ECLI:NL:RBROT:2012:BV2682

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
370393 / HA ZA 11-131
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. van Zelm van Eldik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Exhibitieincident in civiele procedure betreffende contaminatie van chemicaliën na binnenvaartvervoer

In deze civiele procedure, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, is een incident aanhangig gemaakt door Bugro B.V. op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Bugro vordert dat Solen c.s. bepaalde documenten overlegt die van belang zijn voor de beoordeling van de aansprakelijkheid in een hoofdzaak waarin Solen c.s. schadevergoeding eist wegens contaminatie van xylenen tijdens het vervoer met het binnenchemicaliëntankschip Hanna. De rechtbank heeft vastgesteld dat in juni 2008 twee zendingen xylenen zijn vervoerd van Keulen naar Rotterdam, waarbij na aankomst een contaminatie met MTBE en/of ETBE is vastgesteld. Solen c.s. heeft gesteld dat deze contaminatie heeft geleid tot aanzienlijke schade, die voorlopig is begroot op meer dan 1,5 miljoen dollar.

De rechtbank heeft in haar beoordeling van de incidentele vordering van Bugro overwogen dat er een rechtmatig belang bestaat voor Bugro om de gevraagde stukken te ontvangen, omdat deze relevant zijn voor de aansprakelijkheidsvraag. De rechtbank heeft benadrukt dat het Nederlandse civiele procesrecht geen algemene exhibitieplicht kent, maar dat er wel een mededelingsplicht kan rusten op partijen. De rechtbank heeft de vordering van Bugro tot afgifte van de stukken in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van enkele specifieke documenten waarvan de noodzaak niet is aangetoond.

De rechtbank heeft Solen c.s. veroordeeld in de kosten van het incident en de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord aan de zijde van Bugro. Dit vonnis is uitgesproken op 1 februari 2012 door mr. J. van Zelm van Eldik.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 370393 / HA ZA 11-131
VONNIS van 1 februari 2012
in de zaak van:
1. de vennootschap naar het recht van de plaats van vestiging
SOLEN VERSICHERUNGEN AG,
gevestigd te Baar, Zwitserland,
2. de vennootschap naar het recht van de plaats van vestiging
SHELL INTERNATIONAL TRADING & SHIPPING COMPANY LTD.,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
3. de vennootschap naar het recht van de plaats van vestiging
SHELL DEUTSCHLAND OIL GMBH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHELL NEDERLAND CHEMIE B.V.,
gevestigd te Moerdijk,
advocaat mr B.S. Janssen,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweerders in het incident ex art. 843a Rv,
- tegen -
1. de vennootschap naar het recht van de plaats van vestiging
INTERSTREAM BARGING GMBH,
gevestigd te Düsseldorf, Duitsland,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERSTREAM BARGING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr E.A. Bik,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUGRO B.V.,
gevestigd te Groot-Ammers,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident ex art. 843a Rv,
advocaat mr T. Roos.
Eisers in de hoofdzaak worden hierna gezamenlijk aangeduid als "Solen c.s." en afzonderlijk als respectievelijk "Solen", "Stasco", "Shell Deutschland" en "Shell Nederland". Gedaagden in de hoofdzaak worden hierna aangeduid als "Interstream GmbH", "Interstream BV" en "Bugro".
1. Het verloop van het geding
1.1 Dit blijkt uit de volgende stukken waarvan de rechtbank heeft kennisgenomen:
- dagvaardingen d.d. 5 augustus 2010 (tevens houdende een incidentele vordering ex
art. 223 Rv) en de door Solen c.s. overgelegde producties;
- incidentele conclusie houdende een onbevoegdheidsverweer (art. 1022 Rv) van
Interstream GmbH;
- incidentele conclusie van antwoord (art. 223 Rv/art. 843a Rv) van Interstream BV;
- incidentele conclusie van antwoord (art. 223 Rv) tevens incidentele conclusie
ex art. 843a Rv van Bugro;
- incidentele conclusie van antwoord ex art. 843a Rv van Solen c.s.;
- incidentele conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident (art. 1022 Rv) van
Solen c.s.;
- rolbeschikking van 18 mei 2011 waarin pleidooi in het incident ex artikel 843a Rv is
toegestaan.
