Parketnummer: 10/710198-10
Datum uitspraak: 19 januari 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadslieden mr. A.P. Visser en mr. M.P. Friperson, beiden advocaat te ’s-Gravenhage.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2012.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Van Wijk heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1 primair impliciet primair (moord, meermalen gepleegd) en onder 2 primair impliciet primair (poging tot moord) ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 primair impliciet subsidiair (doodslag, meermalen gepleegd), 2 primair impliciet subsidiair (poging tot doodslag) en onder 3 en 4 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar, met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien jaar.
BEOORDELING VAN HET TENLASTEGELEGDE
STANDPUNT VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie heeft met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde geconcludeerd dat de verdachte in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op de dood van de slachtoffers. Door met verhoogde snelheid op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer te gaan rijden is er een - zo leren ervaringsregels - aanmerkelijke kans op een aanrijding met dodelijke afloop in het leven geroepen en de verdachte heeft die kans bewust aanvaard, op de koop toegenomen. Gelet op de uit het dossier blijkende omstandigheden heeft de verdachte bewust de aanrijding op de N59 veroorzaakt, kennelijk met het doel zichzelf van het leven te beroven. Hetgeen onder 1 ten laste is gelegd kan dan ook gekwalificeerd worden als doodslag, meermalen gepleegd, en het onder 2 tenlastegelegde als poging tot doodslag.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde gesteld dat uit de aangifte van autodiefstal van [naam] en de omstandigheid dat de verdachte de auto op de N59 kort na de diefstal heeft bestuurd blijkt, dat de verdachte de auto van [naam] moet hebben weggenomen.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde geldt volgens de officier van justitie, dat het rijgedrag van de verdachte gevaar op de weg heeft kunnen veroorzaken, terwijl voor dat gedrag geen technische of infrastructurele oorzaak of andere aanleiding was.
STANDPUNT VAN DE VERDEDIGING
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde aangezien bij de verdachte het opzet op de dood van de slachtoffers en op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbrak. Evenmin heeft hij gehandeld met voorbedachte raad. De rechtbank begrijpt het pleidooi van de verdediging aldus, dat wordt betoogd dat de verdachte door het eerste ongeval op de Langeweg in Ooltgensplaat een trauma heeft opgelopen, waardoor hij niet meer in staat was overeenkomstig zijn wil te handelen: hij handelde in een soort trance. Bij hem ontbrak daardoor ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen. Voorts is niet aannemelijk dat de verdachte de kans om zelf ernstig gewond te raken voor lief heeft genomen. De aanname dat de verdachte zelfmoord wilde plegen is louter gebaseerd op vermoedens. Ook om die reden is geen sprake van opzet. Subsidiair is aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat de fatale stuurbeweging is veroorzaakt door bijvoorbeeld een onhandige manier van verzitten door de verdachte, doordat hij aandacht had voor zijn dashboard of de radio/cd-speler of doordat hij moest uitwijken voor een overstekend beest.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit, omdat bij de verdachte het oogmerk onbrak zich de auto wederrechtelijk toe te eigenen. Hij heeft de auto weliswaar meegenomen, maar handelde in genoemde trance. Hij kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor niet met zijn werkelijke wil overeenstemmende gedragingen.
Ook ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit, omdat de verdachte mogelijk de macht over het stuur is verloren. Verder is niet gebleken van concreet gevaarzettend gedrag en evenmin dat andere weggebruikers in de buurt waren toen de verdachte van de weg raakte.
De feiten
Op basis van de uit de te bezigen bewijsmiddelen blijkende (redengevende) feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot de navolgende beoordeling van het feitencomplex in deze zaak.
Inleiding
Op 22 oktober 2010 omstreeks 22.30 uur is de verdachte na een bezoek aan een vriendin in zijn auto - een Peugeot 306 - gestapt om naar huis te rijden. Om 23.17 uur kwam bij de politie de melding binnen dat er een ongeval had plaatsgevonden op de Langeweg in Ooltgensplaat. In de bomen/bosschages langs de rijbaan werd de auto - die op naam stond van de verdachte - zwaar beschadigd aangetroffen. De bestuurder was spoorloos.
De verdachte was inmiddels thuis gekomen, had de autosleutels van de partner van zijn zus, [naam], gepakt en was vervolgens met diens auto - een Volkswagen Polo - over de N59 in de richting van Rotterdam gereden.
Omstreeks 23.30 uur vond op de N59 een botsing plaats tussen de Volkswagen Polo waarin de verdachte reed en een andere Volkswagen Polo met vier inzittenden. Drie inzittenden van die laatste auto zijn overleden en één inzittende is zwaargewond geraakt.
