vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 391567 / KG ZA 11-1045
Vonnis in kort geding van 3 januari 2012
de stichting
STICHTING HAVENSTEDER,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. M. Blagojevic,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. G.H. Amstelveen.
Partijen worden hierna aangeduid als "Havensteder" respectievelijk "[gedaagde]".
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de pleitnota van mr. Blagojevic;
- fax d.d. 16 december 2011 met producties van mr. Amstelveen;
- de pleitnota van mr. Amstelveen;
- de mondelinge behandeling d.d. 19 december 2011.
De feiten
[gedaagde] en (de rechtsvoorganger van) Havensteder hebben op 30 oktober 2003 een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten met betrekking tot een woning aan de [adres] (hierna: "het gehuurde").
Een brief van 12 september 2011 van [gedaagde] aan mr. C.P. van den Berg, de toenmalig behandelend advocaat van Havensteder, luidt voor zover van belang:
"(...)
Ik heb nooit willen capituleren voor alle treiterijen, bedreigingen en overlast. Echter door mijn gesprekken met artsen en psychologen en vooral ook uw brief doen mij inzien, dat het beter is om te verhuizen. Waarom heeft Woningpartners mij nooit een concreet aanbod gedaan voor een gelijkwaardige vervangende woonruimte?
Ik ga accoord met het aanbod van Woningpartners.
Een brief d.d. 16 september 2011 van mr. Van den Berg aan [gedaagde] luidt, voor zover van belang:
"(...)
Alhoewel u desondanks van mening blijft dat de overlast niet aan u te wijten is maar aan de overige direct omwonenden, heeft u erkend dat er inmiddels sprake is van een onhoudbare situatie. U geeft aan in te zien dat het op deze manier niet langer verder kan en dat u bereid bent om uit te zien naar woonruimte elders, één en ander tevens vanwege uw psychische gesteldheid. Reden waarom u akkoord gaat met het aanbod van cliënte tot beëindiging van de huurovereenkomst.
In dat kader heeft u cliënte verzocht om u vervangende woonruimte toe te kennen. Inmiddels heb ik daaromtrent overleg gepleegd met cliënte. Cliënte is niet bereid om aan uw verzoek tegemoet te komen nu het niet past in het beleid van cliënte om overlast veroorzakers te faciliteren door het aanbieden van vervangende woonruimte. (...)
Gelet op uw persoonlijke situatie, meer in het bijzonder uw gezondheids- en financiële situatie, is cliënte echter coulancehalve bereid om u enigszins tegemoet te komen. Cliënte is bereid om de huurovereenkomst ter zake de woning aan de [adres] met wederzijds goedvinden te beëindigen per 1 december 2011. Cliënte meent dat zij u hiermee ruimschoots de tijd geeft om u voor te bereiden voor een verhuizing, namelijk twee maanden.
Slechts onder bovengenoemde voorwaarden is cliënte bereid om akkoord te gaan met een beëindiging van de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden. Indien u zich met het hiervoor omschreven voorstel kan verenigen, verzoek ik u het bijgaande exemplaar van deze brief voor akkoord te laten ondertekenen en ondertekend aan mij te retourneren. Opgemerkt zij dat indien u
- na akkoordverklaring en ondertekening - niet uit eigen beweging tot ontruiming per 1 december 2011 overgaat, cliënte mij de opdracht heeft gegeven om een gerechtelijke procedure op te starten tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De hoge kosten daarvan zullen, zoals reeds aangekondigd, alsdan eveneens op u verhaald worden.
[gedaagde] heeft de brief d.d. 16 september 2011 - als hiervoor onder 2.3. gedeeltelijk geciteerd - op 19 september 2011 voor akkoord ondertekend en aan mr. Van den Berg teruggezonden.
Een e-mailbericht d.d. 20 september 2011 van [gedaagde] aan mr. Van den Berg luidt, voor zover relevant:
"(...)
Ik heb uw schrijven van 16 september jongstleden gelezen en ik heb de brief ondertekend aan u geretourneerd.
Op dit moment voel ik mij bijzonder slecht, derhalve beeindig ik dit schrijven. Op een later tijdstip zal ik mij nogmaals tot u wenden.
Een e-mailbericht d.d. 20 september 2011 van mr. Van den Berg aan [gedaagde] luidt, voor zover van belang:
"(...)
Uw e-mailbericht van hedenmiddag in bovengenoemde kwestie heb ik goed orde mogen ontvangen, waarvoor mijn dank.
Uit uw e-mailbericht maak ik op dat u akkoord bent met beëindiging van de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 december 2011. Zodra ik een ondertekende versie van mijn brief van 26 september jl. heb ontvangen, zal ik deze aan cliente toesturen. Cliente zal alsdan voor het einde van de huurovereenkomst, doch uiterlijk 14 november 2011, een afspraak met u maken voor een vooropname, zodat u weet welke zaken in de woning eventueel nog moeten worden aangepast, voordat tot oplevering kan worden overgegaan. Vooralsnog ga ik er vanuit dat de verdere afwikkeling op geen problemen zal stuiten. (...)"