1.2 Bugro en Solen c.s. hebben hun standpunten inzake de incidentele vordering van Bugro ex artikel 843a Rv doen bepleiten door hun raadslieden, mr T. Roos en mr L.R. van Hee, die zich daarbij bedienden van pleitnotities. Bij die gelegenheid heeft de raadsman van Bugro enkele bijlagen overgelegd die aan zijn pleitnota zijn gehecht.
1.3 Ten slotte is vonnis bepaald in het incident ex artikel 843a Rv tussen Bugro en
Solen c.s.
2. Feitelijke uitgangspunten
In dit stadium van de procedure wordt van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 In juni 2008 zijn met het binnenchemicaliëntankschip Hanna twee reizen gemaakt van Keulen/Godorf in Duitsland naar Rotterdam waarbij telkens xylenen werden vervoerd. Het mts. Hanna was eigendom van Bugro.
2.2 Bij beide reizen zijn de xylenen na aankomst in Rotterdam bij Vopak-Botlek uit de Hanna gelost en overgepompt naar landtank 1703.
2.3 Enige tijd nadien is in een zending xylenen afkomstig van Vopak een contaminatie vastgesteld met MTBE en/of ETBE.
3. De vordering van Solen c.s. in de hoofdzaak
3.1 De vordering luidt om bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat de gedaagden hoofdelijk, althans Interstream GmbH, althans Interstream B.V., althans Bugro jegens Solen c.s., althans Solen, althans Stasco, althans Shell Deutschland, althans Shell Nederland aansprakelijk zijn/is voor de contaminatie en/of de als gevolg daarvan door Solen c.s., althans Solen, althans Stasco, althans Shell Deutschland, althans Shell Nederland geleden en nog te lijden schade;
2. gedaagden hoofdelijk, althans Interstream GmbH, althans Interstream B.V., althans Bugro te veroordelen tot vergoeding van de door Solen c.s., althans Solen, althans Stasco, althans Shell Deutschland, althans Shell Nederland als gevolg van het incident geleden en nog te lijden schade, vermeerderd met de wettelijke rente, nader op te maken bij staat;
3. gedaagden, althans Interstream GmbH, althans Interstream B.V., althans Bugro te veroordelen tot betaling van de door Solen, althans Stasco, althans Shell Deutschland, althans Shell Nederland gemaakte expertisekosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4. gedaagden, althans Interstream GmbH, althans Interstream B.V., althans Bugro te veroordelen tot betaling van de door Solen, althans Stasco, althans Shell Deutschland, althans Shell Nederland gemaakte buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5. de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure;
alles met veroordeling van gedaagden, althans Interstream GmbH, althans Interstream B.V., althans Bugro in de kosten van deze procedure en in de nakosten, eveneens uitvoerbaar bij voorraad.
3.2 Solen c.s. heeft aan de vordering onder meer ten grondslag gelegd dat tijdens het vervoer de twee zendingen xylenen aan boord van de Hanna zijn gecontamineerd met MTBE en ETBE. Als gevolg van de contaminatie, die niet direct werd opgemerkt, heeft Solen c.s. aanzienlijke schade geleden en zijn er substantiële kosten gemaakt. De schade wordt exclusief rente en kosten voorlopig begroot op USD 1.531.540,07.
De zendingen xylenen waren bij verscheping eigendom van Stasco. Het vervoer is op verzoek van Stasco geregeld door Shell Deutschland, die het vervoer heeft uitbesteed aan Interstream GmbH. Interstream GmbH heeft Interstream B.V. en/of Bugro opgedragen de zendingen xylenen feitelijk te vervoeren. Shell Nederland is belanghebbende. Solen was de goederenverzekeraar van Stasco.
Jegens Solen c.s. is Interstream GmbH aansprakelijk als vervoerder, Interstream B.V. als mogelijk contractueel vervoerder of als feitelijk vervoerder uit onrechtmatige daad en Bugro als eigenaar van de Hanna uit onrechtmatige daad en volgens de aanvaringsregels.
