedurele ¬afspraken zoals weergegeven in de brief d.d. 12 november 2008, op de weg van [eiser] om daar direct en concreet melding van te doen. In dat geval had Rederij vrije ruimten in het schip kunnen aanwijzen waar [eiser] wel kon werken. [eiser] heeft evenwel, in strijd met de gemaakte afspra¬ken, nagelaten Rederij op de hoogte te stellen van concrete situaties waarin hij in zijn werk belemmerd werd. Aldus heeft Rederij niet de mogelijk¬heid gehad om het werk te controleren en bij te sturen teneinde verdere vertraging en schade te voorko¬men. [eiser] heeft slechts van één geval melding aan Rederij gedaan waarop Rederij adequaat heeft gereageerd. De (met gedachte¬streepjes aangeduide) producties waarnaar [eiser] bij conclusie van repliek in conventie op pagina’s 2, 3 en 4 heeft verwezen, kunnen niet worden aangemerkt als concrete signaleringen van stagnatie in het werk aan de hand waarvan Rederij het werk had kunnen bijsturen. Uit deze producties kan worden afgeleid dat de werk¬zaam¬heden conform de daaromtrent gemaakte afspraken werden uitgevoerd en onderling op elkaar werden afgestemd, aldus nog steeds Rederij.
7.7. Met betrekking tot het systeem van de closing calls heeft Rederij gesteld dat met alle betrokken partijen gaandeweg een aangepaste werkwijze is overeenge¬komen via een dagelijkse coördina¬tie¬¬vergadering. Er werd, zoals afgesproken, met closing calls gewerkt en daarnaast maakten partijen met elkaar werkbare afspraken voor de onderlinge coördinatie en afstemming van de werk¬zaamheden. Over de closing calls kon tijdig worden beschikt. Eventuele closing calls die niet tijdig voorhanden waren, zijn in de dagelijkse coördinatie¬vergaderingen bijgestuurd. Hierbij was geen sprake was van extra werk voor partijen, aldus nog steeds Rederij.
7.8. Rederij heeft voorts gesteld dat het feit dat de technische werkzaamheden van derden nog niet volledig gereed waren, geen belemmering vormde voor de werkzaamheden van [eiser]. Bovendien kon de afmontage van diverse onderdelen zoals de elektrische installaties, de airconditio¬ning, de databekabeling en het sanitair eerst plaatsvinden nadat de (door [eiser] te plaatsen) wanden en plafonds waren aangebracht. Overigens zouden de werkzaam¬heden van derden, die afhankelijk waren van de voortgang van het door [eiser] te verrichten werk, stagneren wanneer [eiser] zijn werkzaamheden niet zou uitvoeren. Deze situatie heeft zich ook daadwerkelijk voor¬gedaan. Op 26 maart 2009 werd de stand van het werk ten opzichte van de geaccor¬deerde planning verstrekt aan [eiser]. Daaruit bleek dat de activiteiten van [eiser] behoorlijk achterliepen, aldus nog steeds Rederij.
7.9. De rechtbank overweegt het volgende.
Bij gebreke van afspraken op dit punt in de overeenkomst en/of daarna moet het uitgangspunt zijn dat [eiser] er zelf voor diende te zorgen dat hij zijn werk behoorlijk uitvoerde c.q. kon uitvoeren. Op Rederij rustte voorshands (tenzij het Italiaans recht hieromtrent iets specifieks inhoudt, hetgeen tot dusverre geen onderwerp van het partijdebat is geweest) slechts een uit de redelijkheid voortvloeiende verplichting [eiser] in zijn werk niet te hinderen. Dit aspect – en het Italiaans recht op dit punt – kan ter zitting nader besproken worden. Het is niet voldoende dat [eiser] die situatie niet optimaal achtte. De opdrachtgever mag ervan uitgaan dat de aannemer zelf in staat is zijn werkzaamheden naar behoren in te richten (en heeft daar in beginsel ook geen zeggenschap over); hij dient ervoor te zorgen dat de nevenaannemers de aannemer niet hinderen, maar een verplichting tot coördinatie geldt alleen als die is afgesproken. Partijen zullen op dit punt ter zitting nadere inlichtingen kunnen verstrekken.
