ECLI:NL:RBROT:2011:BU9591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
363381 / HA ZA 10-2881
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel inzake bestuursdwang en kostenverhaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2011 uitspraak gedaan in een verzet tegen een dwangbevel dat was uitgevaardigd door de Gemeente Rotterdam. De eiseres in het verzet, Steengoed B.V., had bezwaar gemaakt tegen de kosten die aan haar waren opgelegd in verband met bestuursdwang die was toegepast op een woning die zij had verworven. De Gemeente had eerder aan de voormalige eigenaren van de woning, [persoon 1] en [persoon 2], een aanschrijving gestuurd om bepaalde werkzaamheden aan de woning uit te voeren. Toen deze werkzaamheden niet tijdig werden uitgevoerd, heeft de Gemeente de werkzaamheden laten uitvoeren en de kosten daarvan op de voormalige eigenaren verhaald. De Gemeente vorderde vervolgens betaling van deze kosten van Steengoed, die de woning had gekocht na de aanschrijving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Gemeente recht had om Steengoed aan te spreken voor de kosten van de bestuursdwang, omdat Steengoed als rechtsopvolger van de voormalige eigenaren wordt beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente de kosten van de bestuursdwang voldoende had onderbouwd en dat de kosten redelijk waren, met uitzondering van enkele specifieke kosten die niet deugdelijk waren uitgevoerd. De rechtbank heeft de vordering van de Gemeente voor een deel toegewezen, maar ook bepaald dat het dwangbevel buiten effect wordt gesteld voor zover het aanspraak maakt op wettelijke rente over de bestuursdwangkosten vóór 18 november 2007. De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere bewijslevering door SNS Bank N.V., die als gevoegde partij optrad in het geschil.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de overtreder in bestuursdwangzaken en de mogelijkheid voor de Gemeente om kosten te verhalen op rechtsopvolgers. De rechtbank heeft ook de noodzaak van een deugdelijke onderbouwing van kosten door de Gemeente bevestigd, evenals de mogelijkheid voor de overtreder om te betwisten of de kosten redelijk zijn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 363381 / HA ZA 10-2881
Vonnis van 30 november 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEENGOED B.V.,
gevestigd te Maasdijk,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. M.P.P.M. Weerts,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM, dienst Stedenbouw & Volkshuisvesting,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. V. Wiegman,
in welk geschil als gevoegde partij optreedt:
de naamloze vennootschap SNS BANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
advocaat mr. B.J.K. Jongtien.
Partijen blijven hierna aangeduid als Steengoed, de Gemeente en SNS.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 juni 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 4 oktober 2011
- de brief van mr. Jongtien van 18 oktober 2011
- de brief van mr. Wiegman van 11 november 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast.
2.1. Bij besluit van 28 januari 2000 zijn [pers[persoon 1] en [pers[persoon 2] als (toenmalige) eigenaren van de woning gelegen aan de [adres 1] te Rotterdam (hierna: de woning) aangeschreven binnen een in het besluit genoemde termijn bepaalde – in een aan het besluit gehechte voorzieningenlijst genoemde – werkzaamheden aan de woning te verrichten. Daarbij is medegedeeld dat
“[i]ndien u niet, of onvoldoende binnen de hierboven genoemde termijn aan dit besluit gevolg geeft, de in de voorzieningenlijst genoemde werkzaamheden (…) van gemeentewege [zullen] worden uitgevoerd. De daaraan verbonden kosten zullen, vermeerderd met 15% beheerskosten, op u of uw rechtsopvolger(s) worden verhaald.”
2.2. [persoon 1] en [persoon 2] hebben tegen voornoemd besluit geen bezwaar gemaakt.
2.3. Omdat de genoemde werkzaamheden niet binnen de gestelde termijn waren verricht, heeft de Gemeente bouw- en aannem[bedrijf 1]f 1]. opdracht gegeven de werkzaamheden te verrichten. [bedrijf 2] traden op als directievoerder. De werkzaamheden zijn uitgevoerd medio 2003. Op 16 juli 2003 is namens de Gemeente de staat van het pand opgenomen. Het proces-verbaal van oplevering van die datum, opgemaakt tussen de Gemeente als opdrachtgever, [bedrijf 2] als directie en [bedrijf 1] als aannemer, vermeldt (onder meer):
“Heden werd (…) opgeleverd:
[adres 1] te Rotterdam volgens opdracht en aanvullende overeenkomsten.