4. De incidentele vordering van Bugro ex artikel 843a Rv
4.1 Bugro heeft op de voet van artikel 843a Rv gevorderd dat de rechtbank Solen c.s. veroordeelt tot overlegging of afgifte aan Bugro van de navolgende documenten en/of gegevens, met veroordeling van Solen c.s. in de kosten van het incident:
(1) aan- en verkoopspecificaties van de per de schepen Dutch Progress, Montauk,
Jo Sequoia en Gennaro Levoli aan verschillende partijen verkochte en geleverde xylenen, inclusief de identiteiten van de partijen die zendingen zonder bemerkingen hebben ontvangen;
(2) alle laad/los rapportages van de controleur(s) van in- en uitgaande zendingen xylenen als vervoerd per Weststellingwerf, Hanna en RP Rotterdam;
(3) waltanks en leiding historie (voorafgaande ladingen en reinigingsprocedures);
(4) inventarisatielijst van de monsters;
(5) analysecertificaten van de aanvoeren en afvoeren;
(6) instructies van Shell aan de door haar aangestelde controleurs;
(7) onderzoeksresultaten betreffende het minimaliseren van de schade;
(8) onderliggende gegevens op basis waarvan de gerapporteerde minderwaarde werd vastgesteld;
(9) bewijsstukken van de gezonde marktwaarde ad USD 945,00 per mt, waarvan
[persoon 1] op p. 14 van haar rapport d.d. 3 februari 2010 is uitgegaan ("reportedly") en op basis waarvan zij de schade heeft berekend;
(10) analyseresultaten van monsters van de door de Hanna (Hanna I en II) vervoerde ladingen voordat zij op de laadplaats in de Hanna werden geladen;
(11) analyseresultaten van de monsters van de lading van de Hanna die op 5 juni 2008 voor lossing in Rotterdam zijn getrokken;
(12) de rapporten en voorberichten van [bedrijf 1] (MTD).
4.2 Bugro heeft daartoe - kort gezegd - gesteld dat zij er recht op en belang bij heeft dat Solen c.s. de hiervoor gespecificeerde stukken afgeeft. De stellingen van Solen c.s. en de rapporten van haar expert [persoon 1] vertonen tal van hiaten en anomaliën en deze roepen vragen op. Om deze tegenstrijdigheden te kunnen verklaren en vragen te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk dat Solen c.s. zelf openheid van zaken geeft door deze stukken af te geven.
5. Het verweer van Solen c.s. tegen de incidentele vordering van Bugro
5.1 Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het incident.
5.2 Solen c.s. heeft aangevoerd dat Bugro geen rechtmatig (processueel) belang heeft bij de door haar gevorderde stukken. Zo heeft Bugro niet gesteld dat Solen c.s. een onredelijk voordeel zou genieten dan wel dat Bugro een onredelijk nadeel zou lijden doordat de verzochte stukken in de procedure niet als bewijsmiddel ter beschikking zouden komen. Afgifte van de stukken is ook uit oogpunt van een behoorlijke rechtsbedeling niet noodzakelijk. Een deel van de stukken heeft betrekking op de omvang van Bugro's aansprakelijkheid, die in deze procedure geen onderwerp van debat vormt.
Bugro heeft zelf geweigerd informatie te delen.
6. De beoordeling van de incidentele vordering van Bugro
6.1 De onderhavige procedure betreft - in elk geval op dit moment - alleen de eventuele aansprakelijkheid van Bugro (en haar medegedaagden) voor de contaminatie van de twee zendingen xylenen en niet de omvang van die aansprakelijkheid en de schade.
Dat betekent dat de stukken waarvan Bugro afgifte verlangt van belang moeten zijn voor het vaststellen van die aansprakelijkheid. Voor zover de door Bugro genoemde stukken alleen betrekking hebben op de omvang van de vergoedingsplicht en van de schade kan zij daarvan - op dit moment - geen afgifte vorderen. Aangenomen kan worden dat om die reden overlegging van de onder (7), (8) en (9) genoemde stukken niet kan worden gevorderd.