Een brief d.d. 24 november 2011 van [gedaagde] aan mr. Van den Berg luidt, voor zover relevant:
"(...)
U blijft mij maar bevestigen dat ik akkoord zou zijn gegaan met beëindiging van de huurovereenkomst per 1 december 2011. Dat is zo niet juist.
Wat ik geprobeerd heb om aan u aan te geven, is dat ik zeker bereid ben om de woning te verlaten, maar niet zondermeer per 1 december 2011. De woonsituatie is voor mij onhoudbaar geworden, vanwege alle overlast en pesterijen van de bovenburen. Daar staan de beschuldigingen van de medebewoners jegens mij tegenover. Naar mijn mening zijn de beschuldigingen aan mijn adres onterecht. Ik kan het niet meer aan, want door die jarenlange overlast en treiterijen ben ik uitgeput. Met als gevolg dat ik sinds enkele maanden zaken niet meer in een juist perspectief zie en verward ben. Ik ben mede daarom inmiddels ook al geruime tijd in psychologische behandeling, waarbij medicamenten mij tot meer kalmte en helderheid zullen brengen.
Het lukt mijn niet om per 1 december 2011 andere woonruimte te vinden. Ik heb vele acties ondernomen en ik heb diverse instanties benaderd om vervangende woonruimte te vinden Dit heeft nog geen succes opgeleverd, echter ik ga door met zoeken. Eén bottleneck is de door mij gegeven termijn. Ik vond dat de verhuurder, Havensteder, daar ook aan moet bijdragen. Ik ben bereid iedere andere vergelijkbare woonruimte tegen een vergelijkbare huurprijs te accepteren, die mij via Hevensteder wordt aangeboden. Als dat voor 1 december 2011 lukt, ben ik onmiddellijk bereid om de huidige huurwoning per 1 december 2011 te verlaten, anders niet. Als het op een ander/later tijdtip lukt, dan verlaat ik de woning op een later tijdstip. (...)"
Een brief d.d. 15 december 2011 van [X], psychiater van Bavo Europoort, aan de advocaat van Havensteder luidt, voor zover van belang:
"[gedaagde] is op 14.11.2011 aangemeld bij het ACT Team van Bavo-Europoort (...). Reden van verwijzing was de dreigende uithuiszetting waarbij de Fortagroep geen ondersteuning kan bieden.
Wij hebben sinds 22.11.2011 regelmatig contact met [gedaagde] gehad. Er is vastgesteld dat er sprake is van een psychiatrisch ziektebeeld waarvoor medicatie is voorgeschreven. [gedaagde] heeft ermee ingestemd medicatie te gaan slikken.
Wij proberen [gedaagde] te ondersteunen bij de naderende uithuiszetting en het vinden van een woonplek. Wij willen voorkomen dat [gedaagde] op straat in het daklozencircuit terecht komt.
Wij hebben geconstateerd dat [gedaagde] nog geen enkele voorbereiding had getroffen om een andere plek te vinden of spullen in te pakken. Wij twijfelen ernstig of [gedaagde] hier op dit moment zelfstandig toe in staat is.
Het is op dit moment niet vast te stellen echter ook niet uit te sluiten of [gedaagde] in september 2011 capabel was om zelfstandig beslissingen te nemen en de gevolgen te overzien van het vrijwillig opzeggen van zijn woning.
Havensteder heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken, inhoudende dat [gedaagde] uiterlijk per 1 december 2011 gehouden is om de woning aan de [adres] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom zijn van Havensteder, en onder afgifte van alle sleutels, ter vrije en algehele beschikking van Havensteder te stellen;
II. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
[gedaagde] voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Voldoende gebleken is dat Havensteder spoedeisend belang heeft bij haar vordering, nu zij er belang bij heeft dat het gehuurde, indien vaststaat dat [gedaagde] daarin zonder recht en/of titel verblijft, op korte termijn aan een ander wordt verhuurd.