Wat aan het ongeval op de N59 vooraf ging
Onderzoek internetgedrag op laptop
Naar aanleiding van de verkeersincidenten is de laptop van de verdachte onderzocht door een rechercheur werkzaam bij de Digitale opsporing. Bij dat onderzoek is gebleken dat op dit apparaat op 17 oktober 2010, ’s nachts tussen 3.54 en 4.45 uur, verschillende sites zijn bezocht, die betrekking hebben op het plegen van zelfmoord en dat op het internet is gezocht met behulp van zoektermen die daarmee te maken hebben. Onder meer is gekeken naar manieren waarop men zichzelf van het leven kan beroven. Zoektermen waren onder andere: “zelfmoord manieren”, “ik wil dood”, “hoe pleeg ik zelfmoord zonder pijn”, “wat zijn de makkelijkste manieren om te sterven”, “hoe kan je ’t best jezelf ophangen” en “ik wil geen pijn bij me zelfmoord”. Op 19 oktober 2010 - 3 dagen voor het fatale incident op de N59 - is met de zoekmachine Google gezocht naar “hoe maak je een galg”. Blijkens verklaringen van de verdachte en zijn familieleden maakt er niemand anders dan de verdachte gebruik van genoemde laptop, met uitzondering van diens moeder die niet goed weet hoe het internet werkt en niet zonder hulp van de verdachte met de computer kan omgaan. In het voorgaande ziet de rechtbank dan ook een sterke aanwijzing dat de verdachte in de dagen voor de incidenten op de Langeweg en de N59 rondliep met plannen om zelfmoord te plegen.
De verdachte heeft bij herhaling verklaard dat hij deze sites heeft bezocht naar aanleiding van de zelfmoord van [naam acteur] (op 6 oktober 2010); hij was enkel benieuwd hoe de acteur een eind aan zijn leven had gemaakt. De rechtbank acht deze lezing niet geloofwaardig. De verdachte heeft op 7 oktober 2010, de dag dat de zelfdoding van [naam acteur] bekend werd, inderdaad op het internet gezocht met de zoekterm ‘overlijden’ in combinatie met de naam van de acteur. Echter, op één uitzondering na waren de zoektermen die de verdachte op 17 en 19 oktober 2010 invoerde op geen enkele wijze direct gerelateerd aan de dood van [naam acteur]. Indien het de verdachte daadwerkelijk te doen zou zijn geweest om de achtergronden van de dood van de acteur, zou het veeleer voor de hand hebben gelegen om - bijvoorbeeld - te zoeken naar interviews met de acteur of de mensen die hem kenden. Dergelijke zoekslagen heeft de verdachte niet gemaakt.
De Langeweg
Op 22 oktober 2010 is de Peugeot 306 van de verdachte laat in de avond zwaar beschadigd aangetroffen tussen de bomen langs de Langeweg in Ooltgensplaat. Een getuige heeft gezien dat de airbags waren uitgeklapt en dat er flinke schade aan de auto was. De uitlaat was nog te heet om aan te raken. De auto hing in de struiken boven de grond geheel schuin met de zijde van de bijrijder naar beneden. Het achterraam aan de bestuurderszijde was volledig open en de getuige vermoedde dat de bestuurder via dat raam de auto verlaten had.
Dat de verdachte ten tijde van het incident op de Langweg als bestuurder van de op zijn naam staande Peugeot heeft opgetreden, staat niet ter discussie. Bovendien wordt dit nog eens onderstreept door de verklaring van getuige [naam getuige] die hem drie kwartier voordat de melding van het incident bij de politie binnenkwam, in deze auto heeft zien wegrijden.
Ter plaatse is door bureau Technische- en Ongevallendienst van de Verkeerspolitie onderzoek gedaan. Het sporenonderzoek geeft aanleiding om aan te nemen dat aan de koerswijziging van de Peugeot geen reflexmatige of paniekreactie van de bestuurder ten grondslag heeft gelegen. Bij het onderzoek zijn geen remsporen aangetroffen. Wel was een profielaftekening waar te nemen, veroorzaakt door een rollend wiel. Er waren geen aanwijzingen voor blokkeren. Ook waren er geen aanwijzingen of sporen die erop duidden dat er op enig moment een stuurcorrectie is uitgevoerd. Volgens berekeningen van de ongevalanalisten moet de bestuurder voldoende tijd hebben gehad voor een stuurcorrectie of een noodremming of beiden. De voorste helft van de Peugeot was zwaar gehavend. De stand van de stilgevallen snelheidsmeter betrof 139 kilometer per uur, hetgeen (uitsluitend) als indicatief voor de kort voor de botsing gereden snelheid moet worden beschouwd. De ongevalanalisten concluderen dat er geen technische oorzaak aan het ongeval ten grondslag heeft gelegen. Er was vermoedelijk sprake van een actieve of passieve stuurbeweging en de bestuurder van de Peugeot moet het ongeval hebben bemerkt.
Op grond van de bevindingen en conclusies van de ongevalanalisten en bij gebrek aan enige concrete andersluidende verklaring van de verdachte, acht de rechtbank buiten redelijke twijfel verheven dat de verdachte moedwillig en doelbewust met hoge snelheid tegen de naast die weg gelegen bomen en bosschages is gereden en is gebotst. Voor de suggestie van de verdediging dat de verdachte de macht over het stuur heeft verloren, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten, temeer omdat de verdachte niet heeft geremd en daarvoor voldoende gelegenheid moet zijn geweest.
