ECLI:NL:RBROT:2011:BW3673

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
383581 / KG ZA 11-674
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van onzorgvuldige berichtgeving door zorgverzekeraars over kwaliteit van zorg door Kliniek Naaldwijk

In deze zaak vorderde Kliniek Naaldwijk rectificatie van een brief van DSW Zorgverzekeraar en Stad Holland Zorgverzekeraar, waarin ernstige bezwaren werden geuit over de kwaliteit van de kaakchirurgie binnen de kliniek. Kliniek Naaldwijk stelde dat deze bezwaren ongegrond waren en dat de zorgverzekeraars onzorgvuldig hadden gehandeld door deze informatie te verspreiden zonder hen de kans te geven om te reageren. De voorzieningenrechter oordeelde dat DSW c.s. niet op zorgvuldige wijze tot hun beoordeling van de kwaliteit van de zorg waren gekomen en dat zij ten onrechte geen gelegenheid hadden geboden aan Kliniek Naaldwijk om op de bezwaren te reageren. De rechter oordeelde dat de uitlatingen van DSW c.s. onrechtmatig waren en dat de kliniek schade had geleden als gevolg van deze berichtgeving. De rechter beval DSW c.s. om een rectificatiebrief te sturen naar alle partijen aan wie de oorspronkelijke brief was verzonden, en om een voorschot op de schadevergoeding van € 40.000 te betalen aan Kliniek Naaldwijk. Daarnaast werden DSW c.s. veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 383581 / KG ZA 11-674
Vonnis in kort geding van 23 augustus 2011
in de zaak van
de stichting
STICHTING KLINIEK NAALDWIJK,
gevestigd te Naaldwijk,
eiseres,
advocaat mr. G.J. Verduijn te Utrecht,
tegen
1. de onderlinge waarborgmaatschappij
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ DSW ZORGVERZEKERAAR U.A.,
gevestigd te Schiedam,
2. de onderlinge waarborgmaatschappij
STAD HOLLAND ZORGVERZEKERAAR ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ U.A.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagden,
advocaat mr. drs. K.D. Meersma te Amsterdam.
Eiseres zal hierna Kliniek Naaldwijk genoemd worden. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk - in vrouwelijk enkelvoud - DSW c.s. genoemd worden en afzonderlijk DSW Zorgverzekeraar respectievelijk Stad Holland Zorgverzekeraar.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 29 juli 2011, met producties 1 tot en met 14
- producties 15 en 16 van Kliniek Naaldwijk
- de vermeerdering van eis
- producties 1a tot en met 9 van DSW c.s.
- de mondelinge behandeling op 9 augustus 2011
- de pleitaantekeningen van Kliniek Naaldwijk
- de pleitnotitie van DSW c.s.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Kliniek Naaldwijk is een instelling voor medisch-specialistische zorg als bedoeld in artikel 1.2 onder 1 Uitvoeringsbesluit Wet toelating zorginstellingen en in het bezit van een toelating zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 Wet toelating zorginstellingen. Kliniek Naaldwijk verleent uitsluitend met betrekking tot het specialisme kaakchirurgie zorg zoals omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Kliniek Naaldwijk heeft meerdere vestigingen. De hoofdvestiging is gelegen in Naaldwijk, de nevenvestigingen in Zwijndrecht (Kliniek Zwijndrecht) en Rotterdam (Anna Kliniek). Bij Kliniek Naaldwijk zijn vier kaakchirurgen werkzaam en acht personen ondersteunend medisch en administratief personeel.
DSW Zorgverzekeraar en Stad Holland Zorgverzekeraar zijn beide zorgverzekeraars zoals bedoeld in artikel 1 aanhef en onder a Zvw. Stad Holland Zorgverzekeraar is bestuurlijk nauw aan DSW Zorgverzekeraar gelieerd en daarmee feitelijk van DSW Zorgverzekeraar afhankelijk.
DSW c.s. biedt zorgverzekeringen aan in de vorm van restitutieverzekeringen hetgeen inhoudt dat de verzekerde bij wie het verzekerde risico zich voordoet krachtens de zorgverzekering recht heeft op prestaties bestaande uit vergoeding van de kosten van deze zorg of overige diensten alsmede, desgevraagd, activiteiten gericht op het verkrijgen van deze zorg of diensten (artikel 1 aanhef en onder d j? artikel 2 j? artikel 11 lid 1 onder b Zvw). Geen vereiste voor het door de verzekerde ontvangen van prestaties als hiervoor bedoeld is dat de zorgaanbieder een contract heeft met DSW c.s.
De patiëntenpopulatie van Kliniek Naaldwijk bestaat voor ongeveer 35% uit verzekerden van DSW c.s.