Conform het bepaalde in de UAV 1989 zal het in de bijlage genoemde herstel van kleine gebreken nog worden verricht (…) voor 30 juli 2003.
Partijen verklaren hiermee dat het onderdeel van het werk als opgeleverd wordt beschouwd. (…)”
In de “staat van opneming” d.d. 16 juli 2003 is een aantal werkzaamheden opgenomen die nog uitgevoerd moeten worden.
2.4. Op 12 februari 2004 is het pand opgenomen door [bedrijf 2] en de toenmalige eigenaar van het pand. Daarbij is geconstateerd dat de werkzaamheden die nog stonden vermeld op de “staat van opneming” zijn uitgevoerd.
2.5. Op 9 maart 2004 is de onder 2.1 bedoelde aanschrijving (ex artikel 28 lid 3 van de Woningwet (oud)) ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 3:17 BW e.v.
2.6. Op 24 maart 2005 zijn [persoon 1] en [persoon 2] aangeschreven de aan de uitgevoerde werkzaamheden verbonden kosten te voldoen, te weten (voor zowel [persoon 1] als [persoon 2]):
“Kosten volgens kopierekening(en) 48.994,25
Kosten volgens kopierekening(en) 330,00
Beheerskosten 15% 7.398,64
19% BTW 10.777,35
Totaal te voldoen 67.500,24 (…)”
[persoon 1] en [persoon 2] hebben deze kosten niet voldaan.
2.7. Omdat [persoon 1] en [persoon 2] hun verplichtingen jegens SNS – als hypotheekverstrekkende bank – niet nakwamen, is de woning in 2005 openbaar verkocht. De woning is in eerste instantie gekocht door SNS en vervolgens doorverkocht aan een derde. Daarbij heeft SNS deze derde gevrijwaard voor aansprakelijkheid voortvloeiend uit voornoemde aanschrijving. Vervolgens is de woning een aantal malen doorverkocht, laatstelijk (in december 2006) aan Steengoed. In de opvolgende koopovereenkomsten is door de verkoper aan de koper steeds een vrijwaring gegeven voor aansprakelijkheid voortvloeiende uit de aanschrijving.
2.8. Per brief van 18 oktober 2007 aan Steengoed heeft de Gemeente aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 155.115,55. Op 30 oktober 2007 heeft de Gemeente aan Steengoed een dwangbevel uitgevaardigd. De Gemeente maakt daarbij aanspraak op betaling van het bedrag van de bestuursdwang ad € 135.000,48, vermeerderd met de invorderingskosten van 15% van dit bedrag en met rente vanaf 23 april 2005. Het dwangbevel is aan Steengoed betekend op 28 juli 2010.
3. Het geschil
3.1. Steengoed vordert – samengevat – dat de rechtbank het dwangbevel van 30 oktober 2007 buiten effect zal stellen, met veroordeling van de Gemeente in de gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 500,00 en in de kosten van het geding. Door Steenwijk en door SNS – als gevoegde partij aan de zijde van Steengoed – is in dit verband het volgende naar voren gebracht.
3.2. De woning is aan Steengoed overgedragen nadat de door de Gemeente gepretendeerde vordering is ontstaan, zodat de Gemeente geen vordering kan hebben op Steengoed.
3.3. De verkoper heeft Steengoed gevrijwaard. Nu de afgegeven vrijwaringen uiteindelijk terugvoeren op de door SNS afgegeven vrijwaring, had de Gemeente SNS moeten aanspreken.
3.4. Het is niet redelijk en billijk dat Steengoed de vordering moet betalen althans de Gemeente heeft haar rechten verwerkt. De Gemeente heeft gedraald nu zij Steengoed voor het laatst op 24 maart 2005 heeft verzocht de gepretendeerde vordering te voldoen.
3.5. Er is geen bedrag verschuldigd, omdat de Gemeente nooit deugdelijk heeft onderbouwd welke kosten zijn gemaakt en waarom, en of die kosten redelijk waren.