Havensteder vordert nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken, inhoudende dat [gedaagde] het gehuurde per 1 december 2011 zou ontruimen en verlaten. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
Gebleken is dat [gedaagde] de brief d.d. 16 september 2011 van mr. Van den Berg, waarin melding wordt gemaakt van een beëindiging van de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 december 2011, voor akkoord heeft ondertekend en aan mr. Van den Berg heeft teruggezonden. In zoverre is voorshands dan ook voldoende aannemelijk geworden dat de huurovereenkomst in beginsel per 1 december 2011 tussen partijen is beëindigd. [gedaagde] stelt zich echter op het standpunt dat hij destijds psychisch niet in staat was om de beslissing tot huuropzegging te nemen en dat hij dan ook nimmer met beëindiging van de huurovereenkomst, onder de door Havensteder gestelde voorwaarden, heeft ingestemd respectievelijk heeft willen instemmen. [gedaagde] voert aan dat hij uitsluitend omdat hij zich onder druk gezet voelde en angstig was voor de door Havensteder aangezegde hoge (proces)kosten, zelfstandig en zonder juridisch advies de brief van 16 september 2011 heeft ondertekend en geretourneerd. Daarnaast heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat Havensteder voor vervangende woonruimte zou zorg dragen.
Indien komt vast te staan dat [gedaagde] onder invloed van een geestelijke stoornis heeft ingestemd met beëindiging van de huurovereenkomst, zou deze beëindiging op grond van artikel 3:34 Burgerlijke Wetboek (BW) vernietigbaar kunnen zijn. In dat geval heeft [gedaagde] ook na 1 december 2011 op grond van de huurovereenkomst een titel om in het gehuurde te verblijven.
Binnen dit kort geding is niet vast te stellen of [gedaagde] onder invloed van een psychiatrische aandoening heeft ingestemd met beëindiging van de huurovereenkomst als gevolg waarvan de beëindiging van de huurovereenkomst mogelijk vernietigbaar is geworden. De brief d.d. 15 december 2011 van psychiater [X] - als hiervoor gedeeltelijk geciteerd onder 2.8. - biedt evenwel voldoende aanknopingspunten om thans met die mogelijkheid rekening te moeten houden. Hoewel op dit moment nog niet kan worden vastgesteld of [gedaagde] onder invloed was van een geestelijke stoornis kan naar het oordeel van [X] evenmin worden uitgesloten dat [gedaagde] in september 2011 onbekwaam was om zelfstandig beslissingen te nemen en de gevolgen daarvan te overzien. Om vast te kunnen stellen of de geestelijke vermogens van [gedaagde] ten tijde van het instemmen met beëindiging van de huurovereenkomst waren gestoord, is meer tijd en onderzoek noodzakelijk. Binnen dit kort geding kan niet op de uitkomst van dat onderzoek worden vooruitgelopen. Het antwoord op de vraag of er sprake was van een geestelijke stoornis die het handelen van [gedaagde] en zijn wil daarbij heeft beïnvloed respectievelijk heeft belemmerd, zal dan ook in een latere (bodem)procedure aan de orde moeten komen.
Nu op voorhand niet kan worden uitgesloten dat [gedaagde] onder invloed van een geestelijke stoornis met beëindiging van de huurovereenkomst heeft ingestemd, is het op dit moment onvoldoende aannemelijk dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. Binnen dit kort geding kan dan ook niet met voldoende zekerheid worden aangenomen dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft en ontruiming om die reden gerechtvaardigd is. De vordering van Havensteder zal derhalve worden afgewezen.
Het voorgaande betreft slechts een voorlopig oordeel. Indien op een later moment meer duidelijk wordt over de psychische gesteldheid van [gedaagde] op het moment dat hij met de beëindiging van de huuroverkomst heeft ingestemd, kan zulks alsnog tot de conclusie leiden dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. In dat geval verblijft [gedaagde] zonder recht of titel in het gehuurde en zal hij het gehuurde alsnog moeten ontruimen en verlaten.
Los van het voorgaande wordt het volgende overwogen.
Gebleken is dat het voorstel van Havensteder om tot beëindiging van de huurovereenkomst over te gaan, haar grondslag vindt in een voortslepende overlastsituatie. Aan de hand van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd, kan weliswaar worden afgeleid dat sprake is van een overlastsituatie maar voorshands kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat deze situatie uitsluitend en alleen aan [gedaagde] te wijten is. [gedaagde] geeft immers aan dat ook hij ernstig hinder ondervindt van pesterijen en geluidsoverlast van zijn buren. [gedaagde] heeft aangegeven dat hij om die reden bereid is te verhuizen, maar dat hij op eigen kracht niet in staat is om op korte termijn alternatieve woonruimte te vinden. Nu naar het zich laat aanzien op korte termijn geen zicht lijkt te zijn op verbetering van de overlastsituatie en zowel [gedaagde] als zijn omwonenden er belang bij hebben dat een einde komt aan die situatie, geeft de voorzieningenrechter Havensteder - mede vanwege de (huidige) geestelijke gezondheidsproblematiek van Verweij - in overweging [gedaagde] toch bijstand te verlenen bij het vinden van een andere, passende woning, eventueel in samenspraak met Bavo-Europoort.
Havensteder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 260,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.076,00
De beslissing
De voorzieningenrechter,
veroordeelt Havensteder in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.076,00;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. van Gulick, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
2021/676