ECLI:NL:RBROT:2012:BV2695

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
376321 / HA ZA 11-912
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in Spaanse procedures en de toepassing van Spaans recht

In deze zaak vorderden eisers, wonende te Lettele, gemeente Deventer, betaling van proceskosten in verband met procedures die in Spanje zijn gevoerd. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H. Bressers, stelden dat zij recht hadden op een hogere proceskostenvergoeding dan door de Spaanse gerechten was vastgesteld. De gedaagden, wonende te Rotterdam en vertegenwoordigd door advocaat mr. F.T.H. Gimbrère, betwistten deze vordering en voerden aan dat de proceskosten al waren vastgesteld bij een eerdere beslissing van de Spaanse rechter. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de vordering van eisers moest worden beoordeeld naar Spaans recht, omdat de vordering het nauwst verbonden was met Spanje. De rechtbank verwierp het verweer van gedaagden dat Nederlands recht van toepassing was, omdat de enige verbondenheid met Nederland was dat partijen hier woonden.

De rechtbank concludeerde dat eisers op basis van het Spaanse recht en de Baremo recht hadden op een hogere proceskostenvergoeding dan door de Spaanse gerechten was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de eisers in een aparte procedure, zoals de onderhavige, de in de Spaanse proceskostenprocedure vergeten advocatenhonoraria konden vorderen. De rechtbank gaf partijen de gelegenheid om hun standpunten verder toe te lichten in een comparitie van partijen, waarbij ook de mogelijkheid werd geboden om tot een schikking te komen. De beslissing over de vordering in reconventie werd aangehouden, in afwachting van de uitkomst van de beoordeling in conventie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 376321 / HA ZA 11-912
Vonnis van 1 februari 2012
in de zaak van
1. [eiser1],
2. [eiser2],
beiden wonende te Lettele, gemeente Deventer,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M.H. Bressers,
tegen
1. [gedaagde1],
2. [gedaagde2],
beiden wonende te Rotterdam,
gedaagden,
eisers in reconventie,
advocaat mr. F.T.H. Gimbrère.
Partijen zullen hierna "[eisers]." en "[gedaagden]" genoemd worden.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- dagvaarding d.d. 23 maart 2011;
- akte aan de zijde van [eisers]. waarbij zes producties zijn overgelegd;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie;
- conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met de producties 7 tot en met 11;
- conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, met een productie;
- de stukken van het op 14 februari 2011 ten verzoeke van [eisers]. en ten laste van [gedaagden] onder een derde gelegd conservatoir beslag.
Nadat [eisers]. had afgezien van het nemen van een conclusie van dupliek in reconventie, is vonnis bepaald op heden.
De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de producties waarop beroep is gedaan, staat tussen partijen - voor zover voor de beoordeling van belang - het volgende vast:
[gedaagden] en [eisers]. hebben een gerechtelijke procedure gevoerd in Spanje. Bij beslissing van 30 november 2009 heeft het gerecht van eerste aanleg te Alicante de vordering van [gedaagden] afgewezen met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten. De "Audiencia Provincial" (hierna: gerechtshof) te Alicante heeft het voornoemde vonnis bij beslissing van 3 juni 2010 bekrachtigd, waarbij [gedaagden] wederom in de proceskosten is veroordeeld.
Volgens de regels van Spaans procesrecht wordt de hoogte van de proceskosten achteraf vastgesteld in een aparte procedure. Bij beslissing van 15 oktober 2010 heeft het gerechtshof te Alicante de hoogte van de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 6.400,12. Bij beslissing van 19 oktober 2010 heeft het gerecht van eerste aanleg te Alicante de hoogte van de proceskosten in eerste aanleg vastgesteld op € 11.061,94. [eisers]. heeft tegen laatstgenoemde beslissing bezwaar gemaakt, stellende dat bij de honorariumberekening een rekenfout is gemaakt die in de uitgevoerde vaststelling van de proceskosten gecorrigeerd zou moeten worden. Bij beslissing van 20 december 2010 heeft het gerecht van eerste aanleg te Alicante het bezwaar afgewezen. Laatstgenoemde beslissing is onherroepelijk geworden.
De Spaanse gerechten hebben met betrekking tot de proceskosten een executoriale titel afgegeven voor een totaalbedrag van € 17.461,76.
De vordering in conventie
[eisers]. vordert in conventie - kort gezegd - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van € 6.777,23, vermeerderd met rente, en betaling van € 1.337,86, alsmede van proceskosten en nakosten. [eisers]. stelt daartoe - samengevat weergegeven - het volgende.