Thuis
De verdachte is na het incident op de Langeweg naar zijn woonadres [adres] gegaan. Uit de verklaringen van zijn moeder, zijn zus en haar partner komt naar voren dat hij daar omstreeks 23.00 uur is aangekomen; dit tijdstip wordt door hen bij benadering gegeven. Uit onderzoek blijkt dat de laptop van verdachte die avond om 22.51.08 uur is ingeschakeld en om 22.52.35 uur weer is uitgezet. In de korte tijd dat de computer aan heeft gestaan is de gehele internetgeschiedenis gewist.
De verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij na thuiskomst de internetgeschiedenis heeft gewist. Echter, zoals hiervoor is overwogen, maakten andere gezinsleden geen gebruik van de laptop, met uitzondering van verdachtes moeder die daarbij hulp van de verdachte nodig had. Verder geldt dat de partner van de zus van de verdachte, [naam], heeft verklaard dat hij die avond, kort na de thuiskomst van de verdachte, nog geluid uit diens slaapkamer heeft horen komen en de flikkering van een beeldscherm meent te hebben gezien, zij het in zijn beleving van een televisie. Gelet op deze omstandigheden staat het voor de rechtbank buiten redelijke twijfel dat het de verdachte is geweest die de internetgeschiedenis - en daarmee zijn zoekslagen naar zelfmoord gerelateerde informatie - heeft gewist.
De verdachte heeft na zijn thuiskomst tegen zijn moeder gezegd dat hij zijn mobiele telefoon had laten liggen bij de vriendin, bij wie hij eerder die avond op bezoek was, en dat hij terugging om die telefoon op te halen. Hij heeft vervolgens zonder toestemming de autosleutels van de partner van zijn zus meegenomen en is in diens auto weggereden. De mededeling dat de verdachte zijn telefoon bij de genoemde vriendin had laten liggen is onwaar gebleken; zijn telefoon is namelijk aangetroffen vóór de passagiersstoel van zijn Peugeot die eerder die avond op de Langeweg zwaar beschadigd raakte. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de verdachte naar huis is gegaan om zich met een smoes wederom in het bezit van een auto te stellen en daarmee opnieuw de weg op te gaan.
De N59
De verdachte is op enig moment na het vertrek uit zijn woning de N59 opgereden, in de richting van Rotterdam. Daar is hij in aanrijding gekomen met een tegenligger: de Volkswagen Polo waarin zich [namen vier slachtoffers] bevonden.
Het enige overlevende slachtoffer, [naam], heeft verklaard dat het voertuig waarin hij voorin meereed 100 tot 110 kilometer per uur reed. Toen de auto van de verdachte hen zeer dicht was genaderd, stuurde deze opeens hun rijstrook op, waarna direct een enorme knal volgde en hun eigen auto aan de kant van de berm terechtkwam. De stuurbeweging werd volgens [naam] in één beweging en met precisie uitgevoerd.
Getuige [naam getuige], die direct achter de auto van de slachtoffers reed, heeft verklaard dat hij ongeveer 110 tot 120 kilometer per uur reed en dat, gelet op de afstand tussen zijn auto en het voertuig van de slachtoffers, dit laatste voertuig met een zelfde snelheid of net iets sneller reed. Hij zag vervolgens dat een tegenligger - de auto van de verdachte - zonder enige aanleiding een stuurbeweging maakte. Het leek alsof het gepland was, zo van “Jou moet ik hebben”, aldus [naam getuige]. Voor de tegenligger reed geen andere auto.
Ook getuige [naam getuige], die achter [naam getuige] reed, heeft verklaard dat hij zag dat een tegenligger - de auto die de verdachte bestuurde - ineens zijn weghelft opstuurde; op het moment dat die tegenligger de middenas van de rijbaan overschreed, bevond de tegenligger zich op nog geen 20 meter van de auto van de slachtoffers.
Uit onderzoek van bureau Technische- en Ongevallendienst van de Verkeerspolitie is naar voren gekomen dat de betrokken auto’s nagenoeg frontaal op elkaar zijn gebotst en dat geen van beide auto’s heeft geremd. De snelheidsmeter van de auto waarin de verdachte reed, is stilgevallen op 128 kilometer per uur, hetgeen volgens de ongevalanalisten (uitsluitend) indicatief is voor de kort voor de botsing gereden snelheid. Er is geen technische oorzaak aan te wijzen die ten grondslag heeft gelegen aan het ontstaan van de botsing.
De verdediging heeft nog gesteld dat het in het donker niet zichtbaar is of een medeweg-gebruiker een stuurbeweging maakt en verzoekt de rechtbank - indien zij de verdediging hierin niet volgt - hieromtrent te laten rapporteren door het NFI.