Dat geldt echter niet voor de onder (1) genoemde stukken omdat deze ook relevant kunnen zijn voor de aansprakelijkheidsvraag, met name in verband met het door diverse afnemers wel of niet accepteren van zendingen xylenen die van Vopak afkomstig waren.
6.2 In dit stadium van de procedure lijkt in de hoofdzaak tussen Solen c.s. en Bugro de kernvraag te zijn of de met de Hanna vervoerde zendingen xylenen aan boord van dat schip zijn gecontamineerd met MTBE en/of ETBE. Dat dit het geval was, is door Solen c.s. bij dagvaarding gesteld, waarbij zij in het bijzonder heeft verwezen naar de rapportage van de aan haar zijde ingeschakelde expert van [persoon 1] Marine B.V.
Bugro heeft in de hoofdzaak nog niet voor antwoord geconcludeerd.
6.3 Uit hetgeen partijen tot nu toe naar voren hebben gebracht en aan stukken hebben overgelegd, waaronder een voorlopig rapport van de door (verzekeraars van) Bugro ingeschakelde expert van [bedrijf 2] kan worden afgeleid dat de hiervoor genoemde vraag niet eenvoudig lijkt te kunnen worden beantwoord en dat daarbij een groot aantal gegevens een rol zullen kunnen spelen in verband met diverse gebeurtenissen vóór en na de twee transporten met de Hanna (vgl. producties 11 van Bugro).
Tevens kan worden aangenomen dat de door Bugro genoemde stukken - met uitzondering van die onder (7), (8), (9) en (12); zie over de laatste hierna onder 6.11 - daarbij van belang kunnen zijn en dat deze de in het geding zijnde rechtsbetrekking tussen partijen betreffen.
Bij pleidooi heeft Bugro nader aangeduid om welke stukken het gaat en waarom deze van belang kunnen zijn. Zij heeft ook erop gewezen dat [persoon 1] in haar rapportages vermeldt dat Stasco/Shell Saybolt Nederland B.V. had aangesteld om in verschillende stadia van de transporten monsters te nemen uit de relevante landtanks, leidingen en scheepstanks en dat deze monsters zijn gebruikt bij het onderzoek in deze zaak, doch dat de betreffende stukken niet zijn overgelegd. Solen c.s. heeft een en ander onvoldoende gemotiveerd betwist. Ook heeft Solen c.s. onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij - dat wil zeggen één of meer van de eiseressen in de hoofdzaak - over de verlangde stukken beschikt.
6.4 Solen c.s. is van mening dat Bugro geen processueel belang heeft bij haar vordering omdat, naar Bugro zelf aanvoert, zij alleen de stellingen van Solen c.s. gemotiveerd hoeft te betwisten en zij geen (tegen)bewijs hoeft te leveren. Kennelijk wil Solen c.s. daarmee betogen dat de incidentele vordering van Bugro voorbarig is.
6.5 Nadat de partijen in een procedure hun standpunten naar voren hebben gebracht dient te worden bezien of de eisende partij voldoende relevante feiten heeft gesteld en of de gedaagde partij bepaalde gestelde feiten voldoende gemotiveerd heeft betwist. Tevens wordt beoordeeld of de voor toewijzing van de vordering dragende feiten (en de feiten waarop een zelfstandig verweer berust) reeds vaststaan. Van feiten die niet als vaststaand kunnen worden beschouwd dient - indien deze te bewijzen zijn aangeboden - het bewijs te worden opgedragen aan de partij die daarvan de bewijslast draagt. In sommige gevallen kan de rechter op grond van reeds vaststaande feiten en omstandigheden (al dan niet bij wijze van feitelijk vermoeden) oordelen dat het bewijs voorshands geleverd wordt geacht behoudens tegenbewijs. Na bewijslevering door degene aan wie bewijs is opgedragen wordt de wederpartij in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren. Ten slotte wordt het bewijs beoordeeld.
