ECLI:NL:RBROT:2012:BV3622

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
391657 / HA ZA 11-2131
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en conservatoir beslag in civiele procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen een Nederlandse eiseres en een gedaagde uit Ethiopië. De eiseres heeft op 11 januari 2010 een consultancy-overeenkomst gesloten met de gedaagde, maar de gedaagde heeft de facturen die verband houden met de verrichte werkzaamheden niet betaald. Om haar vordering veilig te stellen, heeft de eiseres op 30 september 2011 conservatoir vreemdelingenbeslag gelegd onder twee derden in Nederland. De gedaagde heeft de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat zij bevoegd is op grond van artikel 767 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslagen goederen voldoende uitdrukkelijk in het verzoekschrift zijn omschreven, wat een vereiste is voor de bevoegdheid van de rechtbank. De rechtbank heeft de vordering van de gedaagde om onbevoegdheid te verklaren afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 391657 / HA ZA 11-2131
Vonnis van 8 februari 2012
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. J. Witvoet,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te Addis Ababa, Ethiopië,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. R. Slotboom.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 oktober 2011, met tien producties;
- de incidentele conclusie houdende beroep op de exceptie van onbevoegdheid;
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, met vier producties.
Voorts zijn in het geding gebracht de (overige) stukken die betrekking hebben op de op verzoek van [eiseres] en ten laste van [gedaagde] op 30 september 2011 gelegde beslagen onder de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1] te Berkel en Rodenrijs en onder de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 2] te Bleiswijk/Berkel en Rodenrijs.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het bevoegdheidsincident.
2. Het geschil in de hoofdzaak
2.1. De vordering strekt tot veroordeling van [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van € 101.747,47, te vermeerderen met de handelsrente.
2.2. Hieraan heeft [eiseres] onder meer de volgende stellingen ten grondslag gelegd - kort samengevat:
- Op 11 januari 2010 heeft [eiseres] met [gedaagde] een consultancy-overeenkomst gesloten;
- Op grond van deze overeenkomst diende [eiseres] werkzaamheden voor [gedaagde] te verrichten en diende [gedaagde] [eiseres] hiervoor een vergoeding te betalen;
- [gedaagde] heeft, hoewel daartoe gehouden, facturen onbetaald gelaten die zij van [eiseres] heeft ontvangen in verband met werkzaamheden die [eiseres] op grond van de overeenkomst had verricht;
- Ter verzekering van het verhaal van haar vordering heeft [eiseres] op 30 september 2011 na daartoe op 23 september 2011 verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam ten laste van [gedaagde] conservatoir vreemdelingenbeslag doen leggen onder [bedrijf 1] te Berkel en Rodenrijs en onder [bedrijf 2] te Bleiswijk/Berkel en Rodenrijs;
- Aangezien [gedaagde] geen bekende vaste plaats van vestiging of nevenvestiging heeft binnen de Europese Unie en de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof heeft verleend tot genoemde beslagen, is deze rechtbank bevoegd kennis te nemen van de onderhavige vordering van [eiseres].
3. Het geschil in het bevoegdheidsincident
3.1. [gedaagde] vordert dat deze rechtbank zich onbevoegd verklaart van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen.
3.2. Hetgeen [gedaagde] aan deze vordering ten grondslag heeft gelegd komt erop neer dat er volgens haar geen regel bestaat waaraan deze rechtbank bevoegdheid kan ontlenen.
3.3. [eiseres] heeft verweer gevoerd tegen de vordering van [gedaagde] en hiertoe aangevoerd dat de rechtbank bevoegd is op grond van artikel 767 Rv.
4. De beoordeling in het bevoegdheidsincident
4.1. De onderhavige zaak is een internationale zaak, omdat de gedaagde, [gedaagde], buiten Nederland is gevestigd. Aan de orde is de vraag of deze rechtbank bevoegd is van de vordering van [eiseres] kennis te nemen. Ter beantwoording van deze vraag moet allereerst worden nagegaan of voor Nederland geldende verdragen of EU-verordeningen van toepassing zijn (art. 1 Rv).