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar stellingname en wijst ook het subsidiaire verzoek af. Zij begrijpt de verklaringen van de getuigen namelijk aldus, dat is waargenomen dat de koplampen van de door de verdachte bestuurde auto plots naar rechts verschoven en dat de getuigen hieruit de niet onlogische conclusie hebben getrokken, dat deze beweging niet anders dan door een stuurbeweging kan zijn veroorzaakt. De rechtbank acht de verklaringen voldoende betrouwbaar om deze voor het bewijs te kunnen bezigen.
Interpretatie van de vastgestelde feiten
Op grond van het voorgaande staat voor de rechtbank buiten redelijke twijfel vast, dat de verdachte in de week voorafgaand aan het tenlastegelegde met zelfmoordplannen rondliep en dat hij had besloten daaraan op 22 oktober 2010 uitvoering te geven. Eerst heeft hij getracht uit het leven te stappen door moedwillig met zijn eigen auto met hoge snelheid tegen een aantal bomen in de berm langs de Langeweg aan te botsen. Vervolgens is hij naar huis gegaan om zijn internetgeschiedenis te wissen. Hij heeft een smoes verteld om het huis zonder argwaan te wekken, weer te kunnen verlaten, een auto gestolen en op de N59 een tweede poging gedaan zichzelf het leven te benemen door nagenoeg frontaal een aanrijding te veroorzaken.
Voor de suggesties van de verdediging dat de fatale stuurbeweging op de N59 is veroorzaakt door een onhandige manier van verzitten door de verdachte, doordat hij aandacht had voor zijn dashboard of de radio/cd-speler of doordat hij moest uitwijken voor een overstekend beest, zijn in het geheel geen aanwijzingen te vinden.
De rechtbank voegt ambtshalve toe dat bij neurologisch onderzoek bij de verdachte geen afwijkingen zijn geconstateerd en dat is geconcludeerd dat weliswaar niet voor 100% kan worden uitgesloten dat de verdachte ten tijde van ten tijde van het tenlastegelegde met een epileptisch insult kampte, maar dat gelet op de afwezigheid van afwijkingen en nu er geen epilepsie in de familie van de verdachte voorkomt en de verdachte verder ook niet bekend is met epileptische klachten, de kans hierop zeer klein is.
De rechtbank schuift deze alternatieve mogelijkheden dan ook als niet aannemelijk geworden terzijde.
Beoordeling van enkele tenlastegelegde bestanddelen
Opzet bij het onder 1 en 2 tenlastegelegde
Allereerst geldt dat, zo bij de verdachte sinds de fatale nacht al sprake is van het ontbreken van enige herinnering aan het gebeurde, dit wil zeker niet zeggen dat hij de gewraakte handelingen op dat moment onopzettelijk heeft verricht. De vraag of de verdachte daadwerkelijk lijdt aan amnesie behoeft in dit verband dan ook geen beantwoording.
Dit is anders voor het gevoerde verweer dat de verdachte het onder 1 tot en met 2 tenlastegelegde heeft begaan in ‘een soort trance’, veroorzaakt door een trauma tengevolge van het ongeval op de Langeweg en waardoor hij zich niet overeenkomstig zijn wil gedroeg.
De rechtbank vat het verweer, waarbij het opzet wordt bestreden, op als een beroep op een stoornis. Daarvoor geldt dat zo’n stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat, indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken.
Daarvan zal overigens slechts bij hoge uitzondering sprake zijn (vgl. HR 16 maart 2010, LJN: BK8507).
Allereerst geldt dat de verdediging niet duidelijk heeft gemaakt aan welke stoornis ‘de trance’ waarin gehandeld zou zijn, precies te wijten is, laat staan dat helder is dat door de betreffende stoornis bij de verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van diens gedragingen ontbrak. Van de aanwezigheid van een dergelijke ernstige stoornis is evenmin gebleken bij het onderzoek van de na te noemen gedragsdeskundigen.
Tegenover de stelling van de verdediging staat dat meerdere getuigen hebben verklaard, dat de verdachte direct na het ongeval op de N59 goed aanspreekbaar was en helder overkwam. Met een ter plaatse gekomen brandweerman heeft de verdachte zelfs een uitvoerig gesprek gevoerd, onder andere over hoe hij op de verkeerde weghelft terecht was gekomen. Ook heeft hij gevraagd hoe het met de mensen in de andere auto was. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de verdachte in elk geval onmiddellijk na het incident inzicht in de gevolgen van zijn gedragingen had.
Het verweer wordt verworpen, nu hetgeen daaraan ten grondslag is gelegd niet aannemelijk is geworden.
Anders dan de officier van justitie, gaat de rechtbank uit van een verdergaande mate van opzet dan voorwaardelijk opzet. De rechtbank gaat er vanuit dat de verdachte primair het oog heeft gehad op het eigen overlijden. Wanneer een bestuurder echter op een tweebaansweg waar een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur geldt, met zeer hoge snelheid nagenoeg frontaal botst op een hem met een snelheid van ongeveer 100 tot 110 kilometer per uur tegemoetrijdende auto, dan is de dood van de inzittenden van de tegemoetkomende auto het welhaast onvermijdelijke gevolg. De verdachte moet worden geacht te hebben gehandeld met noodzakelijkheids- of in ieder geval waarschijnlijkheidsbewustzijn.