[eisers]. heeft op grond van de proceskostenveroordelingen en de toepasselijke "Baremo de Orientación de Honorarios Profesionales" (hierna: Baremo) recht op in totaal € 24.238,99 aan proceskostenvergoeding. De Spaanse advocaat van [eisers]. heeft in de procedure voor het vaststellen van de proceskosten een rekenfout gemaakt bij de berekening van het advocatenhonorarium, waardoor de Spaanse gerechten de aan [eisers]. toekomende proceskosten hebben vastgesteld op € 17.461,76, derhalve € 6.777,23 te weinig.
[eisers]. kan op grond van artikel 244 van de "Ley de Enjuiciamiento Civil" (de Spaanse wet van burgerlijke rechtsvordering; hierna: LEC) het tekort van € 6.777,23 in een aparte procedure vorderen.
[eisers]. heeft van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verlof verkregen tot het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van [gedaagden], waarbij de vordering van [eisers]. is begroot op € 27.500,-. De door [eisers]. gemaakte kosten ter zake van het gelegde beslag bedragen € 1.337,86.
Het verweer in conventie en de vordering in reconventie
De conclusie van [gedaagden] in conventie strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers]. in de proceskosten. Daartoe voert [gedaagden] - samengevat weergegeven - het volgende aan.
De vordering van [eisers]. moet naar Nederlands recht worden beoordeeld, omdat de vordering procesrechtelijk van aard is en het land van de aangezochte rechter in verband met de openbare orde zijn eigen procesrecht dient toe te passen.
Het Nederlandse recht biedt niet de mogelijkheid om de gestelde proceskosten te vorderen, omdat de proceskosten reeds zijn vastgesteld bij de in kracht van gewijsde gegane beslissing van 19 oktober 2010, waartegen [eisers]. tevergeefs beroep heeft ingesteld.
Indien geoordeeld wordt dat Spaans recht van toepassing is, kunnen aanvullende proceskosten op grond van artikel 244 LEC in beginsel worden gevorderd in een aparte procedure, maar niet in een situatie als de onderhavige waarin de eigen advocaat van de partij die aanspraak heeft op proceskosten een rekenfout maakt bij de opgave van zijn kosten.
De Baremo geeft maximumtarieven en vormt slechts een richtlijn. Niet de Baremo, maar het gerecht bepaalt de hoogte van de proceskostenveroordeling.
[eisers]. dient te bewijzen dat zijn advocaat meer tijd heeft besteed dan met de reeds toegewezen kosten is vergoed. [eisers]. vordert echter niet anders dan de maximumtarieven volgens de Baremo. [eisers]. heeft niet gesteld waarom hij recht heeft op aanvullende vergoeding, maar slechts dat hij recht heeft op de maximumbedragen, zodat [eisers]. onvoldoende heeft gesteld voor toewijzing van de vordering.
Voorts betwist [gedaagden] de wijze van berekening van de aanvullende kosten met toepassing van de "Escala segunda de aplicación en el ambito territorial del consejo Valenciano de Colegios de Abogados" (hierna: Escala segunda) behorende bij de Baremo.
Indien geoordeeld wordt dat [eisers]. nog wat te vorderen heeft, dient het ter zake van de beslaglegging gevorderde advocatensalaris begroot te worden aan de hand van het Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven; het door [eisers]. gevorderde advocatensalaris is onredelijk hoog.
[gedaagden] vordert in reconventie dat de rechtbank het door [eisers]. gelegd derdenbeslag opheft op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [eisers]. in de proceskosten. [gedaagden] heeft namelijk de proceskosten waartoe hij is veroordeeld door de Spaanse gerechten voldaan. Daarnaast is hij geen aanvullende proceskosten verschuldigd, zodat het gelegde derdenbeslag onrechtmatig is en dient te worden opgeheven.
Het verweer in reconventie
De conclusie van [eisers]. strekt tot afwijzing van de vordering in reconventie, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Er bestaat namelijk geen grond voor afwijzing van de vordering in conventie.
De beoordeling
in conventie
[eisers]. stelt dat hij op grond van het toepasselijke Spaanse recht en de Baremo recht heeft op meer proceskosten dan het bedrag dat de Spaanse gerechten hebben vastgesteld. [gedaagden] betwist die aanspraak gemotiveerd. Daarom dient de rechtbank te beoordelen of aan [eisers]. ter zake van een procedure in eerste aanleg en in hoger beroep in Spanje een hoger bedrag aan proceskosten toekomt dan hetgeen de gerechten in Spanje hebben toegekend.