In een brief d.d. 8 april 2011 van [X], adviserend tandarts, namens DSW c.s., aan [Y] van Kliniek Naaldwijk staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
"(...) Ten aanzien van de kwaliteit van de kaakchirurgie hebben wij dermate ernstige bezwaren dat wij ook in de toekomst geen overeenkomst zullen afsluiten. In het belang van onze verzekerden rekenen wij het tot onze plicht de verwijzende tandartsen te informeren. Voorts wijzen wij u op uw informatieplicht jegens onze verzekerden door te melden dat de nota die zij van u krijgen niet door ons vergoed zal worden."
Een afschrift van de onder 2.6 bedoelde brief heeft DSW c.s. verspreid onder in elk geval verwijzende tandartsen in de regio.
Met verwijzing naar de brief d.d. 8 april 2011 heeft de Stichting Kaakchirurgisch Centrum Delfland bij brief van 26 april 2011 de opening van haar centrum op 9 mei 2011 en haar diensten onder de aandacht gebracht van verwijzers.
In een brief d.d. 20 mei 2011 van de rechtsbijstandverzekeraar van Kliniek Naaldwijk aan DSW Zorgverzekeraar staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
"(...) Cliënt was dan ook verbaasd over de inhoud van uw brief d.d. 8 april 2011, waarin -kort gezegd- ineens bezwaren zijn geuit over de kwaliteit van de kaakchirurgie binnen de praktijk van cliënt en wordt medegedeeld dat de declaraties niet meer zullen worden vergoed.
Ik citeer de eerste zin uit de tweede alinea van uw brief: "Ten aanzien van de kwaliteit van de kaakchirurgie hebben wij dermate ernstige bezwaren dat wij ook in de toekomst geen overeenkomst zullen afsluiten."
Ten eerste heeft cliënt geen nieuw verzoek ingediend tot het sluiten van een contract met DSW. Sterker nog, cliënt wil geen contract met DSW afsluiten en het is dus onduidelijk waarom in uw brief het sluiten van een contract wordt afgewezen. Ten tweede wordt in uw brief ten onrechte de suggestie gewekt dat het afsluiten van een contract destijds zou zijn geweigerd vanwege kwaliteitsredenen. Ten derde zijn de aantijgingen over de kwaliteit van de kaakchirurgie binnen de praktijk van cliënt nergens op gebaseerd en in elk geval op geen enkele wijze onderbouwd, laat staan dat daarvoor bewijs is geleverd.
Dan citeer ik de tweede zin uit de tweede alinea van uw brief: "In het belang van onze verzekerden rekenen wij het tot onze plicht de verwijzende tandartsen te informeren."
Behoudens het feit dat nergens uit blijkt dat DSW als zorgverzekeraar een dergelijke plicht zou hebben, is het onzorgvuldig en verwijtbaar om zulke voor cliënt schadelijke informatie zomaar aan derden te verstrekken, temeer omdat deze onwaar is. Uw handelen heeft een ernstige aantasting op de goede naam van cliënt en zijn werknemers, vooral de kaakchirurgen, gepleegd. Er is inmiddels gebleken dat een concurrerende kaakchirurgische praktijk zich van de inhoud van de brief heeft kunnen vergewissen en daarmee reeds een concurrerende actie heeft verricht. Cliënt houdt DSW daarvoor verantwoordelijk.
Tenslotte citeer ik de laatste zin uit de tweede alinea van uw brief: "Voorts wijzen wij u op uw informatieplicht jegens onze verzekerden door te melden dat de nota die zij van u krijgen niet door ons vergoed zal worden."
Dit is onjuist. Een citaat van de website van DSW: "De gemaakte kosten voor zorg verleend door een niet-gecontracteerde zorgverlener worden 100% vergoed tot ten hoogste het op basis van de Wet Marktordening Gezondheidszorg vastgestelde (maximum) tarief (het Wmg-tarief). Deze tarieven worden wettelijk vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)." Volledigheidshalve noem ik de betreffende polisvoorwaarden: artikel 15 lid 1 en 3 van de basisverzekering van DSW 2011 en artikel 4 lid 3 van de aanvullende verzekering DSW 2011. Uit de geciteerde tekst en de polisvoorwaarden blijkt dat de patiënt de declaraties volledig door DSW vergoed dient te krijgen.
Cliënt wordt dubbel benadeeld: ten eerste zullen de verwijzende tandartsen terughoudender worden met het verwijzen naar cliënt omdat de kwaliteit van zijn praktijk door u in een negatief daglicht is gesteld en ten tweede omdat ze in de onterechte veronderstelling kunnen geraken dat hun patiënten de declaraties niet meer vergoed krijgen. Minder verwijzingen betekent directe financiële schade voor cliënt.