3.6. De bij dwangbevel gevorderde kosten voor de uitgevoerde werkzaamheden zijn te hoog. De in opdracht van de Gemeente uitgevoerde werkzaamheden zijn niet volledig volgens de voorzieningenlijst uitgevoerd en er zijn aanzienlijk meer werkzaamheden uitgevoerd dan op de voorzieningenlijst vermeld stonden. Daarnaast staan de kosten voor de werkzaamheden niet in verhouding tot de geleverde prestatie en is de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden in zijn algemeenheid onder de maat.
3.7. De bij het dwangbevel gevorderde invorderingskosten, beheerskosten en rente zijn niet, althans niet volledig verschuldigd.
3.8. Het verweer van de Gemeente strekt tot ongegrondverklaring van het verzet, met veroordeling van Steengoed in de proceskosten. Op de stellingen van de Gemeente wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Vooropgesteld zij dat met ingang van 1 juli 2009 de Vierde tranche van de Awb in werking is getreden. In artikel IV lid 1 van de Wet van 25 juni 2009, Stb. 2009, 264 (Vierde tranche van de Awb) is bepaald:
“Indien een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft het recht zoals dat gold vóór dat tijdstip van toepassing.”
De onderhavige overtreding vond plaats vóór 1 juli 2009, zodat de onderhavige zaak moet worden beoordeeld aan de hand van de voor 1 juli 2009 geldende tekst van de Awb. Hieruit volgt dat het verzet tijdig en op de juiste wijze is ingesteld, zodat Steengoed in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2. Het onderhavige geschil betreft een verzet tegen een dwangbevel wegens invordering van kosten van bestuursdwang. Niet in geschil is dat de bestuursdwangaanzegging onherroepelijk is zodat, gelet op het beginsel van de formele rechtskracht, in deze procedure moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid van de bestuursdwangaanzegging, zowel voor wat betreft de inhoud als de wijze van totstandkoming daarvan. Van de onherroepelijke bestuursdwangaanzegging maakt deel uit de aan dat besluit gehechte voorzieningenlijst. In deze procedure is derhalve uitgangspunt dat de werkzaamheden zoals vermeld op de voorzieningenlijst moesten worden uitgevoerd.
4.3. De rechtbank zal als eerste beoordelen het betoog van Steengoed dat zij niet aansprakelijk kan zijn voor de kosten van de bestuursdwang omdat zij de woning pas in eigendom heeft verkregen na de aanschrijving, althans dat de Gemeente niet Steengoed, maar SNS had moeten aanspreken in verband met de door SNS afgegeven vrijwaring. Dit betoog faalt. Krachtens artikel 5:25 van de Awb (oud) is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd. Krachtens artikel 25 lid 4 van de Woningwet (oud) wordt voor de toepassing van artikel 5:25 van de Awb (oud) onder ‘overtreder’ mede begrepen de rechtsopvolger van degene tot wie een aanschrijving is gericht. Nu Steengoed de voorheen aan [persoon 1] en [persoon 2] in eigendom toebehorende woning in eigendom heeft verkregen stond het de Gemeente vrij Steengoed aan te spreken. Er is onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de Gemeente daarmee misbruik zou maken van haar bevoegdheid. Dat SNS een vrijwaring heeft afgegeven is daartoe onvoldoende. Voor zover SNS op grond van een door haar gegeven vrijwaring eventuele kosten voor Steengoed in verband met de bestuursdwangaanzegging voor haar rekening zou moeten nemen, is dat een omstandigheid die zich afspeelt in de contractuele relatie tussen SNS en (via een aantal tussenschakels) Steengoed. De Gemeente staat daarbuiten.
4.4. Evenmin gaat op het betoog van Steengoed dat de Gemeente haar rechten heeft verwerkt door lang stil te zitten. De Gemeente heeft tussen 2006 en 2007 jegens Steengoed aanspraak gemaakt op betaling. Dat zij vervolgens (weliswaar reeds in oktober 2007 een dwangbevel heeft uitgevaardigd, doch) eerst in september 2010 een dwangbevel heeft betekend aan Steengoed verdient wellicht niet de schoonheidsprijs, maar brengt niet mee dat de Gemeente thans geen aanspraak (meer) zou kunnen maken op betaling door Steengoed.