Voorbedachte rade bij het onder 1 en 2 tenlastegelegde
Hoewel de verdachte, zoals is overwogen, op 22 oktober 2010 het stellige voornemen had in het verkeer een einde aan zijn leven te maken, kan uit deze omstandigheid niet zonder meer de conclusie volgen dat de verdachte na kalm beraad en rustig overleg een fataal verkeersongeval heeft veroorzaakt. Meer specifiek geldt dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om te kunnen aannemen dat de verdachte vóórdat hij de stuurweging op de N59 maakte al het wilsbesluit had genomen om zelfmoord te plegen door tegen een tegenligger aan te rijden. Het is bijvoorbeeld niet ondenkbaar dat hij ten tijde van het verlaten van de ouderlijke woning het voornemen had om, zoals hij eerder had gedaan, opnieuw tegen een boom te rijden en pas toen hij een tegenligger zag naderen op het laatste moment en in een opwelling heeft besloten om uitvoering te geven aan het voornemen tot zelfdoding door op de tegenligger te botsen.
Gelet hierop kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde met voorbedachte raad heeft begaan als bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bij het onder 3 tenlastegelegde
De verdediging heeft aan de bepleite vrijspraak van de tenlastegelegde diefstal van de auto en de bijbehorende sleutels ten grondslag gelegd dat bij de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbrak, omdat de verdachte handelde in ‘een soort trance’. Nu niet aannemelijk is geworden dat van een dergelijke trance sprake is geweest, dient het verweer verworpen te worden.
Veroorzaken van gevaar op de weg bij het onder 4 tenlastegelegde
Door plotseling de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer over te steken en met hoge snelheid tegen bomen en bosschages te rijden kon gevaar op de weg worden veroorzaakt en heeft hij het verkeer op de Langeweg kunnen hinderen.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 primair impliciet subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 22 oktober 2010, op de Rijksweg N59 te Den Bommel, gemeente Oostflakkee, opzettelijk een persoon genaamd [naam] ([geboortedatum]) en een persoon genaamd [naam] ([geboortedatum]) en een persoon genaamd [naam], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), met een hoge snelheid gereden op de rijksweg N59 en is gaan rijden op een rijbaan die bestemd was voor het tegemoetkomend verkeer en aldus tegen het verkeer/de rijrichting in heeft gereden, waarna verdachte is gebotst tegen een hem tegemoetkomend voertuig, tengevolge waarvan voornoemde personen - inzittenden van dat voertuig - zijn overleden;
2.
hij op 22 oktober 2010 op de Rijksweg N59 te Den Bommel, gemeente Oostflakkee, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam] van het leven te beroven, met dat opzet, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), met een hoge snelheid heeft gereden op een rijbaan van de Rijksweg N59 die bestemd was voor het tegemoetkomend verkeer en aldus tegen het verkeer/de rijrichting in heeft gereden, waarna verdachte is gebotst tegen een hem tegemoetkomend voertuig, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 22 oktober 2010 te Ooltgensplaat, gemeente Oostflakkee, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutel en een auto (merk Volkswagen, type Polo, met kenteken [kenteken]), toebehorende aan [naam] en/of [naam lease maatschappij];
4.
hij op 22 oktober 2010 te Ooltgensplaat, gemeente Oostflakkee, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Langeweg, op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en die rijbaan plotseling - zonder dat daar een afslag en/of zijweg was - is overgestoken, en met hoge snelheid tegen de naast die weg gelegen bomen/bosschages is gereden en is gebotst, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt, en het verkeer op die weg kon worden gehinderd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Tevens is de tenlastelegging (ten behoeve van de leesbaarheid) aangepast, zonder dat dit de (juridische) inhoud raakt. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De inhoud van de wettige bewijsmiddelen is als bijlage II aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De bewezen feiten leveren op:
1. doodslag, meermalen gepleegd;
3. diefstal, meermalen gepleegd;
4. overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is strafbaar.
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Straffen
De verdachte is verantwoordelijk voor de dood van [naam], [naam] en [naam] en voor het zwaar letsel, een hoge dwarslaesie, bij [naam]. Hij is planmatig te werk gegaan ter uitvoering van zijn voornemen om suïcide te plegen. Na een eerdere mislukte poging daartoe op de Langeweg in Ooltgensplaat (waarbij hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt), heeft de verdachte zonder toestemming de auto van de vriend van zijn zus weggenomen. Op de N59 in Den Bommel heeft de verdachte vervolgens opzettelijk een nagenoeg frontale botsing veroorzaakt, met desastreuze afloop. De slachtoffers werden volledig verrast door de handelwijze van de verdachte en hebben de botsing niet kunnen voorkomen. Zij hadden geen schijn van kans.
