ECLI:NL:RBROT:2011:BV6164

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1261560
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind en mentorschap voor meerderjarige in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2011 een beschikking gegeven over de opheffing van het bewind en mentorschap van een meerderjarige, hierna te noemen rechthebbende, die voorheen woonachtig was in Nederland maar nu bij zijn dochter in Duitsland verblijft. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechthebbende, die eerder in een verzorgingshuis verbleef, nu in een zelfstandige woonsituatie leeft op een boerderij bij zijn dochter. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 en 28 juli 2011 zijn zowel de bewindvoerder als de mentor gehoord, evenals de rechthebbende zelf. De kantonrechter heeft geconstateerd dat de rechthebbende in staat is om zijn wil te bepalen en dat hij liever in Duitsland woont dan in het verzorgingshuis in Nederland. Dit werd bevestigd door gesprekken met de rechthebbende, die aangaf dat hij geniet van zijn vrijheid en de omgeving waarin hij nu verblijft.

De kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de zorgen van de familie in Nederland over het contact met de rechthebbende. Na gesprekken met de dochter van de rechthebbende is gebleken dat bezoek aan de rechthebbende altijd mogelijk is, mits er vooraf een afspraak wordt gemaakt. De kantonrechter heeft besloten dat er geen sprake is van een onvrijwillig verblijf in Duitsland en dat de rechthebbende daar kan blijven wonen. De beschikking houdt in dat het bewind en mentorschap per 15 augustus 2011 wordt opgeheven, en dat de bewindvoerder en mentor hun taken moeten overdragen aan de Duitse autoriteiten. De kantonrechter heeft de bewindvoerder opgedragen om voor 1 oktober 2011 rekening en verantwoording af te leggen over de periode van 10 juni 2011 tot en met 15 augustus 2011. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechthebbende, waarbij de kantonrechter de noodzaak van bescherming op zowel vermogensrechtelijk als niet vermogensrechtelijk gebied heeft benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Middelharnis
beschikking opheffing bewind en mentorschap
over (de goederen van)
[rechthebbende],
Geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende te [adres],
hierna te noemen: de rechthebbende.
Het verloop van de procedure
Op 9 juni 2011 heeft de kantonrechter te Rotterdam, locatie Middelharnis Stichting De Rotonde benoemd tot bewindvoerder en mevrouw [A] tot mentor over [rechthebbende]. In deze beschikking heeft de kantonrechter bepaald dat de mentor een onderzoek moet instellen naar de meest optimale woonsituatie van rechthebbende en dat zij de kantonrechter daarover moet rapporteren.
Op 7 juli 2011 heeft de kantonrechter bedoeld rapport van de bewindvoerder ontvangen. Naar aanleiding van dit rapport heeft de kantonrechter bepaald dat rechthebbende, de mentor en de bewindvoerder moeten worden gehoord.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op dinsdag 26 juli 2011 waarbij bewindvoerder en mentor gehoord zijn en op donderdag 28 juli 2011 waarbij rechthebbende gehoord is. Met gemachtigden van belanghebbenden respectievelijk mr. J. Zeegers en mr. M.A. Koot heeft de kantonrechter telefonisch gesproken op dinsdag 26 juli 2011.
De beoordeling
Het doel van zowel het meerderjarigenbewind als het mentoraat is de bescherming van de meerderjarige die niet langer in staat is zijn of haar vermogensrechtelijke en niet vermogensrechtelijke belangen te behartigen. In deze zaak is eerder vastgesteld dat deze bescherming noodzakelijk is.
Aanvankelijk is één van de dochters van rechthebbende belast met het bewind en het mentorschap. In de voornoemde beslissing van 9 juni 2011 heeft de kantonrechter deze dochter ontslagen nadat ernstige problemen waren gerezen tussen deze dochter en een andere dochter van rechthebbende. Tijdens de mondelinge behandeling die heeft geleid tot de beschikking van 9 juni 2011 is de ernst van dit conflict nog eens gebleken.
Rechthebbende is altijd woonachtig geweest in de regio [geboorteplaats]. Op 9 juni 2011 woonde rechthebbende officieel te [plaats] in het verzorgingshuis [Verzorgingshuis], in de directe omgeving van de bewindvoerder. Op dat moment was hij evenwel tijdelijk verblijvende bij de andere dochter te [plaats] in Duitsland. Het onderzoek dat door de kantonrechter werd gelast ziet op deze situatie.
Uit het verslag van de mentor blijkt dat rechthebbende woont op een kleine boerderij bij zijn dochter en dat hij daar een bescheiden eigen ruimte heeft. Om het huis is een afgesloten tuin waar rechthebbende kan rondlopen. De tuin grenst aan een paardenwei, met daarin paarden. Rechthebbende heeft een hoog/laag bed en een eigen toilet. De dochter maakt een betrokken indruk en rechthebbende oogt verzorgd. De mentor stelt vast dat rechthebbende last heeft van het conflict tussen zijn beide dochters en daar geen partij in wil zijn. Verder is er het probleem dat rechthebbende op grote afstand woont van zijn andere dochter, zijn zoon en van zijn broer, terwijl altijd eerst een afspraak moet worden gemaakt voordat men langs moet komen. Daarbij moet ook de inmiddels in Duitsland benoemde Betreuer aanwezig zijn.
