Zaak-/rolnummer: 366928 / HA ZA 10-3397
Uitspraak: 14 december 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SUSTAINABLE DANCE CLUB B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F. van Buchem,
de vennootschap naar Spaans recht
DIVIERTT S.L., tevens handelende onder de naam “FSM Group”,
gevestigd te Madrid, Spanje,
gedaagde,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D. Hendriks.
Partijen worden hierna aangeduid als “SDC” en “Diviertt”.
1. Het verdere verloop van het geding
1.1. Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar haar tussenvonnis van 10 augustus 2011.
Ingevolge dat tussenvonnis heeft op 27 oktober 2011 een comparitie van partijen plaats gevonden. Van die terechtzitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.2. Bij vonnis van 4 mei 2011 heeft de rechtbank Diviertt toegestaan om [p[persoon 1] (hierna: [persoon 1]) in vrijwaring op te roepen. Ten tijde van dit vonnis is de zaak tegen [persoon 1] (bij de rechtbank bekend onder zaak- en rolnummer 390839 / HA ZA 11-2093) nog niet in staat van wijzen, zodat de rechtbank thans alleen deze hoofdzaak afdoet.
1.3. Vonnis is bepaald op heden.
2. De vorderingen en het verweer
2.1.1. SDC vordert – kort gezegd – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis Diviertt zal veroordelen tot betaling wegens wanprestatie van € 57.037,- of een ander door de rechtbank te bepalen bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente, met veroordeling van Diviertt in de proceskosten. SDC legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
2.1.2. Partijen zijn op 4 december 2009 een overeenkomst aangegaan met betrekking tot de huur van een door SDC ten behoeve van Diviertt ontworpen “Sustainable Dance Floor” voor de huurprijs van € 79.977,-. Op de huurovereenkomst zijn de General Terms and Conditions van SDC (hierna: GTC) van toepassing. Diviertt heeft op die huurprijs twee maal € 11.999,- betaald, maar € 57.037,- onbetaald gelaten. Ingevolge de overeenkomst diende laatstgenoemd bedrag uiterlijk op 15 juni 2010 te zijn betaald.
2.2.1. De conclusie van Diviertt strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van SDC in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Daartoe voert Diviertt – samengevat weergegeven – het volgende aan.
2.2.2. Diviertt betwist dat de overeenkomst van 4 december 2009 haar bindt. Die overeenkomst is tot stand gekomen tussen [persoon 1] en SDC. Diviertt is daaraan niet gebonden, omdat [persoon 1] niet bevoegd was om haar te vertegenwoordigen. Diviertt heeft weliswaar de eerste termijn onder de overeenkomst van 4 december 2009 op factuur van SDC betaald, echter niet omdat zij aan een overeenkomst met SDC gebonden was maar omdat zij met SDC in onderhandeling was en de sfeer niet wilde bederven.
2.2.3. Tussen Diviertt en SDC is in februari/maart 2010 een overeenkomst tot stand gekomen. Diviertt werd daarbij vertegenwoordigd door [persoon 1]. Aan die overeenkomst is door zowel Diviertt als SDC uitvoering gegeven. Voor zover de overeenkomst van 4 december 2009 Diviertt heeft gebonden, is deze door die nadere overeenkomst van februari/maart 2010 vervangen. Onder de tweede overeenkomst huurde Diviertt de dansvloer slechts voor de evenementen Klubbers Green van maart 2010 en Space of Sound van december 2010. SDC heeft op 26 februari 2010 de bevestiging en de betalingscondities voor Klubbers Green en op 15 april 2010 die voor Space of Sound aan Diviertt toegezonden. Diviertt heeft de kosten voor de huur voor het evenement Klubbers Green betaald, deels door haar betaling van december 2009. Na het evenement Klubbers Green heeft Diviertt de dansvloer aan SDC geretourneerd, om deze weer ter beschikking te krijgen in december 2010 voor het evenement Space of Sound. De kosten voor de huur voor Space of Sound waren een maand voor dat evenement, dus in november 2010 opeisbaar. SDC heeft de overeenkomst bij brief van haar advocaat van 8 juni 2010 ontbonden, dus voordat dit bedrag opeisbaar zou worden. Diviertt was niet tekortgeschoten onder de overeenkomst van februari/maart 2010. SDC kon daarom niet ontbinden.