Hij heeft aldus drie slachtoffers het meest kostbaarste bezit ontnomen: het leven, en hun gezinnen volledig verwoest en ontwricht. Het vierde slachtoffer zal de rest van zijn leven zeer grote fysieke beperkingen kennen en, naast het moeten verwerken van het verlies van zijn zoon, ook moeten kampen met de psychische gevolgen van zijn beperkingen.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij met volstrekte willekeur heeft gehandeld: dit had iedere willekeurige weggebruiker kunnen overkomen. Het is om die reden, dat de daad van de verdachte de gemoederen ook vandaag de dag nog danig bezighoudt. In de samenleving als geheel zijn gevoelens van onrust en onveiligheid aangewakkerd, maar in het bijzonder de inwoners van [plaatsnaam] - de woonplaats van de slachtoffers - zijn door deze gebeurtenis geschokt. De slachtoffers stonden midden in het sociale leven van deze relatief kleine gemeenschap en veel inwoners kenden hen dan ook persoonlijk.
Nog pijnlijker is het verlies voor de nabestaanden. De schriftelijke slachtofferverklaringen van het enig overlevende slachtoffer en de andere nabestaanden hebben invoelbaar duidelijk gemaakt welke enorme impact dit verlies op hun levens heeft; de verslagenheid is immens. De verdachte heeft ter zitting omtrent het gebeurde bijna uitsluitend verklaard dan hij zich niets kan herinneren. Dit maakt het verwerkingsproces voor de nabestaanden des te moeilijker.
Dat de aanleiding voor het drama gelegen is geweest in de wens van de verdachte om uit het leven te stappen is buitengewoon tragisch, maar dit biedt op geen enkele wijze verlichting voor hen die door de handelwijze van de verdachte zijn getroffen.
Op genoemde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Nu de verdachte een auto als wapen heeft gebruikt, dient ter bescherming van de verkeersveiligheid hem bovendien de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen te worden ontzegd voor de maximale duur.
Gelet is op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 oktober 2011, betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat deze niet eerder is veroordeeld. Dit spreekt niet in zijn nadeel.
De verdachte is van 22 maart 2011 tot en met 10 mei 2011 ter observatie opgenomen geweest op de afdeling psychiatrie van het Erasmus MC te Rotterdam. Naar aanleiding daarvan zijn rapporten uitgebracht door de gedragsdeskundigen drs. W.T.C.J. Heijnen, arts in opleiding tot psychiater onder supervisie van prof. dr. H.J.C. van Marle, psychiater, en dr. S.G. Vitale, GZ-psycholoog.
Het rapport van drs. Heijnen, gedateerd 16 augustus 2011, houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in:
Bij de verdachte was ten tijde van het onderzoek geen sprake van een psychiatrische symptoomstoornis in engere zin en voor zover is na te gaan ook niet ten tijde van het ten laste gelegde. Wel kampt hij met ernstige persoonlijkheidsproblematiek zonder dat dit al is uitgegroeid tot een persoonlijkheidsstoornis. Er is sprake van borderline, narcistische, afhankelijke en vermijdende trekken. Zijn afweermechanismen zijn primitief, waardoor een zogenoemd alexithym beeld is ontstaan, hetgeen wil zeggen dat hij zijn gevoelens niet onder woorden kan brengen en nauwelijks zicht heeft op zijn gevoelsleven. Gevoelens worden niet waargenomen of ontkend. Uit het onderzoek, gesprekken met de psychiater en observaties op de afdeling blijkt dat de verdachte tracht zichzelf in een zo goed mogelijk daglicht te plaatsen. Problemen, onaanvaardbare impulsen of negatieve gevoelens worden geminimaliseerd of ontkend. Dit is kenmerkend voor persoonlijkheidsproblematiek waarbij ontkenning, verdringing en een gebrek aan inzicht in zichzelf een rol spelen. Door narcistische afweer wordt het wankele zelfbeeld beschermd. De verdachte heeft moeite zijn eigen gevoelens af te lezen en staat onvoldoende in contact met zijn gevoelsleven. Hij heeft gebrekkige introspectieve vaardigheden. Negatieve aspecten van zichzelf worden ontkend. De verdachte kan niet goed met prikkels omgaan, maar zoekt die wel op om door de daaruit voortvloeiende sensatie zich ‘iemand’ te kunnen voelen.
Concluderend lijdt de verdachte aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De aanwezigheid van persoonlijkheidsproblematiek is een constant gegeven vanaf de adolescentie; deze bestond derhalve ook ten tijde van het ten laste gelegde.