Cliënt heeft inmiddels begrepen dat DSW een declaratie van een patiënt "in de wacht heeft gezet" met als reden dat er sprake zou zijn van wantoestanden in de praktijk van cliënt en er een onderzoek loopt. Dit soort uitspraken zijn onzorgvuldig en verwijtbaar en kosten cliënt patiënten. Bovendien is het "in de wacht zetten" van de declaratie niet legitiem nu DSW de declaraties verplicht is te betalen.
Namens cliënt verzoek en zonodig sommeer ik DSW om per omgaande een rectificatie te sturen naar alle partijen c.q. verwijzende tandartsen die een afschrift van uw brief aan cliënt d.d. 8 april 2011 hebben ontvangen en naar alle patiënten jegens wie DSW zich heeft uitgelaten over de praktijk van cliënt, onder gelijktijdige verstrekking van een kopie aan cliënt. Voorts dient DSW zich (verder) te onthouden van elke vorm van negatieve informatie over de praktijk van cliënt.
(...)
Cliënt heeft door het onzorgvuldige en verwijtbare handelen zijdens DSW reeds aantoonbare schade geleden en hij zal vermoedelijk nog meer schade lijden. Namens cliënt stel ik DSW op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk voor alle door hem geleden en nog te lijden schade.
Namens cliënt verzoek en zo nodig sommeer ik DSW binnen drie weken na dagtekening van deze brief de aansprakelijkheid van de schade schriftelijk te erkennen. In het geval DSW een aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten adviseer ik DSW de schade van cliënt te melden bij haar verzekeringsmaatschappij.
Voor het geval u geen gehoor geeft aan deze sommatie, behoud ik mij namens cliënt het recht voor om zonder nadere aankondiging de noodzakelijke (rechts)maatregelen te treffen, waarbij dan aanspraak gemaakt zal worden op de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente. Vooralsnog ga ik er vanuit dat DSW het zover niet zal laten komen (...)".
DSW c.s. heeft, na daartoe herhaaldelijk te zijn gerappelleerd, op de hiervoor onder 2.9 bedoelde brief inhoudelijk gereageerd bij brief van 16 juni 2011. In deze brief staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
"Wij zijn bekend met de ernstige problemen ten aanzien van de kwaliteit van uw medewerker [Z] als kaakchirurg. Aan u hebben wij laten weten dat wij om die reden geen samenwerking wensen met u of met praktijken waar de heer [Z] werkzaam is. Declaraties kaakchirurgie die rechtstreeks bij ons worden ingediend, dan wel nota's die ons via onze verzekerden bereiken, zullen niet betaalbaar worden gesteld.
Ons is bekend dat de heer [Z] behalve in Naaldwijk ook in de Anna-Kliniek in Rotterdam en in Kliniek Zwijndrecht praktiseert. Voor deze praktijklocaties geldt ons standpunt voor wat betreft de kaakchirurgie onverminderd.
Wij wijzen u op de plicht onze verzekerden, voordat kaakchirurgische behandeling plaatsvindt, te informeren over het feit dat de behandelingen niet door ons vergoed zullen worden. Indien u dit nalaat, wijzen wij u erop dat u schadeplichtig bent jegens onze verzekerden.
Deze brief wordt overigens mede namens Stad Holland Zorgverzekeraar naar u verzonden.
(...)
C.c.: [Z]".
Het geschil
Kliniek Naaldwijk vordert bij vonnis (zakelijk weergegeven), na vermeerdering van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. DSW c.s. te veroordelen tot het doen van schriftelijke opgave aan Kliniek Naaldwijk van de namen en adressen van alle derden aan wie DSW Zorgverzekeraar en/of Stad Holland Zorgverzekeraar de meer bedoelde brief van 8 april 2011 heeft gezonden, alsmede van alle derden jegens wie DSW Zorgverzekeraar en/of Stad Holland Zorgverzekeraar zich in soortgelijke negatieve zin over Kliniek Naaldwijk hebben uitgelaten;
II. DSW c.s. te veroordelen tot het zenden van een brief, met afschrift daarvan aan Kliniek Naaldwijk, aan alle derden aan wie DSW Zorgverzekeraar en/of Stad Holland Zorgverzekeraar de meer bedoelde brief van 8 april 2011 hebben gezonden, alsmede alle derden jegens wie DSW Zorgverzekeraar en/of Stad Holland Zorgverzekeraar zich in soortgelijke negatieve zin over Kliniek Naaldwijk hebben uitgelaten, met daarin de volgende tekst:
"Geachte heer/mevrouw......,
Eerder hebben wij u bij brief van 8 april 2011, althans op een ander tijdstip dan wel op een andere wijze, bericht dat wij ernstige bezwaren hadden ten aanzien van de kwaliteit van de door Stichting Kliniek Naaldwijk (waaronder ook dient te worden begrepen Kliniek Zwijndrecht te Zwijndrecht en Anna Kliniek te Rotterdam) geleverde kaakchirurgische zorg. Bij vonnis van de Voorzieningenrechter in de Rechtbank Rotterdam d.d. ..... 2011 zijn wij veroordeeld deze berichtgeving te rectificeren. De Voorzieningenrechter is van oordeel dat wij niet op zorgvuldige wijze tot onze beoordeling van de kwaliteit van de in Kliniek Naaldwijk geleverde kaakchirurgische zorg zijn gekomen en dat wij ten onrechte aan de instelling geen gelegenheid hebben geboden om op onze eerdere bezwaren te reageren. Tot op heden is niet komen vast te staan dat de kwaliteit van de in bedoelde instelling geleverde zorg niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Uit dien hoofde bestaat er dan ook geen reden voor onze verzekerden om zich niet tot deze instelling te wenden.