2.2.4. Uit de brief van 8 juni 2010 heeft Diviertt mogen begrijpen dat SDC niet meer zou nakomen. Daarom is SDC aansprakelijk voor de door Diviertt door de ontbinding geleden schade. In reconventie vordert Diviertt vergoeding van de dor haar geleden schade doordat SDC de dansvloer niet ter beschikking heeft gesteld voor het evenement Space of Sound, op te maken bij staat, met veroordeling van SDC in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.
2.2.5. Voor zover zij een betalingsverplichting in conventie heeft, beroept Diviertt zich op een opschortingsrecht wegens die schade.
2.3. De conclusie van SDC strekt tot afwijzing van de vordering in reconventie,met veroordeling van Diviertt in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Daartoe voert SDC – samengevat weergegeven – het volgende aan.
SDC betwist dat een (tweede) overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen in februari/maart 2010. Weliswaar is in die periode tussen partijen overlegd over een nieuwe overeenkomst, omdat Diviertt had medegedeeld dat zij problemen had bij de nakoming van de overeenkomst van 4 december 2009, maar een (tweede) overeenkomst is niet tot stand gekomen.
In conventie en in reconventie
3.1. Gelet op de vestigingsplaatsen van partijen is sprake van een internationaal geval. Daarom dient eerst te worden bepaald welk recht op de rechtsverhoudingen tussen partijen van toepassing is.
3.2. Beide partijen baseren hun vorderingen op door ieder van hen gestelde overeenkomsten, tot stand gekomen op 4 december 2009, respectievelijk in februari/maart 2010.
Het toepasselijk recht op een verbintenis uit overeenkomst die voor 17 december 2009 is tot stand gekomen dient te worden bepaald aan de hand van Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, tot stand gekomen te Rome op 19 juni 1980 (Trb. 1980, 156; hierna: EVO).
SDC stelt dat op de overeenkomst van 4 december 2009 Nederlands recht van toepassing is op grond van een keuze daarvoor in de GTC. Diviertt betwist dat zij aan die overeenkomst is gebonden en dat de GTC van toepassing zijn.
De rechtbank laat hier in het midden of de GTC van toepassing zijn. Nederlands recht is van toepassing op grond van hetzij de rechtskeuze in de GTC (artikel 3 EVO) hetzij artikel 4 lid 2 en 5 in samenhang met artikel 8 EVO. Immers, onder de door SDC gestelde huurovereenkomst diende SDC de kenmerkende prestatie te verrichten, terwijl SDC in Nederland is gevestigd en uit het geheel van de omstandigheden niet duidelijk blijkt dat de overeenkomst nauwer met een ander land is verbonden. Ingevolge artikel 8 EVO gelden die regels ook ingeval het bestaan van de overeenkomst of de gebondenheid daaraan worden betwist.
Het toepasselijke recht op een verbintenis uit overeenkomst die vanaf 17 december 2009 is gesloten dient te worden bepaald aan de hand van de Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst van 17 juni 2008 (Publ. 2008 L177/6 (hierna: Rome I-Vo).
Ingevolge artikel 4 lid 1 aanhef en onder b) Rome I-Vo is, omdat een huurovereenkomst als een overeenkomst inzake dienstverlening moet worden aangemerkt, het recht van de vestigingsplaats van de verhuurder SDC van toepassing, derhalve Nederlands recht. Uit alle omstandigheden blijkt niet dat de overeenkomst een kennelijk nauwere band heeft met een ander land (artikel 4 lid 3 Rome I-Vo). Ingevolge artikel 10 Rome I-Vo gelden die regels ook ingeval het bestaan van de overeenkomst of de gebondenheid daaraan worden betwist.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de over en weer gestelde overeenkomsten tussen partijen worden beheerst door Nederlands recht.