Het rapport van dr. Vitale, gedateerd 19 juli 2011, houdt - zakelijk weergegeven -onder meer in:
De verdachte heeft benedengemiddelde tot gemiddelde cognitieve capaciteiten. Uit het onderzoek kwam het beeld van iemand die zichzelf in een goed daglicht tracht te plaatsen en daarbij problemen, onaanvaardbare impulsen of gevoelens ontkent en kleiner maakt. Deze façade van sociale wenselijkheid is bewust geïnitieerd. Naarmate het onderzoek vorderde bleek dit voor de verdachte steeds moeilijker vol te houden; de façade leek langzaam af te brokkelen. Hierdoor werd steeds meer psychopathologie zichtbaar. De verdachte zet zichzelf neer als iemand met een positieve instelling en die in geen enkel opzicht boos of ontevreden is. Hij stelt problemen niet uit te weg te gaan en doelgericht met vertrouwen problemen op te lossen. De onderliggende persoonlijkheidsorganisatie en -dynamiek wijzen echter op een ernstig gebrek aan introspectief vermogen, narcistische afweer en massale loochening van negatieve gevoelens en agressie, waarbij weinig contact bestaat met het gevoel (alexithiemie). Er is sprake van een beperkte sociale vaardigheid en sociaal inzicht en wanneer de spanningen toenemen is hij niet in staat controle uit te oefenen over zijn gevoelens en zijn gedrag. Vanwege deze persoonlijkheidsdynamiek kan de verdachte onverwachts overspoeld raken, hetgeen kan leiden tot heftige doorbraken van negatieve affecten en impulsiviteit.
De psycholoog concludeert dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, in diagnostische zin te omschrijven als een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische, borderline, afhankelijke en vermijdende kenmerken. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Aangezien er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek, dat wil zeggen een duurzaam en rigide gedragspatroon dat is ontstaan in de adolescentie, leed de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde hier evenzeer aan.
Beide deskundigen zijn het erover eens dat bij de verdachte sprake is van persoonlijkheidsproblematiek, maar (nog) niet van een volgroeide persoonlijkheidsstoornis. Er is dus sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, maar niet van een ziekelijke stoornis. Tevens is er overeenstemming over het beeld dat er weinig ‘eigenheid’ bestaat bij de verdachte, dat hij erg leeg lijkt en bijzonder weinig contact met zijn gevoelsleven heeft. Aangezien de verdachte vanwege zijn geclaimde amnesie als ontkennend wordt beschouwd, kan er niets gezegd worden over een mogelijk causaal verband tussen de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de ten laste gelegde feiten en evenmin over het gevaar voor herhaling. De deskundigen voorzien dat zich in de loop der jaren alsnog een psychiatrisch ziektebeeld of een persoonlijkheidsstoornis in engere zin zou kunnen ontwikkelen.
Maatregel?
Naar aanleiding van de inhoud van voornoemde rapportages, in het bijzonder de door de psycholoog beschreven persoonlijkheidsdynamiek van de verdachte, en gelet op de bijzondere ernst van het bewezen verklaarde, heeft de rechtbank nadrukkelijk bezien of aan de verdachte, naast een gevangenisstraf, tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zou moeten worden opgelegd. Het is naar het oordeel van de rechtbank namelijk zeer gewenst dat de verdachte wordt behandeld voor de serieus te nemen persoonlijkheidsproblematiek. Uit de rapportages komt echter in onvoldoende mate naar voren dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel ook daadwerkelijk eist. De rechtbank zal daarom niet overgaan tot het (tevens) opleggen van een maatregel. Gezien de geconstateerde wenselijkheid van behandeling geeft zij het openbaar ministerie wel in overweging om te zijner tijd te laten bekijken of bij een voorwaardelijke invrijheidsstelling als bijzondere voorwaarde moet worden gesteld dat de verdachte zich onder klinische of ambulante behandeling dient te stellen.
Slotsom
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht. Gelet op de omvang van die straffen acht de rechtbank het niet opportuun voor de onder 4 bewezen verklaarde overtreding afzonderlijke een straf op te leggen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9a, 45, 57, 62, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair impliciet primair en 2 primair impliciet primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 primair impliciet subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 primair impliciet subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de tijd van tien (10) jaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van tien (10) jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Kolk, voorzitter,
en mrs. Van der Kaaij en De Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 januari 2012.