4.5. Op grond van de door de Gemeente ter comparitie gepresenteerde berekening bedragen de kosten gemoeid met de uitgevoerde werkzaamheden € 98.648,50 exclusief BTW. SNS heeft evenwel (primair) betoogd dat geen bedrag is verschuldigd, omdat de Gemeente nooit een deugdelijke onderbouwing heeft gegeven van de kosten verbonden aan de toegepaste bestuursdwang. Dit betoog wordt verworpen.
4.6. De Gemeente heeft bij de brief waarin zij – jegens [persoon 1] en [persoon 2] – aanspraak maakt op betaling van de kosten van de bestuursdwang een lijst gevoegd met de uitgevoerde werkzaamheden en de facturen van de aannemer. Aldus heeft zij de hoogte van de aan de toegepaste bestuursdwang verbonden kosten onderbouwd. Artikel 5:25 (oud) Awb neemt tot uitgangspunt dat de overtreder die kosten is verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoren te komen. Daarmee is niet te verenigen het standpunt van SNS dat het aan de Gemeente zou zijn om bij de invordering van die kosten uiteen te zetten dat en waarom de gemaakte kosten redelijk zijn en – in het verlengde daarvan – dat de Gemeente haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd.
4.7. Anders dan SNS veronderstelt, kan niet in algemene zin worden gezegd dat er een plicht is voor het bestuursorgaan om meerdere offertes aan te vragen als het bestuursorgaan de te verrichten werkzaamheden niet zelf uitvoert. Er zijn hier ook geen bijzondere omstandigheden gesteld of gebleken die mee zouden brengen dat de Gemeente in dit geval (wel) meerdere offertes had moeten aanvragen. De enkele suggestie dat in de hier relevante periode de Gemeente geen toezicht hield op de werkzaamheden die werden uitgevoerd, zodat de aannemer meer werkzaamheden kon uitvoeren dan noodzakelijk was en daarvoor onredelijk hoge kosten in rekening kon brengen is daartoe onvoldoende. De rechtbank betrekt hierbij de – door de Gemeente naar voren gebrachte – omstandigheid dat volgens het hierna te bespreken rapport van Keurhuis Nederland de gehanteerde tarieven marktconform zijn.
4.8. Alvorens het (subsidiaire) betoog van SNS, dat – kort gezegd – de kosten voor de uitgevoerde werkzaamheden niet (volledig) voor vergoeding in aanmerking komen, te beoordelen, zij het volgende vooropgezet.
4.9. Krachtens artikel 5:25 (oud) Awb zijn de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang door de overtreder – waaronder in dit geval (zie onder 4.3) ook Steengoed wordt begrepen – verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel voor zijn rekening behoren te komen. Bij de beoordeling van de vraag of de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel voor rekening van de overtreder moeten komen is van belang dat het hier gaat om handhaving van voorschriften van publiekrechtelijke aard. Bij de uitoefening van deze handhavingstaak komt het bestuursorgaan beleidsvrijheid toe. De rechter kan de vraag of de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel voor rekening van de overtreder behoren te komen dan ook slechts marginaal toetsen. Voorts moet worden aangenomen dat het, gelet op het bepaalde in artikel 5:25 van de Awb (oud) aan de overtreder is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de kosten redelijkerwijs niet (geheel) voor zijn rekening behoren te komen.
