ECLI:NL:RBROT:2012:BU9987
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in huurzaak met betrekking tot vooringenomenheid kantonrechter
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 januari 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker tegen de kantonrechter in een huurzaak. Het verzoek tot wraking was ingediend omdat de advocaat van verzoeker meende dat de kantonrechter vooringenomen was, nadat deze had geweigerd een uitlating van de advocaat van de gedaagde op te nemen in het proces-verbaal. De advocaat van gedaagde had tijdens de comparitie gesteld dat er sprake was van een bedrijfsruimte, wat de advocaat van verzoeker als relevant beschouwde voor de zaak. De kantonrechter weigerde deze uitlating op te nemen, met de motivatie dat de comparitie niet bedoeld was voor dergelijke erkenningen en dat de kwestie van het huurregime een rechterlijke beslissing vereiste.
De wrakingskamer heeft het dossier van de procedure bestudeerd, inclusief het proces-verbaal van de comparitie en de schriftelijke reactie van de kantonrechter. Tijdens de zitting op 20 december 2011 zijn zowel verzoeker als de kantonrechter verschenen om hun standpunten toe te lichten. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond. De kantonrechter had de uitlating van de advocaat van gedaagde niet willen opnemen omdat dit niet in de context van de comparitie paste en omdat de vraag welk huurregime van toepassing was, een juridische kwalificatie vereiste.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kantonrechter niet onpartijdig was en dat de omstandigheden die door verzoeker zijn aangevoerd, geen aanwijzingen opleverden voor een gebrek aan onpartijdigheid. Het verzoek tot wraking is dan ook afgewezen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de beslissing van de kantonrechter om de uitlating niet op te nemen in het proces-verbaal niet de vrees voor vooringenomenheid rechtvaardigde. De beslissing is genomen door de jongste rechter in aanwezigheid van de griffier, en is ondertekend door de rechters.