Voorts heeft de Voorzieningenrechter geoordeeld dat wij eerder ten onrechte de suggestie hebben gewekt dat de door Kliniek Naaldwijk verleende zorg niet voor vergoeding onder onze zorgverzekeringen in aanmerking zou komen. Voor alle duidelijkheid: de door Kliniek Naaldwijk verleende zorg zal in overeenstemming met onze polisvoorwaarden zonder meer worden vergoed.
Met betrekking tot de aanvraag van machtigingen voor behandelingen door Stichting Kliniek Naaldwijk geldt dat wij deze eerder ten onrechte hebben afgewezen met als reden dat er tussen de kliniek en ons geen overeenkomst zou bestaan. Op grond van onze polisvoorwaarden kunnen onze verzekerden zich evenwel tot elke door hen gewenste zorgaanbieder wenden, zonder dat dit gevolgen heeft voor de beoordeling van aangevraagde machtigingen.
Met vriendelijke groet,
DSW Zorgverzekeraar/Stad Holland Zorgverzekeraar";
III. DSW c.s. te veroordelen om aan de veroordeling onder I en II te voldoen binnen 48 uur na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een hoofdelijk verschuldigde dwangsom van € 5.000,00 per dag, of gedeelte daarvan, dat DSW c.s. na de betekening van het te dezen te wijzen vonnis daarmee in gebreke blijft;
IV. DSW c.s. te veroordelen om, ten titel van voorschot op de verschuldigde schadevergoeding, tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan Kliniek Naaldwijk te voldoen een bedrag van € 185.013,98 (zegge: eenhonderd vijfentachtigduizend dertien euro en achtennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
V. althans zodanige voorzieningen te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
VI. DSW c.s. hoofdelijk te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Kliniek Naaldwijk te voldoen een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen bedrag ten titel van buitengerechtelijke kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
VII. DSW c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het te dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
DSW c.s. voert verweer. Tegen de vermeerdering van eis maakt DSW c.s. geen bezwaar.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Met de stelling dat het patiëntenaanbod van Kliniek Naaldwijk sinds het door DSW c.s. verzenden van de brief van 8 april 2011 (zie hiervoor onder 2.6) aan (in elk geval) verwijzende tandartsen in de regio aanzienlijk is teruggelopen, waardoor omzetderving heeft plaatsgevonden, alsmede de cijfermatige onderbouwing daarvan, heeft Kliniek Naaldwijk het spoedeisend belang bij haar vorderingen in voldoende mate aannemelijk gemaakt.
Kliniek Naaldwijk heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat DSW c.s. met haar opstelling jegens Kliniek Naaldwijk onrechtmatig heeft gehandeld (o.a. op grond van het bepaalde in artikel 6:162 BW). De opstelling van DSW c.s. valt in de visie van Kliniek Naaldwijk uiteen in de volgende onderdelen:
1. de weigering om de door Kliniek Naaldwijk voor verleende zorg in rekening gebrachte kosten aan Kliniek Naaldwijk of verzekerden te vergoeden;
2. de afwijzing van machtigingsaanvragen ten behoeve van behandelingen in Kliniek Naaldwijk;
3. de berichtgeving aan verwijzers en patiënten over de beweerdelijk gebrekkige kwaliteit van de door Kliniek Naaldwijk verleende zorg.
Als gevolg daarvan heeft Kliniek Naaldwijk schade geleden, welke schade nog immer voortduurt, welke door DSW c.s. aan Kliniek Naaldwijk dient te worden vergoed, aldus Kliniek Naaldwijk.
DSW c.s. heeft niet bestreden dat zij jegens Kliniek Naaldwijk heeft gehandeld als hiervoor onder 4.2 sub 1, 2 en 3 is omschreven. DSW c.s. betwist evenwel dat zij daarmee jegens Kliniek Naaldwijk onrechtmatig heeft gehandeld en dat Kliniek Naaldwijk als gevolg van het handelen van DSW c.s. schade heeft geleden of nog lijdt.