4.10. SNS verwijst ter onderbouwing van haar betoog naar een rapport dat is opgesteld door Keurhuis Nederland, naar aanleiding van een bouwkundige keuring van de woning op 27 maart 2006. Volgens SNS is dit rapport opgesteld in overleg met de Gemeente. Daarbij heeft zij erop gewezen dat de Gemeente aanwezig was bij de keuring en geen reactie heeft gegeven nadat SNS haar het rapport heeft toegestuurd. De Gemeente heeft betwist dat het rapport in overleg is opgesteld. De rechtbank is van oordeel dat voornoemd rapport niet kan worden aangemerkt als een tussen partijen opgemaakt rapport. Het enkele feit dat de Gemeente – op uitnodiging van SNS – aanwezig was bij de opname en vervolgens niet heeft gereageerd op de toezending van het rapport is daartoe onvoldoende. Niet is gebleken dat de Gemeente en SNS gezamenlijk een rapporteur hebben benoemd ter vaststelling van de vragen die in deze procedure aan de orde zijn. De rechtbank neemt hierbij voorts in aanmerking de – door SNS niet betwiste – stelling van de Gemeente dat de personen die zijdens de Gemeente aanwezig waren bij de keuring voortijdig zijn weggegaan omdat zij van mening waren dat de rapporteur vooringenomen te werk ging en niet op hun opmerkingen reageerde. Reeds hieruit vloeit voort dat SNS er niet op mocht vertrouwen dat de Gemeente de in het rapport neergelegde uitkomsten van de keuring zou onderschrijven. Wat dit rapport betreft zij voorts overwogen dat tussen de oplevering van het pand aan de Gemeente (eind 2003 en begin 2004) en de opname van het pand door Keurhuis Nederland drie jaar zijn verstreken. Zoals ter comparitie ook naar voren is gebracht, valt niet uit te sluiten dat in de tussenliggende periode (in opdracht van derden) (sloop-)werkzaamheden hebben plaatsgevonden, die invloed hebben gehad op de feitelijke staat van de woning. Zoals de Gemeente terecht naar voren heeft gebracht, is met die mogelijkheid in het rapport geen rekening gehouden.
4.11. Tegen deze achtergrond zal de rechtbank het betoog van SNS beoordelen.
meer werkzaamheden dan noodzakelijk
4.12. SNS heeft in de eerste plaats – onder verwijzing naar het rapport van Keurhuis Nederland – betoogd dat meer werkzaamheden zijn uitgevoerd dan op grond van de aanschrijving noodzakelijk was. Ter comparitie heeft zij deze werkzaamheden geconcretiseerd. Het gaat volgens SNS om werkzaamheden, genoemd in de Werkzaamhedenlijst onder 01, 02, 05, 16, 17, 41, 51, 62 en 90. Volgens SNS stonden voornoemde werkzaamheden niet op de voorzieningenlijst en moet (dus) worden aangenomen dat deze kosten niet aan de overtreder in rekening kunnen worden gebracht.
4.13. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van kosten die redelijkerwijs niet of niet geheel voor rekening van de overtreder behoren te komen. SNS ziet met haar betoog over het hoofd dat in het aanschrijvingsbesluit slechts staat vermeld welke punten in de woning herstel behoeven. Voor zover de overtreder deze werkzaamheden niet uitvoert, doch (een derde dat in opdracht van) de Gemeente dat doet, is onvermijdbaar dat (ook) kosten worden gemaakt in het kader van (bijvoorbeeld) de voorbereiding van de werkzaamheden. Zoals de Gemeente terecht naar voren heeft gebracht, bevat de bij het bestuursdwangbesluit gevoegde voorzieningenlijst voorts slechts een korte weergave van punten in de woning die herstel behoeven. Onvermijdelijk is dan dat (pas) bij het daadwerkelijk uitvoeren van de werkzaamheden blijkt welke werkzaamheden concreet moeten worden verricht. De Gemeente heeft daarbij, gelet op hetgeen onder 4.9 is overwogen, ook een zekere beleidsvrijheid. Slechts in het geval werkzaamheden worden uitgevoerd die niets van doen hebben met hetgeen in de voorzieningenlijst is vermeld, is sprake van kosten die redelijkerwijs niet of niet geheel voor rekening van de overtreder behoren te komen. Dat is echter gesteld noch gebleken.
noodzakelijke werkzaamheden niet uitgevoerd
4.14. Volgens SNS zijn voorts bepaalde werkzaamheden niet uitgevoerd die op grond van de aanschrijving wel hadden moeten worden uitgevoerd. Nog afgezien van het feit dat SNS deze stelling niet nader (aan de hand van feitelijke gegevens) heeft onderbouwd, heeft SNS onvoldoende gesteld om aan te nemen dat dit ertoe zou moeten leiden dat geen althans een lager bedrag verschuldigd is. Voor zover bepaalde werkzaamheden niet zijn uitgevoerd heeft dat immers niet tot kosten geleid die worden doorberekend aan de overtreder. Aan deze stelling van SNS zal dan ook voorbij worden gegaan.