Bijlage I bij vonnis van 19 januari 2012
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 oktober 2010, op de Rijksweg N59 te Den Bommel,
gemeente Oostflakkee, althans in Nederland,
opzettelijk al dan niet met voorbedachte rade,
een persoon genaamd [naam] ([geboortedatum]) en/of
een persoon genaamd [naam] ([geboortedatum]) en/of
een persoon genaamd [naam], van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), met een hoge/aanzienlijke
snelheid gereden op de rijksweg N59 en/of is gaan rijden op een rijbaan die
bestemd was voor het tegemoetkomend verkeer en/of (aldus) tegen het verkeer/de
rijrichting in heeft gereden,
waardoor/waarna verdachte (vervolgens) (frontaal) is gebotst op/tegen een hem
tegemoetkomend voertuig, tengevolge waarvan voornoemde inzittenden van dat
voertuig zijn overleden;
(artikel 289/287 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 oktober 2010 te Den Bommel, gemeente Oostflakkee,
althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg N59,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden,
door met dat motorrijtuig (hoogst) roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met
aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden
op de voor het verkeer openstaande weg, te weten de Rijksweg N59, althans de
openbare weg,
welk roekeloos, onoplettend, onvoorzichtig, onachtachtzaam en/of onzorgvuldig
rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte,
(mede door gebruik van alcoholhoudende drank en/of medicijnen verkeerde in een
(zodanige) toestand dat gevaar bestond voor het niet en/of niet voortdurend
onder controle hebben van een door hem bestuurd voertuig en/of het gevaar
bestond dat hij als bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te
verrichten die van hem werden vereist),
een voertuig is gaan besturen en blijven besturen en/of (al dan niet)
plotseling en/of enige tijd op een rijbaan van die genoemde Rijksweg N59,
bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is gaan rijden en/of blijven rijden
en/of aldus tegen het verkeer/de rijrichting in is gaan en/of blijven rijden
en/of (aldaar) heeft gereden met een hoge/aanzienlijke snelheid en/of
dusdoende (frontaal) is gebotst op/gereden tegen een hem, verdachte,
tegemoetkomend voertuig, waardoor (een) ander(en) (genaamd [naam] en/of [naam] en/of [naam]) werd(en) gedood;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 22 oktober 2010 op de Rijksweg N59 te Den Bommel, gemeente
Oostflakkee, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk (en al dan niet met voorbedachte rade) een persoon genaamd [naam] van het leven te beroven, met dat opzet na kalm beraad en rustig
overleg,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), met een hoge/aanzienlijke
snelheid heeft gereden op een rijbaan van de Rijksweg N59 die bestemd was
voor het tegemoetkomend verkeer en/of (aldus) tegen het verkeer/de
rijrichting in heeft gereden,
waardoor/waarna verdachte (vervolgens) (frontaal) is gebotst op/tegen een hem
tegemoetkomend voertuig, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
(artikel 289/287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 oktober 2010 op de Rijksweg N59 te Den Bommel, gemeente
Oostflakkee, aan een persoon genaamd [naam], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (te weten een (hoge) dwarslaesie en of meerdere botbreuken
en/of ernstig inwendig letsel), heeft toegebracht,
door met dat opzet als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), met een
hoge/aanzienlijke snelheid plotseling en/of enige tijd is gaan rijden en/of
heeft gereden op de Rijksweg N59 en/of op een rijbaan van de Rijksweg N59 die
bestemd was voor het tegemoetkomend verkeer en/of (aldus) tegen het verkeer/de
rijrichting in heeft gereden,
waardoor/waarna verdachte (vervolgens) (frontaal) is gebotst op/tegen een hem
tegemoetkomend voertuig;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 oktober 2010 te Den Bommel, gemeente Oostflakkee,
althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg N59,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden,
door met dat motorrijtuig (hoogst) roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met
aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden
op de voor het verkeer openstaande weg, te weten de Rijksweg N59, althans de
openbare weg,
welk roekeloos, onoplettend, onvoorzichtig, onachtachtzaam en/of onzorgvuldig
rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte,
(mede door gebruik van alcoholhoudende drank en/of medicijnen verkeerde in een
(zodanige) toestand dat gevaar bestond voor het niet en/of niet voortdurend
onder controle hebben van een door hem bestuurd voertuig en/of het gevaar
bestond dat hij als bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te
verrichten die van hem werden vereist),
een voertuig is gaan besturen en blijven besturen en/of (al dan niet)
plotseling en/of enige tijd op een rijbaan van die genoemde Rijksweg N59,
bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is gaan rijden en/of blijven rijden
en/of aldus tegen het verkeer/de rijrichting in is gaan en/of blijven rijden
en/of (aldaar) heeft gereden met een hoge/aanzienlijke snelheid en/of
dusdoende (frontaal) is gebotst op/gereden tegen een hem, verdachte,
tegemoetkomend voertuig, waardoor (een) ander(en) (genaamd [naam])
zwaar lichamelijk letsel, te weten een (hoge) dwarslaesie en/of meerdere
botbreuken en/of ernstig inwendig letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 22 oktober 2010 te Ooltgensplaat, gemeente Oostflakkee, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutel
en/of een auto (merk Volkswagen, type Polo, met kenteken [kenteken]), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of
[naam lease maatschappij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 22 oktober 2010 te Ooltgensplaat, gemeente Oostflakkee, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,
Langeweg, (al dan niet) onverhoeds op de rijbaan bestemd voor het
tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en/of die rijbaan plotseling - zonder
dat daar een afslag en/of zijweg was - is overgestoken, waardoor een op die
rijbaan voor tegemoetkomend verkeer rijdende auto plotseling snelheid moest
minderen en/of hij, verdachte op zeer korte afstand voor die op die rijbaan
voor tegemoetkomend verkeer rijdende auto (bestuurd door [naam]) is
langsgereden en/of vervolgens verdachte met zijn personenauto,met hoge
snelheid tegen de naast die weg gelegen bomen/bosschages is gereden en/of is
gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.