Vorderingen als hiervoor onder 3.1 sub I, II en III weergegeven
Voor toewijzing van de gevorderde rectificatie is vereist dat sprake is van onrechtmatigheid van de betreffende uitlatingen jegens Kliniek Naaldwijk. Daarbij dient vooropgesteld te worden dat een ieder het recht heeft zich vrijelijk te uiten. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt. De te beschermen belangen van derden (in casu het recht op bescherming van de goede naam van Kliniek Naaldwijk en (mogelijk) ook van de aldaar werkzame zorgverleners) kunnen een omstandigheid zijn die de uitingsvrijheid beperkt. Of en in welke mate daarvan sprake is, dient te worden beoordeeld aan de hand van alle feiten en omstandigheden van het geval, waarbij de wederzijdse belangen dienen te worden afgewogen.
Vooropgesteld zij dat uit de hiervoor onder 2.10 geciteerde brief d.d. 16 juni 2011 en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de bezwaren van DSW c.s. zich enkel richten tegen het gestelde disfunctioneren van de heer dr. [Z] die als kaakchirurg verbonden is aan Kliniek Naaldwijk en niet tegen het functioneren van de andere aan Kliniek Naaldwijk (hoofd- en/of nevenvestigingen) verbonden kaakchirurgen. De vraag of de handelwijze van DSW c.s. jegens Kliniek Naaldwijk gerechtvaardigd is geweest dient dan ook in het licht daarvan te worden beoordeeld.
De voorzieningenrechter overweegt daartoe het volgende.
Niet gebleken is dat DSW c.s. voorafgaand aan de brief van 8 april 2011 contact heeft opgenomen met Kliniek Naaldwijk en/of [Z] om zorgen met betrekking tot de kwaliteit van de door [Z] geleverde zorg te bespreken, daarover vragen te stellen of anderszins informatie in te winnen. DSW c.s. heeft volgens eigen zeggen haar zorgen over de kwaliteit van de geboden zorg in Kliniek Naaldwijk (enkel) gebaseerd op een externe gegevensbron, te weten een intern rapport d.d. 27 januari 2009 van het Medisch Centrum Haaglanden over het functioneren van [Z] (productie 4 van DSW c.s.). In dit rapport is geconcludeerd dat er zijdens [Z] disfunctie heeft plaatsgevonden en dat de patiëntveiligheid, onder alle omstandigheden, niet gewaarborgd zal zijn bij voortduren van dit disfunctioneren. Blijkens de door DSW c.s. als productie 2 overgelegde brief d.d. 16 augustus 2010 had DSW c.s. dit rapport al langere tijd voor het verzenden van de brief d.d. 8 april 2011 in bezit: "Wij hebben onze kennis van dit rapport nochtans intern gehouden in afwachting van de initiatieven die de Inspectie jegens de heer [Z] zou ondernemen". Desondanks heeft DSW c.s. Kliniek Naaldwijk en/of [Z] nooit (eerder) in de gelegenheid gesteld jegens DSW c.s. op de inhoud van het interne rapport te reageren dan wel op de beweerdelijk geuite negatieve signalen van derden ten aanzien van de binnen de instelling van Kliniek Naaldwijk (door [Z]) geleverde zorg. Aan het beginsel van hoor en wederhoor is daarmee geen uitvoering gegeven door DSW c.s.
Kliniek Naaldwijk heeft voorts gesteld dat haar geen signalen bekend zijn die de gevolgtrekking billijken dat de kwaliteit van de binnen haar instelling door [Z] geleverde zorg onder de maat zou zijn. Zij heeft in dat verband een beroep gedaan op een tweetal - na het hiervoor gemelde interne rapport d.d. 27 januari 2009 van Medisch Centrum Haaglanden, naar aanleiding van dat interne rapport, opgestelde - rapporten van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (hierna: de Inspectie) ter zake van het functioneren van [Z]. Het eerste - in dit geding niet overgelegde - rapport is opgesteld naar aanleiding van een in april 2010 verricht onderzoek naar [Z] en dateert van 20 oktober 2010. In dit rapport is bevestigd - dat staat voorshands wel vast - dat misstanden hebben plaatsgevonden en dat [Z] niet goed functioneerde bij het Medisch Centrum Haaglanden (en het IJsselland ziekenhuis). Niet gebleken is dat na vorenbedoelde rapportages andere misstanden ter zake van het functioneren van [Z] zijn geconstateerd. In elk geval blijkt dit niet uit de als productie 16 door Kliniek Naaldwijk overgelegde herziene versie van het definitieve verslag d.d. 24 maart 2011 van de Inspectie van een aanvullend onderzoek naar het functioneren van [Z]. Dit onderzoek is verricht omdat [Z] in mei 2010 kenbaar heeft gemaakt zijn beroepsuitoefening voort te willen zetten. In dit aanvullende rapport d.d. 24 maart 2011 staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
"10. Conclusies
1. Het dossieronderzoek van de patiënten die werden behandeld in het MCH en IJsselland ziekenhuis toont aan dat de dossiervoering van de arts in beide ziekenhuizen onvoldoende was. Deze dossiervoering voldeed niet aan de daaraan te stellen eisen.