werkzaamheden niet deugdelijk uitgevoerd
4.15. SNS heeft in dit kader ten slotte – onder verwijzing naar het rapport van Keurhuis Nederland – betoogd dat niet alle werkzaamheden deugdelijk zijn uitgevoerd, en dat de kosten die voor de uitgevoerde werkzaamheden in rekening zijn gebracht te hoog zijn in verhouding tot de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden. Ter comparitie heeft SNS in dit verband verwezen naar de volgende werkzaamheden: schilderwerk, gevel, dakpannen en gashaarden.
- schilderwerk
4.16. In het rapport van Keurhuis Nederland wordt ten aanzien van het schilderwerk opgemerkt dat dit kwalitatief niet correct is uitgevoerd, omdat de voorbehandeling niet correct is uitgevoerd. Zijdens de Gemeente is betoogd dat het schilderwerk ten tijde van de oplevering in het algemeen in goede staat verkeerde, doch de Gemeente erkent in een reactie op het rapport dat ten aanzien van het staalwerk onder de erker en het boeiboord door de aannemer fouten zijn gemaakt.
4.17. Voor zover door de aannemer evident ondeugdelijk werk is geleverd behoren de met die werkzaamheden gemoeide kosten redelijkerwijs niet voor rekening van de overtreder te komen. In dat geval immers had de Gemeente het werk niet als opgeleverd mogen beschouwen. Dat brengt mee dat wat het staalwerk onder de erker en het boeiboord betreft Steengoed de betreffende kosten niet hoeft te betalen. Ten aanzien van de overige kosten is het, gelet op de gemotiveerde betwisting van de Gemeente, aan Steengoed en/of SNS te bewijzen dat – kort gezegd – ook ten aanzien van het overige schilderwerk ondeugdelijk werk is geleverd. Ter comparitie is in dat kader zijdens SNS naar voren gebracht dat dit bewijs zou kunnen worden geleverd door het benoemen van een deskundige, doch dat dit heel lastig zal zijn omdat het inmiddels negen jaar is geleden dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en het pand sinds die tijd leeg heeft gestaan. SNS zal in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de vraag of en zo ja op welke wijze zij bewijs wil leveren van haar stelling dat de aannemer destijds (in 2003) ondeugdelijk schilderwerk heeft afgeleverd. Voor zover SNS dit bewijs niet levert, zal de rechtbank het voor het schilderwerk in rekening te brengen bedrag (€ 1.745,24 exclusief BTW), mede in aanmerking genomen het bedrag dat volgens Keurhuis Nederland met het herstel van de schilderwerkzaamheden aan de houten delen zou zijn gemoeid (€ 418,00) in redelijkheid vaststellen op € 1.000,00 (exclusief BTW).
- gevel
4.18. Ten aanzien van de gevel stelt Keurhuis Nederland dat het werk niet duurzaam is uitgevoerd en dat geen constructief herstel heeft plaatsgevonden. De Gemeente heeft dat betwist. Ook op dit punt is het, gelet op de gemotiveerde betwisting van de Gemeente, aan SNS te bewijzen dat de aannemer destijds (in 2003) ondeugdelijk werk heeft geleverd. SNS zal zich in de onder 4.17 bedoelde akte kunnen uitlaten over de vraag of en zo ja op welke wijze zij dit bewijs wil leveren.
- dakpannen
4.19. Wat de dakpannen betreft wordt in voornoemd rapport gesteld dat de onderste rij pannen niet is verankerd, en dat op de dakkapel en in het voorste draagvlak een enkele gebroken pan is te zien. De Gemeente heeft betwist dat de dakpannen bij de oplevering niet in goede staat zouden hebben verkeerd. Zij vermoedt dat de pannen zijn beschadigd door werkzaamheden aan het naastgelegen pand of door de wind. Ook op dit punt is het, gelet op de gemotiveerde betwisting van de Gemeente, aan SNS om te bewijzen dat de aannemer destijds (in 2003) ondeugdelijk werk heeft geleverd. SNS zal zich in de onder 4.17 bedoelde akte kunnen uitlaten over de vraag of en zo ja op welke wijze zij dit bewijs wil leveren.