3.3. De vordering van SDC is gegrond op de stelling dat tussen haar en Diviertt in december 2009 een huurovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het gebruik van een dansvloer.
Tussen partijen is niet in geschil dat op 4 december 2009 tussen SDC en [persoon 1] een huurovereenkomst tot stand is gekomen als door SDC gesteld. SDC stelt dat Diviertt aan die overeenkomst is gebonden omdat [persoon 1] daarbij als haar vertegenwoordiger optrad. Diviertt betwist die vertegenwoordiging.
3.4. De vraag of Diviertt door het optreden van [persoon 1] is gebonden, dient te worden beantwoord aan de hand van het recht dat ingevolge het Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging, tot stand gekomen te 's-Gravenhage op 14 maart 1978 (hierna: Vertegenwoordigingsverdrag). Op grond van de artikelen 11 en 13 Vertegenwoordigingsverdrag dient daarop te worden toegepast het recht van het land waar de (beweerde) vertegenwoordiger, hier: [persoon 1], zijn kantoor of gewone verblijfplaats heeft, derhalve Spanje. Dus past de rechtbank Spaans recht toe.
3.5. Gesteld noch gebleken is dat [persoon 1] volmacht had in naam van Diviertt met SDC te contracteren.
Ingevolge artikel 1259 lid 2 van de Spaanse Código Civil wordt een partij gebonden aan een door een ander in haar naam gesloten overeenkomst (zonder dat die ander tot vertegenwoordiging bevoegd was) indien die partij de overeenkomst bekrachtigt voordat de wederpartij de overeenkomst herroept (met een beroep op de onbevoegdheid van de vertegenwoordiger). Die bekrachtiging kan uitdrukkelijk worden gedaan, maar kan ook besloten liggen in een gedraging.
In dit geval heeft SDC de overeenkomst van 4 december 2009 niet herroepen. SDC heeft onbetwist gesteld dat zij uitvoering aan die overeenkomst heeft gegeven door onder meer op 14 december 2009 de bevestiging van de overeenkomst en facturen aan Diviertt toe te zenden. Voorts staat tussen partijen vast dat Diviertt de eerste contractuele termijn van 18 december 2009 overeenkomstig de factuur aan SDC heeft betaald.
Diviertt voert weliswaar aan dat zij die betaling niet heeft verricht om de overeenkomst te bekrachtigen, maar – zoals Diviertt ter comparitie heeft bevestigd – zij heeft ten tijde van die betaling niet aan SDC medegedeeld dat zij zich niet aan de overeenkomst van 4 december 2009 gebonden achtte, evenmin heeft zij enig voorbehoud gemaakt toen zij die betaling verrichtte. Daarom heeft SDC die betaling mogen opvatten als een bekrachtiging door Diviertt van de overeenkomst van 4 december 2009 en kan Diviertt haar andere – aan SDC niet kenbaar gemaakte – bedoeling van die betaling niet aan SDC tegenwerpen.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Diviertt door bekrachtiging aan de overeenkomst van 4 december 2009 gebonden is geraakt.
3.6. Dus was Diviertt in beginsel als huurder onder de huurovereenkomst van december 2009 verplicht om de daarbij overeengekomen huurprijs te betalen.
3.7.1 Diviertt stelt bij wijze van verweer dat in februari/maart 2010 tussen partijen een tweede overeenkomst tot stand is gekomen en dat daardoor de overeenkomst van december 2009 kwam te vervallen. SDC betwist dat die tweede overeenkomst tot stand is gekomen.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij in de periode februari – april 2010 over een nadere overeenkomst hebben onderhandeld, waarbij Diviertt door [persoon 1] werd vertegenwoordigd. Diviertt had namelijk aan SDC laten weten dat zij de huur onder de overeenkomst van december 2009 niet kon opbrengen. Daarom zou de overeenkomst van december 2009 worden opgeknipt in vier overeenkomsten, twee met Diviertt ten behoeve van de evenementen Klubbers Green en Space of Sound, en twee met andere partijen. Partijen zijn het er ook over eens dat alle drie deze wederpartijen van SDC bij die onderhandelingen werden vertegenwoordigd door [persoon 1] en dat laatstgenoemde daartoe bevoegd was.
