ECLI:NL:RBROT:2012:BV2591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/640261-06
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand, ingediend op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die zich in een strafproces bevond, had de keuze om rechtsbijstand te ontvangen op basis van een toevoeging of op betalende basis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen tijdens de zitting. De rechtbank heeft de officier van justitie, mr. Adriaansen, en de advocaat van de verzoeker gehoord. De rechtbank benadrukt dat volgens artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand (WRB) de keuze voor de grondslag van de rechtsbijstand vóór de verlening van de rechtsbijstand moet worden gemaakt. Dit houdt in dat er duidelijkheid moet zijn over het gebruik van de toevoeging of dat de verdachte door een gekozen raadsman wordt bijgestaan. In deze zaak heeft mr. [A], kantoorgenoot van mr. [L], op 31 mei 2007 om mutatie van een eerder gegeven last tot toevoeging verzocht. De voorzitter van de rechtbank heeft op 4 juni 2007 een last tot toevoeging aan de verzoeker van mr. [A] gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen tijdige kennisgeving is gedaan aan de voorzitter van de rechtbank of de Raad voor Rechtsbijstand over de wijziging van de rechtsbijstand. Hierdoor bestaat er geen ruimte voor vergoeding van de door de verzoeker betaalde kosten voor rechtsbijstand. De rechtbank heeft echter wel een forfaitaire vergoeding van € 540,= toegekend voor de kosten verbonden aan het indienen en behandelen van het verzoekschrift. De beslissing is genomen door de fungerend voorzitter, mr. De Jong, in aanwezigheid van griffier Schlabs, en is openbaar uitgesproken in raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/640261-06
Raadkamernummer: 11/949
Beslissing van de fungerend voorzitter van deze rechtbank, op het op 18 juni 2011 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
(verzoeker),
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
te dezer zake domicilie kiezende te [postcode] Amsterdam aan de [adres],
ten kantore van zijn advocaat mr. [L].
Procedure
De rechtbank heeft gezien voornoemd verzoekschrift en de stukken uit het raadkamerdossier dat is voorzien van opgemeld raadkamernummer. Daarnaast heeft de rechtbank gezien het dossier van de onder bovenvermeld parketnummer geregistreerde strafzaak tegen de verzoeker als verdachte.
De rechtbank heeft in openbare raadkamer van 24 januari 2012 gehoord de officier van justitie mr. Adriaansen en de advocaat van verzoeker. De verzoeker is, hoewel daartoe behoorlijk op geroepen, niet verschenen.
Inhoud van het verzoek
Het verzoekschrift strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend:
- voor kosten voor rechtsbijstand van € 34.563,33;
- voor het opstellen, indienen en behandelen van het op de voet van de artikelen 89 en 591a Sv ingediende verzoekschrift, het forfaitaire bedrag van € 540,= .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde vergoeding voor de kosten voor rechtsbijstand dient te worden afgewezen, omdat een last tot toevoeging is afgegeven op naam van de kantoorgenoot van de advocaat. Subsidiair heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de urenspecificatie. In het bijzonder geldt dat de kosten voor gevoerde telefoongesprekken veelal niet gespecificeerd zijn. De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen toewijzing van het gevraagde forfaitaire bedrag ad € 540,=.
Beoordeling van het verzoek
Ingevolge artikel 44a, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (WRB) wordt indien een verdachte in een strafzaak is bijgestaan door een raadsman die op het moment van de verlening van rechtsbijstand is toegevoegd, met uitzondering van de vergoeding van de eigen bijdrage, geen kostenvergoeding van een raadsman als bedoeld in artikel 591a, tweede lid, Sv toegekend, tenzij de toevoeging, anders dan na een daartoe ingediende aanvraag, wordt ingetrokken of beëindigd.
Een verdachte kan zich in een strafproces laten bijstaan door een advocaat die hetzij rechtsbijstand verleent op basis van een toevoeging, hetzij op betalende basis. Het bepaalde in artikel 44a WRB brengt mee dat de keuze voor de grondslag van de rechtsbijstand moet worden gemaakt voordat daadwerkelijk rechtsbijstand is verleend (Kamerstukken II, 2003-2004, 29756, nr, 3, p. 2). Wanneer sprake is van een last tot toevoeging, moet voorts volstrekte helderheid worden betracht over de vraag of van de op basis van deze last verstrekte toevoeging gebruik wordt gemaakt, dan wel dat de betrokken verdachte door een gekozen raadsman (betalend) wordt bijgestaan. Dat betekent onder meer dat wanneer de raadsman die op basis van een last aan de verdachte is toegevoegd, de verdachte betalend zal bijstaan, onmiddellijk van deze wijziging van de basis waarop rechtsbijstand wordt verleend, kennis moet worden gegeven aan de voorzitter van het college dat de last heeft afgegeven, en aan de Raad voor Rechtsbijstand (vgl. Hof Amsterdam 3 december 2007, NJFS 2008/24). Dat geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor kantoorgenoten van een toegevoegd raadsman.
In dit geval heeft mr. [A], kantoorgenoot van mr. [L], op 31 mei 2007 om mutatie van een eerder gegeven last tot toevoeging verzocht. De voorzitter van de rechtbank heeft op 4 juni 2007 een last tot toevoeging aan de verzoeker van mr. [A] gegeven. Thans is verzocht om vergoeding van de kosten van na die datum verleende rechtsbijstand. Gesteld noch gebleken is dat mr. [L] of zijn kantoorgenoot de voorzitter van de rechtbank of de Raad voor Rechtsbijstand (tijdig) heeft laten weten dat de verzoeker zich inmiddels op betalende basis liet bijstaan door een raadsman en evenmin dat (tijdig) om intrekking van de last tot toevoeging is verzocht. Gelet op het bepaalde in artikel 44a WRB bestaat in deze zaak dan ook geen ruimte voor vergoeding van de door de verzoeker betaalde kosten voor rechtsbijstand. Dit deel van de verzochte kostenvergoeding zal worden afgewezen.
Voor de kosten die zijn verbonden aan het indienen en behandelen van het op de voet van artikel 89 Sv ingediende verzoekschrift, geregistreerd onder raadkamernummer 11/948, zal het forfaitaire bedrag van € 540,= (inclusief BTW) worden toegewezen.
Beslissing
De fungerend voorzitter:
- kent toe aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding ten bedrage van € 540,= (zegge: VIJFHONDERDENVEERTIG euro);
- wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. De Jong, rechter, tevens fungerend voorzitter,
in tegenwoordigheid van Schlabs, griffier,
en in het openbaar uitgesproken in raadkamer van deze rechtbank op 24 januari 2012.