6.6 Op Solen c.s. rust als eiser een stelplicht ten aanzien van de feiten waarop haar vordering is gebaseerd. Bugro zal haar verweer ter zake naar behoren dienen te motiveren. Welke eisen aan dat verweer kunnen worden gesteld hangt onder meer ervan af in welke mate de stellingen van Solen c.s. zijn geconcretiseerd en onderbouwd en hoe gespecificeerd Bugro geacht kan worden daarop te reageren. Bij een en ander kan een rol spelen over welke feitelijke gegevens en bewijsmiddelen elk van de partijen beschikt.
Indien valt aan te nemen dat een partij over relevante gegevens en bewijsmiddelen beschikt die de andere partij niet heeft, doch deze niet in het geding brengt, kan de rechter dat laten meewegen bij zijn oordeel over de hiervoor aangeduide punten van stelplicht, gemotiveerd verweer, voorshands bewijs en waardering van (tegen)bewijslevering.
6.7 Vooropgesteld moet worden dat het Nederlandse civiele procesrecht geen algemene exhibitieplicht kent, die elk van de procespartijen verplicht om alle voor de procedure relevante stukken meteen in het geding te brengen. Daar staat tegenover dat in het huidige procesrecht op partijen een zekere mededelingsplicht rust of kan worden gelegd (vgl. de artt. 21 en 22 Rv). In de regel beveelt de rechtbank na de conclusie van antwoord een comparitie van partijen en vaak wordt in het kader daarvan aan (een der) partijen opgedragen bepaalde inlichtingen te geven of bepaalde stukken over te leggen. Meer dan vroeger wordt gestreefd naar een doelmatig en voortvarend procesverloop, waarbij ook de waarheidsvinding een belangrijke rol speelt.
6.8 In dit incident heeft Bugro al voor een groot deel aangegeven welke bezwaren zij heeft tegen de centrale stelling van Solen c.s. dat de contaminatie is ontstaan aan boord van de Hanna, onder meer doordat zij aannemelijk wil maken dat de zendingen xylenen al waren gecontamineerd voordat deze aan boord van de Hanna werden gebracht, dan wel dat de na de lossing van de xylenen in de landtank en na wegvoering uit de landtank aangetroffen contaminaties een andere oorzaak hadden dan de met de Hanna aangevoerde zendingen xylenen. Er kan van worden uitgegaan dat voor de onderbouwing van die verweren de door Bugro aangeduide stukken van belang kunnen zijn, in het bijzonder diverse monsters en de analyseresultaten daarvan, welke wel in het bezit zijn van Solen c.s. maar niet in dat van Bugro (vgl. pleitnota mr Roos onder 3.2 t/m 4.2).
De rechtbank gaat verder ervan uit dat Bugro bij antwoord in de hoofdzaak deze bezwaren en verweren opnieuw zal willen aanvoeren.
Het ligt voor de hand dat vervolgens een comparitie van partijen zal worden bevolen en dat dan deze stukken en de inhoud daarvan opnieuw aan de orde zullen komen, waarbij een gerede kans bestaat dat de rechtbank, voor zover dan nog nodig, Solen c.s. zal bevelen bepaalde stukken over te leggen.
Ook is denkbaar dat Bugro in een later stadium, in het kader van en ten behoeve van het door haar leveren van (tegen)bewijs zal willen beschikken over deze stukken en daartoe een vordering ex artikel 843a Rv zal instellen.
6.9 Solen c.s. heeft bij haar dagvaarding behalve een eis in de hoofdzaak ook harerzijds een incidentele vordering tegen Bugro ingesteld, die ertoe strekt om bij wijze van voorlopige voorziening (art. 223 Rv) te bevelen dat Bugro de expertiserapporten van
[bedrijf 2] overlegt alsmede de 'cleaning reports' van de Hanna voorafgaande aan de betreffende reizen.