- gashaarden
4.20. Door SNS is onvoldoende gesteld dat en waarom werkzaamheden aan de gashaarden niet deugdelijk zijn uitgevoerd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is dat niet af te leiden uit het rapport van Keurhuis Nederland. Aan de blote stelling van SNS ter comparitie dat het werk aan de gashaarden niet deugdelijk is uitgevoerd zal dan ook voorbij worden gegaan.
4.21. De Gemeente heeft in het dwangbevel voorts aanspraak gemaakt op vergoeding van beheers- en invorderingskosten. SNS heeft betwist dat deze zijn verschuldigd.
4.22. De rechtbank is van oordeel dat het in rekening brengen van beheerskosten geoorloofd is. Het door de Gemeente gehanteerde standaardpercentage van 15% is in dit geval redelijk. Het percentage moet worden berekend over de bestuursdwangkosten die aan de overtreder in rekening kunnen worden gebracht. De hoogte van dit bedrag is afhankelijk van de eventuele bewijslevering door SNS als bedoeld hierboven onder 4.17-4.19. In afwachting van deze (eventuele) bewijslevering zal de beslissing hierover worden aangehouden. Datzelfde geldt ten aanzien van de verschuldigdheid en hoogte van de invorderingskosten.
4.23. Volgens de Gemeente is Steengoed rente verschuldigd vanaf 23 april 2005, zijnde de vervaldatum van de aan [persoon 1] en [persoon 2] verstuurde facturen. De Gemeente kan hierin niet worden gevolgd. Steengoed is op grond van de wet verplicht de kosten verbonden aan de bestuursdwang te voldoen (artikel 5:25 Awb (oud) in combinatie met artikel 26 lid 4 van de Woningwet (oud)). Wettelijke rente als zodanig behoort niet tot deze kosten. Wettelijke rente is schadevergoeding die is verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom. Voor zover de overtreder in verzuim is met de voldoening van de verschuldigde kosten, is de overtreder daarover wettelijke rente verschuldigd. In een geval als het onderhavige, waarin Steengoed naast [persoon 1] en [persoon 2] moet worden aangemerkt als overtreder, zal per overtreder beoordeeld moeten worden of deze wettelijke rente is verschuldigd, en derhalve of en zo ja met ingang van welke datum deze overtreder in verzuim is.
4.24. Per brief van 18 oktober 2007 heeft de Gemeente aanspraak gemaakt op betaling door Steengoed van de bestuursdwangkosten en is Steengoed een termijn van dertig dagen gegeven deze kosten te betalen. Dat brengt mee dat Steengoed vanaf 18 november 2007 in verzuim is en derhalve vanaf die dag de wettelijke rente over de bestuursdwangkosten is verschuldigd.
4.25. Steengoed en SNS hebben betoogd dat de vertraging in de voldoening van de bestuursdwangkosten is te wijten aan de Gemeente en dat (op grond van het bepaalde in artikel 6:101 BW) geen wettelijke rente is verschuldigd. Dit betoog wordt verworpen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de Gemeente terecht aanspraak maakt op betaling van deze kosten. Dat de Gemeente drie jaar heeft gewacht met het betekenen van het dwangbevel maakt niet dat geen wettelijke rente zou zijn verschuldigd. De verbintenis tot betaling van deze kosten ontstaat immers niet eerst door het betekenen van het dwangbevel. Niets stond eraan in de weg dat Steengoed deze kosten vrijwillig aan de Gemeente zou betalen.
4.26. Het voorgaande brengt mee dat het dwangbevel buiten effect zal worden gesteld voor zover daarin aanspraak wordt gemaakt op wettelijke rente over de bestuursdwangkosten vóór 18 november 2007.
4.27. In afwachting van de akte zijdens SNS en de antwoordakte zijdens de Gemeente zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verwijst de zaak naar de rol van 14 december 2011 voor een akte aan de zijde van (eerst) SNS, waarin zij zich kan uitlaten als bedoeld onder 4.17, 4.18 en 4.19,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt-Molier en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2011.(
2148/1729