Deze conclusie komt overeen met het rapport van [Q] [Nb. d.d. 27 januari 2009, opm. vzr] die stellen dat: ..."De klinische en poliklinische statussen worden slecht of niet ingevuld. De ruimtes bestemd voor de diagnose; therapie; algemene gezondheid en medicatie zijn vaak blanco. Een operatieverslag met vermelding van diagnose; therapie; duur van de operatie, bloedverlies en dergelijke, wordt niet gemaakt."
2. Over het functioneren van de arts in de perifere kliniek voor tandheelkunde In Naaldwijk is door de arts, de bestuurder en een collega kaakchirurg eensluidend aangegeven dat op voldoende veilige wijze en verantwoord door de arts wordt gehandeld. Daarbij wordt door de bestuurder voorzien in een zekere vorm van bewaking.
3. Bij navraag bij verwijzend tandartsen, de NMT, de NVMKA, DSW en het [W] ziekenhuis, komen geen signalen naar voren die wijzen op een niet verantwoord handelen van de arts.
4. Behoudens één al eerder bekende melding, heeft de Inspectie vanaf oktober 2009 geen nieuwe meldingen of concrete signalen over het functioneren van de arts ontvangen.
Eindconclusie
De eindconclusie luidt dan ook dat de werkzaamheden van de arts (twee dagen per week en met een zekere vorm van bewaking) in de kliniek tot nu toe veilig en verantwoord verlopen.
Het is kennelijk zo dat de arts in de setting van een algemeen ziekenhuis, met alle hectiek die dit met zich meebrengt, minder goed gedijd. Naar alle waarschijnlijkheid zijn er in een algemeen ziekenhuis te hoge eisen aan de arts gesteld waardoor disfunctie is ontstaan.
Ook zal het feit dat de arts zijn werkzaamheden in de kliniek in Naaldwijk parttime uitoefent van invloed zijn.
De Inspectie stelt zich dan ook - gelet op haar rapport van 20 oktober 2010 en het onderhavige aanvullende onderzoek - op het standpunt dat de arts beter niet meer kan werken in een algemeen ziekenhuis.
Zij is bereid om met de arts beperkende afspraken te maken voor wat betreft zijn functioneren.
Te denken valt hierbij aan de afspraak dat de arts slechts werkzaamheden verricht in een perifere kliniek voor tandheelkunde, waarbij de arts zich dient te beperken tot poliklinische verrichtingen onder lokale anesthesie.
De arts dient zich echter wel te realiseren dat - indien er wederom sprake mocht zijn van een door de arts veroorzaakte incident - de Inspectie het rapport van 20 oktober 2010 en het onderhavige aanvullende onderzoek bij haar onderzoek naar deze incident zal betrekken".
Namens Kliniek Naaldwijk is bevestigd dat zij bepaalde waarborgen heeft ingebouwd ten aanzien van de door [Z] te verrichten werkzaamheden binnen Kliniek Naaldwijk, de kwaliteit van welke waarborgen DSW c.s. vervolgens in twijfel heeft getrokken.
Juist de inhoud van het aanvullend rapport d.d. 24 maart 2011 van een instelling als de Inspectie ter zake van het functioneren van [Z] binnen Kliniek Naaldwijk in aanmerking nemende, geldt voor DSW c.s. een verzwaarde stel- en motiveringsplicht teneinde aannemelijk te maken dat - ondanks het onder voorwaarden gegeven vertrouwen van de Inspectie in het goede functioneren van [Z] en los van een eventuele zelfstandige onderzoeks- en informatieplicht van DSW c.s. - gevreesd moet worden dat de kwaliteit van de door [Z] binnen Kliniek Naaldwijk geleverde zorg niet voldoet en ook in de toekomst niet kan voldoen. Daaraan is door DSW c.s. niet voldaan; zij heeft haar stellingen op dit punt in onvoldoende mate (nader) geconcretiseerd.
Vervolgens heeft DSW c.s., derhalve zonder hoor en wederhoor te hebben toegepast en zonder kennelijk acht te hebben geslagen op de inhoud van het aanvullende rapport d.d. 24 maart 2011 van de Inspectie, een afschrift van de brief d.d. 8 april 2011 aan verwijzers in de regio verzonden en ook - dat is op het eerste gezicht wel aannemelijk - heeft zij een aantal patiënten/verzekerden (telefonisch) geïnformeerd over de strekking van de brief d.d. 8 april 2011. Dat deze handelwijze van DSW c.s. impact heeft (gehad) op het draagvlak van Kliniek Naaldwijk onder het netwerk van verwijzers en patiënten ligt voor de hand.