Die vraag dient te worden beantwoord naar Spaans recht, omdat de vordering het nauwst verbonden is met Spanje. Het gaat om een vordering tot vergoeding van proceskosten in Spaanse procedures, derhalve om een procesrechtelijke aangelegenheid. Daarop is het recht van het land waar de procedure wordt of is gevoerd van toepassing. Bovendien hebben alle handelingen en procedures op grond waarvan de gestelde proceskosten verschuldigd zijn zich afgespeeld in Spanje. Nu het om een vordering tot vergoeding van Spaanse proceskosten gaat, brengt een redelijke wetstoepassing mee dat in een aparte procedure tot vergoeding van die proceskosten in Nederland dezelfde inhoudelijke (niet de processuele) vereisten en maatstaven gelden als in een Spaanse procedure tot proceskostenvergoeding.
Derhalve verwerpt de rechtbank het betoog van [gedaagden] dat Nederlands recht van toepassing is. Immers, de enige verbondenheid met Nederland is dat partijen hier woonachtig zijn, maar dat is in deze zaak onvoldoende om toepasselijkheid van Nederlands recht aan te nemen.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagden] is dat de proceskosten al zijn vastgesteld bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing, zodat daarover niet nogmaals kan worden geoordeeld in de onderhavige procedure.
Het verweer van [gedaagden] zou juist zijn indien het zou gaan om dezelfde vordering tussen dezelfde partijen waarover reeds is geoordeeld door een gerecht in Spanje. Echter, in dit geval gaat het niet om een vordering waarover ten gronde door een Spaanse rechter is geoordeeld, maar - zoals tussen partijen niet in geschil is - om een vordering waarover het gerecht van eerste aanleg te Alicante bij beslissing van 20 december 2010, met toepassing van artikel 244 lid 2 LEC, heeft bepaald dat hij er niet over oordeelt omdat de proceskostenprocedure al was afgewikkeld. Ingevolge dezelfde wetsbepaling heeft de partij ten gunste van welke de proceskostenveroordeling was uitgesproken in zodanig geval de mogelijkheid om de nader verlangde proceskosten in een aparte dagvaardingsprocedure te vorderen. Dat doet [eisers]. in de onderhavige procedure.
Voorts voert [gedaagden] aan dat artikel 244 lid 2 LEC niet de mogelijkheid biedt om in een aparte procedure alsnog proceskosten te vorderen indien die kosten niet eerder zijn toegewezen tengevolge van een rekenfout van de partij zelf. [eisers]. betwist die beperkte uitleg van artikel 244 lid 2 LEC onder verwijzing naar een vertaling van de toelichting bij dat artikel. Die vertaalde toelichting luidt, voor zover hier van belang: "Wanneer enige partij ten gunste van wie een proceskostenveroordeling is uitgesproken [..] vergeet daarbij opgave te doen van enig deel van de reeds verstreken of nog te verstrijken rechten of honoraria, verbiedt Rv het alsnog opnemen of toevoegen daarvan zodra eenmaal de proceskostentitel is afgegeven; hetgeen niet betekent dat zij hun recht daarop hebben verloren doch slechts dat zij dit van de desbetreffende partij moeten vorderen middels (desnodig) een gerechtelijke procedure". Uit die toelichting, die [gedaagden] niet heeft bestreden, blijkt dat artikel 244 lid 2 LEC wel de mogelijkheid biedt om in een aparte procedure, zoals de onderhavige, de in de Spaanse proceskostenprocedure vergeten advocatenhonoraria te vorderen.
Die verweren gaan dus niet op.
De vergoeding van proceskosten is geregeld in de artikelen 394 tot en met 398 LEC en 241 tot en met 246 LEC.
Kennelijk gaat het in dit geval om proceskostenveroordelingen in de zin van artikel 394 LEC. Gesteld noch gebleken is dat de laatste twee volzinnen van artikel 394 lid 3 LEC van toepassing zijn.
Kennelijk betreft de vordering van [eisers]. slechts het (meerdere aan) honorarium van zijn advocaat en niet het honorarium voor zijn "procurador" dan wel gerechts- of andere kosten.
Ingevolge artikel 242 lid 3 LEC dient de partij te wier gunste een in kracht van gewijsde gegane proceskostenveroordeling is uitgesproken in te dienen "minuta detallada de sus derechos u honorarios y cuenta detallada y justificada de los gastos que hubieren suplido", derhalve een gedetailleerd en met justificatoire bescheiden onderbouwd overzicht van de honoraria, verschotten en kosten waarop die partij aanspraak heeft.
Uit genoemd wetsartikel blijkt dat voor toekenning van de aanspraak op advocatenhonorarium vereist is dat een gespecificeerde declaratie van de betreffende advocaat wordt overgelegd. [eisers]. heeft zodanige declaratie niet in het geding gebracht. De rechtbank zal [eisers]. de gelegenheid geven zodanige declaratie alsnog in het geding te brengen op een te gelasten comparitie van partijen, mits [eisers]. die declaratie ten minste vier weken vóór de comparitie aan [gedaagden] en de rechtbank toezendt.