7.10. Op basis van het debat tot dusver merkt de rechtbank het volgende op.
[eiser] heeft niet, althans onvoldoende, weersproken dat hij heeft ingestemd met de in de bouwvergade¬ring van 19 februari 2009 overhandigde planning waarin in hoofd¬lijnen is aangege¬ven dat alle ruimten per 27 april 2009 en alle overige werkzaamheden en vertrekken vóór juli 2009 gereed moesten zijn, dat hij op
26 februari 2009 de werkplaats zelf heeft bezocht, en dat op die dag door partijen is vastgesteld dat er grote gebieden beschikbaar waren waar [eiser] kon en ook zou gaan werken. [eiser] heeft evenmin weersproken dat hem op 25 maart 2009 een gedetailleerd overzicht is verstrekt van werkgebieden zonder dat zich daar door derden veroorzaakte vertra¬gingen zouden kunnen voordoen.
Uit de door [eiser] bij conclusie van repliek in conventie overgelegde producties 30, 31, 32, 33, 35 tot en met 49, 52 tot en met 58, 114 tot en met 116 kan voorshands niet worden afgeleid dat [eiser] zodanig in zijn werk werd belemmerd dat het voor hem niet mogelijk was de overeengekomen werkzaamheden overeen¬komstig de planning deugdelijk uit te voeren. Hij zal zijn stellingen dus desgewenst mogen bewijzen.
Voorts blijkt uit die stukken niet dat [eiser] van de door hem gestelde belemme¬ringen in het werk, conform de tussen partijen gemaakte afspraken zoals weerge¬geven in de brief d.d. 12 november 2008, direct en concreet melding aan Rederij heeft gedaan. Ook dat mag hij desgewenst bewijzen. Afhankelijk van de resultaten van de bewijslevering over a) het niet beschikbaar stellen van vrije ruimtes (zie 7.4), b) de hinder en c) de melding van de hinder, zal aan de orde zijn of [eiser] mocht opschorten.
7.11. Voor wat betreft de door [eiser] gestelde noodzaak dat de ruimtes waren voorzien van de nodige technische instal¬laties, behoeft de rechtbank nadere inlich¬tingen. Een afspraak op dit punt blijkt niet uit de stukken. Kennelijk (het is immers niet betwist) waren de ruimtes niet goedgekeurd (geen closing call). Onduidelijk is of dat in strijd met de overeenkomst is.
Opschorting
7.12. [eiser] heeft gesteld dat hij op grond van artikel 1460 van het Codice Civile in mei 2009 bevoegdelijk zijn werkzaamheden heeft opgeschort aangezien hij door Rederij, ondanks daartoe meerdere keren te hebben verzocht, steeds niet in staat werd gesteld zijn werkzaamheden ongehinderd uit te voeren.
Rederij heeft aangevoerd dat [eiser] in mei 2009 niet heeft gemeld dat hij zijn werkzaamheden opschortte; hij was toen ook niet bevoegd nakoming van zijn verbintenis op te schorten. Rederij verkeerde toen immers niet in schuld¬eisers¬ver¬zuim omdat zij aan haar verplichtingen jegens [eiser] had voldaan, aldus Rederij.
7.13. Als Rederij tekort geschoten is in de op haar rustende verbintenis (hetgeen het geval is indien [eiser] slaagt in het onder 7.4 en 7.10 bedoelde bewijs), is de vraag of onder deze omstandigheden [eiser] in mei 2009 bevoegd was om nakoming van zijn prestatie uit te stellen. Daarvoor is van belang welke eisen het Italiaanse civiele recht stelt aan opschorting. In dat verband is ook van belang of voor een opschorting vereist is dat expliciet wordt opgeschort. Als dat niet zo is, moet naar het oordeel van de rechtbank Rederij in beginsel het feit dat [eiser] in mei 2009 zijn werkzaamheden staakte, in het licht van het overleg tussen partijen en de e-mails van [eiser], hebben begrepen als (het uitvloeisel van een beroep op) opschorting door [eiser]. [eiser] heeft in de periode daarvoor aan Rederij te kennen gegeven dat hij zijn werkzaam¬heden niet kan verrichten zolang Rederij hem daartoe niet in staat stelt. Dat [eiser] zich geheel zou terugtrekken, heeft hij nooit aangekondigd. Het staken van de werkzaam¬heden kon dus eigenlijk niet anders dan een opschorting inhouden.
Op na te noemen comparitie van partijen zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen, met inachtneming van het hiervoor sub 7.2 overwogene, daarover (nadere) inlichtin¬gen te verstrekken.
7.14. Indien [eiser] slaagt in het onder 7.4 en 7.10 bedoelde bewijs en hij naar Italiaans recht nakoming van zijn verbintenis mocht opschorten, dan vloeit daaruit ook voort dat Rederij de tussen partijen gesloten overeenkomst niet mocht ontbinden, die overeenkomst dus nog steeds van kracht is en [eiser] recht heeft op nakoming van de overeenkomst.