Zoals gezegd, verschillen partijen van mening over de vraag of zodanige nadere overeenkomst is tot stand gekomen.
Diviertt beroept zich op de op 26 februari 2010 door SDC aan haar toegezonden opdrachtbevestiging en factuur voor het evenement Klubbers Green, op haar betaling van die factuur en op e-mails van SDC en van [persoon 1] van 8 maart 2010 en stelt dat SDC het voorstel van [persoon 1] om de vier huurovereenkomsten te sluiten heeft aanvaard. Na het evenement Klubbers Green heeft Diviertt de dansvloer aan SDC geretourneerd, om deze weer ter beschikking te krijgen in december 2010 voor het evenement Space of Sound. De kosten voor de huur voor Space of Sound waren een maand voor dat evenement, dus in november 2010 opeisbaar. Zover is het niet meer gekomen, omdat SDC bij brief van 8 juni 2010 de overeenkomst heeft ontbonden, althans Diviertt uit die brief heeft mogen afleiden dat SDC de verhuur ten behoeve van het evenement Space of Sound niet meer zou nakomen. Aldus Diviertt.
SDC voert aan dat zij slechts bereid was om de overeenkomst met Diviertt van december 2009 in vier overeenkomsten op te knippen indien alle vier de nieuwe overeenkomsten tot stand zouden zijn gekomen voor tezamen het gehele bedrag van de overeenkomst van december 2009. SDC heeft dat bevestigd in haar e-mails aan [persoon 1] van 24 februari 2010 (“For now I’m keeping to the agreement we have made earlier”) en van 15 april 2010 (“the three contracts that will replace the existing contract”; “Let’s try to finalize contracts next week”). [persoon 1] heeft steeds aan SDC gezegd dat hij besefte dat de overeenkomst van december 2009 van kracht bleef totdat alle nieuwe overeenkomsten ondertekend zouden zijn. De bij e-mail van 15 april 2010 door SDC toegezonden contracten zijn niet ondertekend. [persoon 1] deelde bij e-mail van 21 april 2010 mede dat de twee nieuwe partijen niet bereid waren de overeenkomsten aan te gaan. SDC heeft al op 26 februari 2010 opdrachtbevestigingen en facturen aan Diviertt gestuurd voor het evenement Klubbers Green van maart 2010, derhalve voordat een nieuwe overeenkomst daadwerkelijk was gesloten, omdat het evenement Klubbers Green naderde en de betaling daarvóór verricht diende te worden. Aldus SDC.
3.7.2 Hiervoor is komen vast te staan dat Diviertt gebonden is aan de overeenkomst van december 2009. Naar het hier toepasselijke Nederlands recht is pas sprake van een nadere overeenkomst tussen partijen wanneer daadwerkelijk wilsovereenstemming tussen hen is ontstaan. Tussen partijen is niet in geschil dat [persoon 1] Diviertt vertegenwoordigde bij het aanpassen van de overeenkomst van december 2009 op zodanige wijze dat Diviertt de dansvloer nog slechts voor twee evenementen zou huren en twee andere partijen de dansvloer ook voor twee evenementen zouden huren, waardoor het geheel van de in december 2009 overeengekomen huurprijs zou worden verdeeld. In ieder geval heeft het [persoon 1] uit de genoemde e-mails van SDC van 24 februari 2010 en 15 april 2010 duidelijk moeten zijn dat SDC geen afstand deed van de overeenkomst van december 2009 zolang de vier nieuwe huurovereenkomsten niet gesloten waren. Dus was voor het tot stand komen van een nadere overeenkomst tussen SDC en Diviertt vereist dat ook de twee andere partijen zouden instemmen. Diviertt betwist niet die andere twee huurovereenkomsten niet tot stand gekomen zijn, evenmin dat [persoon 1] bij e-mail van 21 april 2010 aan SDC heeft medegedeeld dat die twee andere partijen de huurovereenkomsten niet aangingen. De kennis van [persoon 1] over het uit de e-mails van 24 februari 2010 en 15 april 2010 kenbare standpunt van SDC en het niet doorgaan van de twee andere overeenkomsten, rekent de rechtbank onder de gegeven omstandigheden aan Diviertt als de door [persoon 1] vertegenwoordigde partij toe. Daarom heeft Diviertt redelijkerwijs uit de toezending door SDC van de nieuwe bevestigingen en facturen voor de evenementen Klubbers Green (op 26 februari 2010) en Space of Sound (op 15 april 2010) redelijkerwijs niet mogen afleiden dat daadwerkelijk vier nieuwe overeenkomsten tot stand waren gekomen, dus ook met de twee andere partijen.