De kantonrechter heeft met rechthebbende kunnen spreken buiten aanwezigheid van de dochter of derden. Het is de kantonrechter in dit gesprek gebleken dat rechthebbende nog in staat is te vertellen over zijn woonsituatie. Het gesprek kan niet lang duren, omdat rechthebbende dan afdwaalt en terugvalt op een ver verleden. Desondanks heeft rechthebbende er geen enkel misverstand over laten bestaan dat hij het goed naar zijn zin heeft op zijn huidig adres. Hij wil absoluut niet terug naar het verzorgingshuis. Hij geniet nu, anders dan in het verzorgingshuis, wel van zijn vrijheid. De koeien en paarden op het huidig adres vindt hij heerlijk. Vroeger heeft hij veel met paarden te maken gehad. De kantonrechter heeft de overtuiging gekregen dat rechthebbende veel liever bij zijn dochter in Duitsland woont dan in het verzorgingshuis in Nederland en dat hij op dat punt zijn wil goed kan bepalen.
Gelet op de wens van rechthebbende oordeelt de kantonrechter dat geen sprake is van een onvrijwillig verblijf in [plaats]. Duidelijk is geworden dat rechthebbende daar vrijwillig is gaan wonen en dat hij dat wil blijven doen. Voor de kantonrechter is dat reden om te bepalen dat rechthebbende het beste in Duitsland kan blijven wonen. Er is echter door mr. Koot, namens zoon en dochter in Nederland, naar voren gebracht dat op die wijze geen contact meer mogelijk zal zijn met het “nederlandse” deel van de familie omdat de familie [C] bezoek zou weigeren.
Na afloop van het horen heeft de kantonrechter om die reden gesproken met mevrouw [C] en haar echtgenoot. Hij heeft de verzekering gekregen dat iedereen altijd welkom is om rechthebbende te bezoeken. Zij wenst alleen dat vooraf een afspraak wordt gemaakt, zodat met het bezoek rekening kan worden gehouden. De Betreuer hoeft bij deze bezoeken niet aanwezig te zijn. Diens aanwezigheid is bij de eerste bezoeken wel nodig geweest omdat toen een enorme ruzie was ontstaan tussen de familieleden.
De kantonrechter neemt er nota van dat bezoek altijd mogelijk is. Dat vooraf een afspraak moet worden gemaakt is redelijk, mede gelet op de broze gezondheid van rechthebbende. De aanwezigheid van de Betreuer lijkt daarbij niet nodig, aannemende dat de familieleden zich zullen beperken tot het bezoeken van rechthebbende. Omdat in deze beschikking duidelijkheid wordt geschapen over de positie van rechthebbende meent de kantonrechter dat ruzie tijdens bezoeken, in het belang van rechthebbende, moet worden vermeden. Aan de belanghebbenden staan zo nodig juridische wegen ten dienste om de geschillen die zij hebben uit te vechten.
Gelet op de voorgaande overwegingen oordeelt de kantonrechter dat rechthebbende in [plaats], Duitsland, kan gaan wonen. Dit is overwegend in zijn belang.
Gevolg daarvan is dat de kantonrechter niet langer bevoegd zal zijn ter zake van het meerderjarigenbewind en het mentorschap. De taken van de kantonrechter op die gebieden dienen door de Duitse autoriteiten te worden overgenomen, omdat de kantonrechter meent dat er alle reden blijft voor meerderjarigenbescherming op zowel vermogensrechtelijk- als niet vermogensrechtelijk gebied.
In Duitsland is al een Betreuer aangesteld door de rechtbank. Naar de kantonrechter begrijpt is dit een tijdelijke aanstelling, omdat nog niet bekend is of sprake is van een vestiging van rechthebbende in [plaats]. De kantonrechter acht het van belang dat in Duitsland zal worden voorzien in een definitieve meerderjarigenbescherming, die ook ziet op de financiële situatie van rechthebbende. Hij verzoekt de bewindvoerder daartoe in overleg te treden met de Betreuer in Duitsland teneinde dit te regelen.
Voorts dient de bewindvoerder mee te werken aan de beëindiging van de inschrijving van rechthebbende in Nederland.
Gelet op deze overwegingen zal de kantonrechter de bewindvoerder en de mentor ontheffen van hun taak met ingang van 15 augustus 2011. Tot die tijd kunnen zij nog het nodige ondernemen om de overdracht van bewind en mentorschap naar de Duitse autoriteiten te regelen.
Gelet hierop wordt als volgt beslist.
De beslissing
De kantonrechter
heft met ingang van 15 augustus 2011 het bewind over de goederen van de rechthebbende op;
bepaalt dat de bewindvoerder vóór 1 oktober 2011 rekening en verantwoording dient af te leggen over de periode van 10 juni 2011 tot en met 15 augustus 2011;
heft per 15 augustus 2011 het mentorschap over de rechthebbende op.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.