4.2. De EEX-Verordening en zowel het oorspronkelijke als het nieuwe EVEX-verdrag missen toepassing, aangezien het onderhavige geschil buiten het formele toepassinggebied van deze verordening en deze verdragen valt. Zo bevindt de woonplaats van de gedaagde, [gedaagde], zich niet op het grondgebied van een staat waarvoor deze verordening geldt of die partij is bij genoemde EVEX-verdragen en is gesteld noch gebleken dat een forumkeuze is uitgebracht voor een gerecht/gerechten in zulke staat. Aangezien ook andere verdragen en EU-verordeningen toepassing missen, dient de internationale bevoegdheid van deze rechtbank dan ook aan de hand van het Nederlandse commune internationale bevoegdheidsrecht te worden beoordeeld.
4.3. Krachtens artikel 767 Rv, welke bepaling deel uitmaakt van het Nederlandse commune internationale bevoegdheidsrecht (zie bijv. art. 10 Rv), kan bij gebreke van een andere weg om een executoriale titel in Nederland te verkrijgen de eis in de hoofdzaak worden ingesteld voor de rechtbank waarvan de voorzieningenrechter het verlof tot het gelegde beslag heeft verleend. In geval van verlof tot beslag onder een derde geldt dit alleen, zo is verder bepaald in artikel 767 Rv, indien het goed waarop het beslag zal worden gelegd in het verzoekschrift uitdrukkelijk is omschreven.
4.4. In het onderhavige geval heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof verleend tot het leggen van de hierboven onder 1.1 genoemde beslagen. Krachtens artikel 767 kan zij evenwel uitsluitend bevoegd zijn van de eis in de hoofdzaak kennis te nemen (1) indien zij niet reeds op een andere grond dan die van artikel 767 Rv bevoegd is én (2) indien geen buitenlandse rechter bevoegd is wiens uitspraak in Nederland ten uitvoer gelegd kan worden (nog daargelaten de derogerende werking van een exclusieve forumkeuze voor een buitenlandse rechter). Vanwege die tweede voorwaarde moet sprake zijn van een toepasselijk executieverdrag tussen Nederland en het land waar de buitenlandse uitspraak is gewezen.
4.5. Feiten en omstandigheden die zonder meer moeten leiden tot bevoegdheid van deze rechtbank op een andere grond dan die van artikel 767 Rv zijn gesteld noch gebleken, laat staan feiten en omstandigheden die moeten leiden tot bevoegdheid van een andere rechtbank in Nederland dan deze rechtbank.
4.6. Evenmin is gesteld dan wel gebleken dat partijen een exclusieve forumkeuze hebben uitgebracht voor een buitenlandse rechter.
4.7. Nu [gedaagde], de gedaagde, gevestigd is in Ethiopië (en de onderhavige zaak dus in relevante mate met Ethiopië is verbonden), rijst de vraag of een uitspraak van een Ethiopische rechter op grond van een toepasselijk executieverdrag tussen Nederland en Ethiopië in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd. Het antwoord op die vraag luidt ontkennend.
4.8. Aangezien het in de onderhavige zaak gaat om twee derdenbeslagen, dient voorts voldaan te zijn aan genoemd vereiste dat de beslagen goederen uitdrukkelijk in het verzoekschrift zijn omschreven. In dat verband wordt het volgende overwogen.
Onder 15 van haar verzoekschrift tot het leggen van conservatoir vreemdelingenbeslag zijn eerst voluit de namen vermeld van beide derden. Vervolgens is als volgt omschreven welke goederen van [gedaagde] deze derden onder zich houden:
“op alles wat deze derden van [gedaagde] onder zich hebben of zullen krijgen danwel aan [gedaagde] schuldig zijn of zullen worden en meer in het bijzonder maar niet uitsluitend de opbrengsten van de verkopen van door danwel namens [gedaagde] verkochte groente, fruit en bloemen.”
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op het bovenstaande deze omschrijving van de goederen waarop het beslag zal worden gelegd voldoende uitdrukkelijk.
4.9. Daarmee is aan alle voorwaarden voor bevoegdheid van deze rechtbank op grond van artikel 767 Rv voldaan.
4.10. Hieruit volgt dat de incidentele vordering van [gedaagde] zal worden afgewezen.
4.11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten van dit incident.
5. De beslissing
De rechtbank
in het bevoegdheidsincident
wijst de vordering van [gedaagde] af en verklaart zich bevoegd van de vordering van [eiseres] kennis te nemen;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit incident, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op nihil aan verschotten en op € 452,-- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis wat betreft deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 7 maart 2012 voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door M.V. Scheffers en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.(
901/1278