Het betreffende honorarium van de advocaat dient ingevolge artikel 242 lid 5 LEC te worden vastgesteld aan de hand van de "normas reguladoras de su estatuto profesional". Tussen partijen is niet in geschil dat daarmee in dit geval de Baremo wordt bedoeld. [eisers]. heeft onbetwist gesteld dat artikel 49 van de Baremo van toepassing is.
Partijen verschillen van mening over de uitleg en toepassing van artikel 49 van de Baremo.
Het komt de rechtbank voor dat voor uitleg en toepassing van artikel 49 van de Baremo voorts de "Disposiciones generales" van de Baremo van belang zijn. Partijen hebben zich over de uitleg van artikel 49 van de Baremo onvoldoende en over de "Disposiciones Generales" in het geheel niet uitgelaten.
De rechtbank zal partijen daartoe in de gelegenheid stellen op de te gelasten comparitie van partijen.
De te gelasten comparitie van partijen zal tevens worden aangewend om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten eens kunnen worden.
Over de door [eisers]. gevorderde vergoeding van beslagkosten ten belope van € 1.337,86 overweegt de rechtbank het volgende.
Het gaat hierbij om proceskosten ter zake van een ten verzoeke van [eisers]. in Nederland gelegd conservatoir beslag, gevolgd door de onderhavige procedure. Ten aanzien van zodanige beslaglegging is het Nederlandse (proces)recht van toepassing. Ingevolge Nederlands procesrecht wordt aan een partij die gerechtvaardigd conservatoir beslag heeft doen leggen aan kosten vergoed: één punt in het betreffende Liquidatietarief rechtbanken en hoven, alsmede de deurwaarderskosten.
Uit de door [eisers]. overgelegde beslagstukken blijkt dat hij conservatoir derdenbeslag heeft laten leggen voor een bedrag van € 27.500,-. In de, de onderhavige zaak inleidende dagvaarding stelt [eisers]. dat hij tot het beloop van
€ 17.461,76, tot welk bedrag [eisers]. reeds titels van de Spaanse gerechten had, aan de voorzieningenrechter beschikkingen tot uitvoerbaarheid in Nederland zal vragen. Voor betaling van de rest van de hoofdsom, het bedrag van
€ 6.777,23, vordert [eisers]. in deze procedure veroordeling, niet voor het bedrag van € 17.461,76.
[gedaagden] stelt - onbetwist - dat hij voornoemd bedrag van € 17.461,76 aan [eisers]. heeft voldaan. Geen van partijen heeft gesteld wanneer [gedaagden] dat bedrag heeft betaald aan [eisers].
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat [gedaagden] het bedrag van € 17.461,23 na de beslaglegging en de dagvaarding heeft voldaan, zodat [eisers]. in ieder geval ter zake van het bedrag van € 17.461,76 gerechtvaardigd beslag heeft gelegd.
Mogelijk heeft [eisers]. ook gerechtvaardigd beslag gelegd voor zijn vordering tot vergoeding van aanvullende proceskosten tot het beloop van € 6.777,23, maar dat is nog onzeker.
Zoals gezegd, komt ter zake van de beslaglegging niet meer dan één punt in het betreffende Liquidatietarief voor vergoeding in aanmerking. Het hangt van de uitkomst van hetgeen is overwogen in rov. 6.6 en 6.7 af of in dit geval Liquidatietarief II, dan wel Liquidatietarief III van toepassing is.
Hangende de comparitie van partijen zal de rechtbank elke verdere beslissing aanhouden.
in reconventie
De beoordeling van de vordering in reconventie is afhankelijk van de beoordeling in conventie. Daarom zal de rechtbank hangende de beoordeling in conventie die in reconventie aanhouden.
De beslissing
De rechtbank
in conventie:
alvorens verder te beslissen;
beveelt partijen in persoon, vergezeld door hun raadslieden te verschijnen in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. W.P. Sprenger, op donderdag, 29 maart 2012 van 13.00 uur tot 15.00 uur tot het geven van inlichtingen over de in rov. 6.6 en 6.7 genoemde onderwerpen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten eens kunnen worden;
beveelt partijen ervoor zorg te dragen dat alle bescheiden waarop zij ter comparitie beroep willen doen ten minste vier weken vóór de comparitie bij de wederpartij en de rechtbank
- sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 010 297 2518 - zullen zijn binnengekomen;
in reconventie:
houdt elke beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2012. 2120/1928