Hoewel in confesso is dat nakoming door [eiser] niet meer mogelijk is (het werk is immers door anderen voltooid), kan dat [eiser] niet worden tegengeworpen omdat dit dan het gevolg is van eigenmachtig optreden van Rederij. In dat geval maakt [eiser] in beginsel terecht aanspraak op betaling van de overeen¬gekomen aanneemsom en op betaling van de bedragen die hij vordert op grond van nevenovereenkomsten, zij het dat in beide gevallen rekening moet worden gehouden met bespaarde, niet geleverde, materialen, niet verrichte arbeid en (mede in verband daarmee) bespaarde kosten. Datzelfde geldt in principe voor het meerwerk, voor zover dat meerwerk is overeengekomen en door hem is uitgevoerd.
7.15. In de huidige situatie komt het prematuur voor om al in detail in te gaan op de door [eiser] gevorderde bedragen. Wel zal, uit proceseconomische overwegingen, op na te noemen comparitie van partijen met partijen worden besproken wat in voorkomend geval de meest geëigende wijze is om te komen tot vaststelling van de bedragen die nog door Rederij moeten worden betaald. Gelet op hetgeen hierna onder 7.22 tot en met 7.24 zal worden overwogen, zal het voorlopig deskundigenbericht hierbij als uitgangspunt dienen.
7.16. [eiser] heeft voorts betaling gevorderd van kosten die hij in verband met de vertraging van de werkzaamheden heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen [eiser] ter zake gesteld heeft niet zonder meer kan worden afgeleid dat die kosten voor vergoeding door Rederij in aanmerking komen. Met name is onduidelijk wat daarvoor de rechtsgrond zou zijn. [eiser] beroept zich kennelijk op een onrechtmatige daad, maar voor zelfstandig – dat wil zeggen los van de overeenkomst – onrechtmatig te achten handelen of nalaten bieden de stellingen onvoldoende aanknopingspunten. Als het gaat om schade ten gevolge van de onterechte ontbinding, is het causaal verband niet duidelijk. Voor het geval het zuivere vertragingsschade – als gevolg van de wanprestatie van Rederij – betreft, zal verschil gemaakt moeten worden tussen de periode voor en na 12 november 2008 en zal toelichting behoeven hoe zich de vordering ten aanzien van de periode daarvoor verhoudt tot die nadere afspraak.
[eiser] zal op na te noemen comparitie van partijen in de gelegenheid worden gesteld dit onderdeel van zijn vordering gemotiveerd toe te lichten, een en ander zoveel mogelijk aan de hand van relevante stukken. Rederij mag hierop reageren.
Indien [eiser] niet slaagt in het onder 7.5 bedoelde bewijs
7.17. Indien [eiser] in voormelde bewijslevering niet slaagt, betekent dat dat Rederij niet tekort geschoten is in haar verplichtingen uit de nadere overeenkomst van 12 november 2008. Opschorting wegens schuldeisersverzuim is dan niet aan de orde.
7.18. [eiser] heeft bij conclusie van repliek in conventie nog gesteld dat indien hij met een planning instemt maar derden vervolgens hun taken niet vervullen, hij de gemaakte afspraken niet kan nakomen, te meer nu hij de laatste schakel van de keten (installaties – isolatie – vergunning – closing call – vrijmaken werkgebieden) is. Rederij heeft bij conclusie van dupliek in conventie (onder punt 22 tot en met 27) gemotiveerd betwist dat [eiser] de laatste schakel in het bouw¬proces was en aangevoerd dat [eiser] een essentieel onderdeel van de totale bouwketen vormde.
Dit aspect zal, voor het geval [eiser] daarmee een zelfstandig punt (los van de opschorting) heeft willen opbrengen, ter comparitie nader besproken worden. Daarbij zal enerzijds het uitgangspunt zijn dat Rederij, als opdrachtgever, jegens [eiser] verantwoordelijk is voor tekortschieten van de nevenaannemers, terwijl anderzijds van [eiser] in redelijkheid – zeker gelet op de afspraken van 12 november 2008 – verwacht mocht worden dat hij concreet zou aangeven welke hinder hij ondervond. Ook hier kan de inhoud van het Italiaans recht aan de orde komen.
7.19. Als het [eiser] niet vrijstond om het werk in mei 2009 te verlaten en aldus nakoming van zijn verbintenis op te schorten, is de vraag, of dat weglopen grond voor ontbinding kan zijn. Vaststaat dat [eiser], ook na daartoe bij brief d.d. 19 mei 2009 van Rederij te zijn gesommeerd, zijn werkzaamheden niet heeft hervat.