Daartoe heeft Solen c.s. onder meer aangevoerd dat de goede procesorde meebrengt dat partijen in een procedure in beginsel zoveel mogelijk gelijkwaardige kansen en mogelijkheden moeten hebben om hun standpunt naar voren te brengen en dat het hiertoe cruciaal is dat alle partijen toegang behoren te hebben tot de feitelijke informatie op grond waarvan de aansprakelijkheidsvraag beoordeeld dient te worden. Solen c.s. meent dat zij rechtmatig belang heeft inzicht te hebben in wat zich voorafgaande aan, gedurende en na het betreffende vervoer heeft afgespeeld. Zij wijst op een in de jurisprudentie ontwikkelde lijn dat partijen gehouden kunnen worden om informatie en documentatie in het geding te brengen.
Bugro heeft zich in het onderhavige incident bij deze argumentatie aangesloten.
6.10 Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het in dit geval strookt met de eisen van een doelmatige procesvoering dat Solen c.s. reeds in dit stadium van de procedure bepaalde stukken in het geding brengt, bij de afgifte waarvan Bugro een rechtmatig belang heeft. De opvatting van Solen c.s. dat een rechtmatig belang als bedoeld in artikel 843a Rv pas kan bestaan indien en op het moment dat een partij bepaalde stukken nodig heeft voor door haar te leveren bewijs acht de rechtbank te beperkt.
Het komt de rechtbank voor dat de omschrijving van de verlangde stukken zodanig specifiek is dat het voor partijen en hun experts in de context van hun feitelijk onderzoek duidelijk is om welke stukken het gaat.
De in artikel 843a lid 4 Rv bedoelde uitzonderingsgevallen staan hier niet aan toewijzing van de vordering tot afgifte in de weg. Dat geldt ook voor de andere verweren van Solen c.s. vermeld onder 5.2.
Opgemerkt zij dat omgekeerd voor Bugro geldt dat deze, voor zover dat nog niet is gebeurd, aan Solen c.s. de door haar bij dagvaarding verzochte informatie verstrekt.
6.11 De incidentele vordering van Bugro is derhalve toewijsbaar, met dien verstande dat de onder (7), (8) en (9) genoemde stukken niet behoeven te worden overgelegd. Hetzelfde geldt vooralsnog voor de onder (12) bedoelde rapportages van [bedrijf 1] (MTD), omdat onvoldoende duidelijk is dat daarin feitelijke informatie staat die niet al op andere wijze voor Bugro beschikbaar is of komt.
6.12 Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Solen c.s. worden veroordeeld in de kosten van dit incident.
7. De beslissing
De rechtbank,
in het incident ex artikel 843a Rv van Bugro
bepaalt dat Solen c.s. binnen 1 maand na de uitspraak van dit vonnis aan (de raadsman van) Bugro de volgende stukken en gegevens moet doen toekomen:
(a) aan- en verkoopspecificaties van de per de schepen Dutch Progress, Montauk,
Jo Sequoia en Gennaro Levoli aan verschillende partijen verkochte en geleverde xylenen, inclusief de identiteiten van de partijen die zendingen zonder bemerkingen hebben ontvangen,
(b) alle laad/los rapportages van de controleur(s) van in- en uitgaande zendingen xylenen als vervoerd per Weststellingwerf, Hanna en RP Rotterdam;
(c) waltanks en leiding historie (voorafgaande ladingen en reinigingsprocedures);
(d) inventarisatielijst van de monsters;
(e) analysecertificaten van de aanvoeren en afvoeren;
(f) instructies van Shell aan de door haar aangestelde controleurs;
(g) analyseresultaten van monsters van de door de Hanna (Hanna I en II) vervoerde ladingen voordat zij op de laadplaats in de Hanna werden geladen;
(h) analyseresultaten van de monsters van de lading van de Hanna die op of omstreeks 5 juni 2008 voor lossing in Rotterdam zijn getrokken;
veroordeelt Solen c.s. in de kosten van dit incident, tot op deze uitspraak aan de zijde van Bugro begroot op € 6.422,- aan salaris van de advocaat;
in de hoofdzaak tussen Solen c.s. en Bugro
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 14 maart 2012 voor conclusie van antwoord aan de zijde van Bugro.
Dit vonnis is gewezen door mr Van Zelm van Eldik en uitgesproken in het openbaar op
1 februari 2012.
10/209