3.7.3 Andere feiten of omstandigheden op grond waarvan Diviertt mocht aannemen dat zij ontslagen was uit haar verbintenissen onder de overeenkomst met SDC van december 2009 zijn gesteld noch gebleken.
3.8. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de overeenkomst van december 2009 tussen partijen van kracht is gebleven.
Derhalve is Diviertt verplicht het nog niet betaalde gedeelte van de overeengekomen huur, per saldo € 57.037,- te betalen.
3.9. Diviertt voert nog aan dat SDC haar schade, voortvloeiende uit de wanbetaling door Diviertt, niet voldoende heeft beperkt. Diviertt, op wie in dit verband stelplicht en bewijslast rusten, stelt geen feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat SDC daadwerkelijk minder schade had kunnen lijden, bij voorbeeld aan welke andere partij SDC de dansvloer in de tussentijd had kunnen verhuren. Nu Diviertt wat dit betreft niet aan haar stelplicht heeft voldaan, passeert de rechtbank dit verweer verder.
3.10. Diviertt heeft geen zelfstandig verweer gevoerd ten aanzien van de gevorderde rente.
3.11. Daarom zal de rechtbank de gevorderde veroordelingen tot betaling toewijzen.
3.12. Enig processueel belang bij de gevorderde verklaring voor recht (naast de vordering tot betaling) is gesteld noch gebleken. Daarom zal de rechtbank die vordering niet toewijzen.
3.13. De rechtbank zal Diviertt in de aan de zijde van SDC gevallen proceskosten met inbegrip van de gevorderde nakosten veroordelen, tevens in die van het vrijwaringsincident.
3.14. De vordering van Diviertt is gebaseerd op het uitgangspunt dat de overeenkomst van december 2009 is vervangen door twee huurovereenkomsten van februari/maart 2010, een voor het evenement Klubbers Green en een voor het evenement Space of Sound.
3.15. In conventie is de rechtbank tot de slotsom gekomen dat zodanig uitgangspunt niet juist is. Feiten of omstandigheden op grond waarvan in reconventie een andere slotsom zou moeten worden getrokken zijn gesteld noch gebleken. Daarop stuit de vordering van Diviertt af.
3.16. De rechtbank zal Diviertt in de aan de zijde van SDC gevallen proceskosten veroordelen.
4. De beslissing
veroordeelt Diviertt om tegen bewijs van kwijting aan SDC te betalen € 57.037,- (zevenenvijftigduizendzevenendertig euro), te vermeerderen met de Nederlandse wettelijke handelsrente vanaf 15 juni 2010 tot aan de dag van betaling;
veroordeelt Diviertt in de aan de zijde van SDC gevallen proceskosten, bepaald op € 73,89 aan dagvaardingskosten, € 1.165,- aan griffierecht en € 2.240,- aan salaris voor de advocaat en € 131,- aan nakosten;
wijst het meer of anders gevorderde af;
veroordeelt Diviertt in de aan de zijde van SDC gevallen proceskosten, tot deze uitspraak bepaald op nihil aan verschotten en € 452,- aan salaris voor de advocaat;
voorts in conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis voor zover het veroordelingen bevat uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2011. 1928