Naar Nederlands recht zou dat wanprestatie opleveren en de ontbinding rechtvaar¬digen. Teneinde te kunnen beoor¬delen of Rederij onder deze omstandigheden naar Italiaans recht bevoegd was de overeen¬komst te ontbinden, wenst de rechtbank op na te noemen compa¬ritie, met inacht¬neming van hetgeen hiervoor onder 7.2 is overwogen, door partijen te worden geïnformeerd over de vraag welke wettelijke eisen door het Italiaans recht aan ontbinding van een overeenkomst worden gesteld en welke rechtsgevolgen daaraan verbonden moeten worden.
7.20. Indien Rederij onder de gegeven omstandigheden naar Italiaans recht bevoegd was de aannemingsovereenkomst te ontbinden, acht de rechtbank het in beginsel redelijk dat Rederij ervoor gekozen heeft om het schip door derden te laten afbouwen. De daaruit voortvloeiende schade kan Rederij (naar moet worden aangenomen, ook naar Italiaans recht) als gevolg van de wanprestatie van [eiser] (die aanleiding voor de ontbinding was) op [eiser] verhalen voor zover deze redelijk is en Rederij deze zoveel mogelijk heeft beperkt.
Gelet op hetgeen Rederij in reconventie vordert, zal vastgesteld moeten worden welke overeengekomen werk¬zaam¬heden door [eiser] zijn uitgevoerd en welke overeen¬gekomen werk¬zaam¬heden niet door hem maar door de opvolgend aannemer zijn uitgevoerd. Partijen verschillen immers van mening over de vraag in welk stadium het werk op het moment van ontbinding verkeerde en de omvang van de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden.
Deskundigenbericht
7.21. Het op 14 juli 2009 uitgevoerde voorlopige deskundigenonderzoek is mede bevolen ter beantwoording van de vraag (1) welke van de tussen partijen overeenge¬komen werkzaamheden nog niet zijn verricht en (2) welke van de verrichte overeengekomen werkzaamheden door [eiser] zijn verricht en welke door derden.
7.22. Volgens Rederij kan aan het deskundigenbericht d.d. 26 november 2009 geen waarde worden toegekend aangezien de deskundige erop uit was partijen tot een compromis te bewegen over bepaalde geschil¬pun¬ten, zoals de percentages van het door [eiser] voltooide werk. Dit behoorde evenwel niet tot de opdracht aan de deskundige. Voorts zijn de video-opnamen die op 20 en 21 mei 2009 zijn gemaakt door de deskundige niet, althans onvoldoende, in zijn oordeel betrokken. Uit die videobeelden blijkt dat de deskundige van onjuiste feiten is uitgegaan, aldus nog steeds Rederij.
Volgens [eiser] zijn de videobeelden wel door de deskundige in zijn onderzoek betrokken en heeft Rederij voldoende gelegenheid gehad om voorafgaand aan het deskundigenrapport haar standpunt aan de deskundige uit te leggen en waar nodig te verdedigen. Door dit pas in de onderhavige procedure voor het eerst te doen, handelt Rederij in strijd met zowel de redelijkheid als de goede procesorde. Het deskun¬digen¬rapport is volledig, grondig, relevant en goed beargumenteerd, aldus nog steeds [eiser].
7.23. De rechtbank stelt voorop dat het voorlopig deskundigenbericht d.d.
26 november 2009 voldoet aan de daaraan te stellen eisen ten aanzien van de totstandkoming. Het is met redenen omkleed, de vragen van de rechtbank zijn beantwoord, partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, waarvan het bericht ook blijk geeft, en het onderzoek is onpartijdig en zelfstandig verricht.
De deskundigheid van de deskundige is als zodanig niet in geschil. Daarbij komt, dat zijn conclusies helder en inhoudelijk consistent zijn.
Slechts in uitzonderlijke gevallen zal de rechtbank, in die situatie, aanleiding zien de conclusies van de deskundige niet te volgen. Tot dusver is hetgeen Rederij op dat punt gesteld heeft onvoldoende; daaraan doet niet af dat het haar, anders dan [eiser] meent, vrijstaat (pas) nu inhoudelijk kritiek te leveren. De enkele omstandigheid dat de deskundige – wellicht – gepoogd heeft partijen tot een compromis te bewegen is geen reden om zijn oordeel daar te laten. Voor wat betreft de videobeelden kunnen partijen hun standpunt te zijner tijd nader toelichten.
In voorkomend geval zal een aanvullend deskundigenbericht gevraagd kunnen worden.