Onder deze omstandigheden is de (wijze van) berichtgeving van DSW c.s. aan verwijzers en patiënten, welke berichtgeving zich niet alleen heeft beperkt tot de door [Z] geleverde zorg, doch zich uitstrekt tot de door alle kaakchirurgen verbonden aan Kliniek Naaldwijk (hoofd- en/of nevenvestigingen) verleende zorg, als onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig aan te merken. Aan deze conclusie doet niet af dat zorgverzekeraars met de invoering van de Zvw meer beleids- en beslisvrijheid (contracteervrijheid) hebben gekregen en dat de Zvw de verhouding tussen verzekeraar en verzekerde regelt en dus in beginsel niet het rechtstreekse belang van een zorgaanbieder beschermt. DSW c.s. mag er als restitutieverzekeraar wellicht voor kiezen om geen overeenkomst te sluiten met een zorgaanbieder en voorts om op de wijze die haar goeddunkt uitvoering te geven aan haar zorgplicht, maar dat laat onverlet dat zij Kliniek Naaldwijk (en [Z]) in de gelegenheid had moeten stellen haar zienswijze kenbaar te maken en dat zij zich ervan had moeten vergewissen of haar uitlatingen in de brief d.d. 8 april 2011 over de door Kliniek Naaldwijk geleverde kwaliteit van de zorg (door alle daar werkende kaakchirurgen) gegrond waren en nog immer aan de orde.
Dit leidt er reeds toe dat de vordering als hiervoor onder 3.1 sub II weergegeven kan worden toegewezen als hierna in het dictum bepaald. Daarbij geldt dat slechts gerectificeerd zal moeten worden ter zake van de wijze van berichtgeving in de brief d.d. 8 april 2011 over de kwaliteit van de geleverde zorg binnen Kliniek Naaldwijk. Hoewel de grondslag voor de besluiten van DSW c.s. om gedeclareerde kosten voor verleende zorg niet te vergoeden en om machtigingsaanvragen niet in behandeling te nemen kennelijk deels gelegen is in de sfeer van de door DSW c.s. gestelde, doch in dit kort geding niet aannemelijk geachte, slechte kwaliteit van de door alle kaakchirurgen verbonden aan Kliniek Naaldwijk (hoofd- en/of nevenvestigingen) geleverde zorg en deze besluiten dus wellicht als onzorgvuldig genomen kunnen worden aangemerkt, gaat het thans te ver om in dit kort geding ook op deze punten rectificatie van uitgegane berichtgeving te verlangen. Immers, heel wel mogelijk is het dat het DSW c.s., conform de toepasselijke wet- en regelgeving en haar polisvoorwaarden, op andere gronden is toegestaan hiertoe (zelfstandig) over te gaan.
DSW c.s. dient bedoelde rectificatiebrief te zenden aan die derden aan wie blijkens de ter terechtzitting namens DSW c.s. overgelegde lijst van geadresseerden een afschrift van de brief d.d. 8 april 2011 is verzonden. Voorshands behoeft niet betwijfeld te worden dat deze lijst van geadresseerden niet compleet zou zijn. Nu het maar de vraag is of het voor DSW c.s. uitvoerbaar zal zijn om te achterhalen aan welke patiënten/verzekerden (telefonisch) mededeling is gedaan van de strekking van de brief d.d. 8 april 2011 zal dit deel van het gevorderde worden afgewezen.
De gevorderde dwangsom (3.1 sub III) zal worden gemaximeerd.
De gevorderde overhandiging van een lijst van geadresseerden aan wie een afschrift van de brief d.d. 8 april 2011 is gezonden (3.1 sub I) (welke vordering zijn zelfstandige grondslag vindt in hetgeen aan de vordering tot rectificatie ten grondslag is gelegd) zal reeds bij gebrek aan belang worden afgewezen. Ter terechtzitting is immers namens DSW c.s. een dergelijke lijst aan Kliniek Naaldwijk overhandigd. Dat DSW c.s. ertoe verplicht dient te worden een adressenlijst te verstrekken van patiënten/verzekerden aan wie telefonisch mededeling is gedaan van de strekking van de brief d.d. 8 april 2011 strekt te ver, om de reden als hiervoor onder 4.11 is vermeld.
Gelet op het hiervoor overwogene behoeft hetgeen partijen overigens ten aanzien van de vorderingen als hiervoor onder 3.1 sub I, II en III weergeven ter beoordeling naar voren hebben gebracht geen verdere bespreking.