7.24. In beginsel zal, aan de hand van de conclusies van de deskundige, eventueel na aanvulling, moeten worden vastgesteld welke van de tussen partijen overeen¬gekomen werkzaamheden door [eiser] zijn uitgevoerd en welke van die werkzaam¬heden nog door [eiser] moesten worden uitgevoerd. In dat geval kan worden beoor¬deeld in hoeverre de in conventie en in reconventie gevorderde bedragen redelijk zijn.
7.25. De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht op pagina’s 42 tot en met 45 antwoord gegeven op de door de rechtbank aan hem voorgelegde vragen. In antwoord op vraag 1 heeft de deskundige aan de hand van gemiddelde percentages weergegeven welke van de tussen partijen overeengekomen werkzaamheden op
14 juli 2009, de datum waarop het onderzoek is uitgevoerd, nog niet waren verricht. In antwoord op vraag 2 heeft de deskundige aan de hand van gemiddelde percen¬tages weergegeven welke van de verrichte overeengekomen werkzaamheden door [eiser] waren verricht en welke door derden. Deze percentages per dek bij elkaar opgeteld (% niet voltooid werk + % door [eiser] voltooid werk + % door derden voltooid werk) leveren in vrijwel alle gevallen een uitkomst van 100% op.
De rechtbank wenst op na te noemen compa¬ritie door partijen geïnformeerd te worden over de vraag hoe deze percentages zich verhouden tot de in conventie en reconventie gevorderde bedragen. In dat verband merkt de rechtbank thans reeds op dat Rederij een bedrag van € 10.722.000,-- vordert ter zake kosten van afbouw door derden terwijl het totale werk door [eiser] is aangenomen voor een bedrag van
€ 11.100.000,--, derhalve een relatief klein verschil van € 378.000,--.
Rederij zal op na te noemen comparitie in de gelegenheid worden gesteld hiervoor een verklaring te geven, zoveel mogelijk aan de hand van relevante stukken.
Voorts zal Rederij ter comparitie de gelegenheid krijgen gemotiveerd toe te lichten of zij iets heeft gedaan in het kader van de op haar rustende schadebeper¬kingsplicht en zo ja wat.
Verder zullen partijen zich ter comparitie kunnen uitlaten over de vraag wat de videoband die Rederij heeft overgelegd als productie 24 bij conclusie van dupliek in conventie hieraan kan toevoegen.
Comparitie
7.26. Zoals hiervoor vermeld komt het de rechtbank raadzaam voor dat een comparitie van partijen wordt gelast. Deze zal worden benut om met partijen te overleggen over de voortgang van de procedure, bijvoorbeeld in die zin dat begon¬nen wordt met bewijslevering en dat het debat over de omvang van de schade voorlopig wordt geparkeerd. De nadruk zal niet zozeer liggen op een inhoudelijke bespreking van alle merites van de zaak en zeker niet op de (financiële) details, maar vooral op een nadere inventari¬satie van de posities van partijen, de belangrijkste geschilpunten en de procedureel meest aangewe¬zen weg om daarmee om te gaan. In dat kader zal ook worden bezien of er ruimte bestaat om – wellicht op onder¬delen – tot een schikking te komen.
7.27. Bij wijze van uitzondering wordt ter comparitie aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de hiervoor onder 7.2, 7.9, 7.11, 7.13, 7.15, 7.16, 7.18, 7.19 en 7.25 genoemde onderwerpen nader toe te lichten, desgewenst in de vorm van een pleidooi, waarbij onder pleiten wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven pleitnotitie (maximaal twintig minuten per partij).
7.28. In het kader van de vaststelling van de feiten dienen partijen de stukken waarop zij tijdens de comparitie een beroep willen doen, uiterlijk vier weken – de rechtbank wijkt in verband met de omvang van de zaak hier af van de gebruikelijke twee weken – tevoren in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toe te zenden.
7.29. Elke verdere beslissing wordt in dit stadium aangehouden.
8. De beslissing
De rechtbank,
beveelt partijen, in persoon voor zover zij natuurlijke personen zijn, deugdelijk vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is voor zover zij rechts¬personen zijn, vergezeld door hun raadslieden te verschijnen in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, op
27 maart 2012 van 9.30 tot 12.30 uur teneinde als onder 7.2, 7.9, 7.11, 7.13, 7.15, 7.16, 7.18, 7.19 en 7.25 voormeld;
bepaalt dat bescheiden die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in de procedure zijn overgelegd door de partij die deze ter gelegenheid van de comparitie ter sprake wil brengen uiterlijk vier weken vóór de zitting aan de rechter (sector civiel recht, afdeling plannings¬admini¬stratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam) en aan de wederpartij dienen te worden toegezonden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2012.?