Vordering als hiervoor onder 3.1 sub IV weergegeven
Met betrekking tot een gevraagde voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
Het hiervoor onder 4.4-4.11 overwogene in ogenschouw nemende is heel wel aannemelijk dat een jonge zorginstelling als Kliniek Naaldwijk als gevolg van de handelwijze van DSW c.s. schade heeft geleden en nog immer lijdt. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven (zoals hiervoor onder 4.1 ook al was overwogen). In het kader van de omvang van de geleden schade heeft Kliniek Naaldwijk als productie 15 een door haar accountant opgesteld financieel overzicht overgelegd. In de visie van Kliniek Naaldwijk kan uit deze productie zonder meer worden afgeleid dat de groei en omzet van Kliniek Naaldwijk ter grootte van een bedrag gelijk aan de gevorderde geleden schade achterblijft bij die van vorig jaar hetgeen niet anders dan te wijten kan zijn aan de berichtgeving van DSW c.s. ter zake van de kwaliteit van de in Kliniek Naaldwijk geleverde zorg. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het vaststellen van de gestelde schade evenwel gecompliceerder dan Kliniek Naaldwijk wil doen voorkomen. De (omzet-)groei kan niet zonder meer geëxtrapoleerd worden. In de als productie 15 overgelegde berekening wordt immers geen rekening gehouden met andere factoren, zoals - hetgeen uit de stukken blijkt - (de gevolgen van) de opening van een soortgelijke kliniek in hetzelfde verzorgingsgebied en het percentage van externe verwijzingen waarvan Kliniek Naaldwijk afhankelijk is. Nu wel voldoende aannemelijk is dat Kliniek Naaldwijk als gevolg van het onzorgvuldige handelen van DSW c.s. enige schade heeft geleden, acht de voorzieningenrechter het redelijk om een voorschot toe te kennen van € 40.000,00 op de wijze zoals hierna in het dictum bepaald. Een restitutierisico is niet gesteld noch is daarvan overtuigend gebleken.
Buitengerechtelijke kosten (zie hiervoor onder 3.1 sub VI)
Nu de hoofdvordering voldoende spoedeisend is om in kort geding te kunnen worden beoordeeld, is de proceseconomie ermee gebaat dat thans ook over een daarmee nauw verwante nevenvordering als die ter zake van buitengerechtelijke kosten kan worden beslist.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Kliniek Naaldwijk heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Proceskosten
DSW c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij wordt het griffierecht gerelateerd aan de hoogte van het toegewezen bedrag en niet aan het gevorderde bedrag. Dat verschil blijft voor rekening van Kliniek Naaldwijk. De kosten aan de zijde van Kliniek Naaldwijk worden begroot op:
- dagvaarding EUR 90,81
- griffierecht 1.744,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 2.650,81
De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt DSW c.s. om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan alle derden aan wie DSW Zorgverzekeraar en/of Stad Holland Zorgverzekeraar (een afschrift van) de ten processe bedoelde brief d.d. 8 april 2011 hebben gezonden en die op de ter terechtzitting namens DSW c.s. aan Kliniek Naaldwijk overhandigde lijst staan vermeld, een brief te verzenden, met afschrift daarvan aan Kliniek Naaldwijk, met daarin de volgende tekst:
"Geachte heer/mevrouw .....,
Eerder hebben wij u bij brief van 8 april 2011, althans op een ander tijdstip dan wel op een andere wijze, bericht dat wij ernstige bezwaren hadden ten aanzien van de kwaliteit van de door Stichting Kliniek Naaldwijk (waaronder ook dient te worden begrepen Kliniek Zwijndrecht te Zwijndrecht en Anna Kliniek te Rotterdam) geleverde kaakchirurgische zorg. Bij vonnis van de Voorzieningenrechter in de Rechtbank Rotterdam d.d. 23 augustus 2011 zijn wij veroordeeld deze berichtgeving te rectificeren. De Voorzieningenrechter is van oordeel dat wij niet op zorgvuldige wijze tot onze beoordeling van de kwaliteit van de in Kliniek Naaldwijk geleverde kaakchirurgische zorg zijn gekomen en dat wij ten onrechte aan de instelling geen gelegenheid hebben geboden om op onze eerdere bezwaren te reageren. Tot op heden is niet komen vast te staan dat de kwaliteit van de in bedoelde instelling geleverde zorg niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Uit dien hoofde bestaat er dan ook geen reden voor onze verzekerden om zich niet tot deze instelling te wenden.
Met vriendelijke groet,
DSW Zorgverzekeraar/Stad Holland Zorgverzekeraar",
veroordeelt DSW c.s. om aan de veroordeling onder 5.1 te voldoen op straffe van verbeurte van een hoofdelijk verschuldigde dwangsom van EUR 5.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat DSW c.s. daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van EUR 50.000,00 is bereikt,
veroordeelt DSW c.s. om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis ten titel van voorschot op schadevergoeding tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan Kliniek Naaldwijk te voldoen een bedrag van EUR 40.000,00 (zegge: veertigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt DSW c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Kliniek Naaldwijk tot op heden begroot op EUR 2.650,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.C.M. van Rheeden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2011.
1734/2009