ECLI:NL:RBROT:2011:BU9122

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
391476 / HA RK 11-315
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard in strafzaak tegen verzoeker

In deze zaak heeft de meervoudige kamer voor wrakingszaken op 21 december 2011 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker R.J. van Nierop. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechter-commissaris die belast was met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker. De wraking werd ingediend op 28 november 2011, maar het gerechtelijk vooronderzoek was inmiddels beëindigd door een kennisgeving van de officier van justitie op 12 december 2011. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter-commissaris niet langer als behandelend rechter kon worden aangemerkt, omdat het gerechtelijk vooronderzoek was afgesloten. Dit betekende dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk werd verklaard, ongeacht het feit dat het verzoek vóór de beëindiging van het onderzoek was ingediend.

De zaak begon met een gerechtelijk vooronderzoek dat op 17 mei 2011 was ingesteld. Tijdens dit onderzoek zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de getuige [naam getuige]. De rechter-commissaris had op 19 oktober 2011 een brief gestuurd naar de hoofdofficier van justitie, waarin hij integriteitsrisico's aankaartte met betrekking tot de getuige. De advocaat van verzoeker voerde aan dat er een gerechtvaardigde vrees bestond voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris, wat leidde tot het wrakingsverzoek. De rechter-commissaris ontkende echter de grondslag van het verzoek en stelde dat er geen omstandigheden waren die tot wraking konden leiden.

De wrakingskamer heeft de argumenten van de advocaat van verzoeker en de rechter-commissaris zorgvuldig afgewogen. Uiteindelijk werd geconcludeerd dat de rechter-commissaris niet meer betrokken was bij de zaak, waardoor het verzoek tot wraking niet ontvankelijk was. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de advocaat van verzoeker en de officier van justitie, waarbij de rechter-commissaris niet aanwezig was. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters van de wrakingskamer.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE,
zitting houdende te Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 21 december 2011
Zaaknummer: 391476
Rekestnummer: HA RK 11-315
Parketnummer: 10/730058-11
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam],
verzoeker,
advocaat: mr. R.A.J. Verploegh, advocaat te 's-Gravenhage.
strekkende tot wraking van [naam RC], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (hierna: de rechter-commissaris).
1. Het procesverloop en de processtukken
Op vordering van de officier van justitie heeft de rechter-commissaris op 17 mei 2011 een gerechtelijk vooronderzoek ingesteld tegen verzoeker onder bovenvermeld parketnummer. In dit gerechtelijk vooronderzoek heeft de rechter-commissaris een aantal getuigen gehoord.
Op 22 september 2011 is de getuige [naam getuige] door een ambtgenoot van de rechter-commissaris gehoord.
Bij brief van 19 oktober 2011 heeft de rechter-commissaris de hoofdofficier van justitie te 's-Gravenhage gewezen op de zijns inziens bestaande integriteitrisico's die voortvloeien uit de omstandigheid dat de getuige [naam getuige] medewerkster van zijn parket is, zulks gelet op - kort weergegeven - de wijze waarop zij de waarheidsvinding in deze zaak naar zijn oordeel heeft gefrustreerd.
Bij faxbericht van 28 november 2011 heeft de advocaat van verzoeker de rechter-commissaris gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van - voor zover voor de beoordeling van het verzoek van belang - het dossier van genoemde strafzaak, waarin zich thans ook een kennisgeving dagvaarding d.d. 12 december 2011 van de officier van justitie aan de rechter-commissaris bevindt, en op bovenvermelde brief van 19 oktober 2011.
Verzoeker, de advocaat van verzoeker, de rechter-commissaris alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 12 december 2011.
Ter zitting in raadkamer van 20 december 2011, alwaar de gedane wraking is behandeld, is verschenen: de advocaat van verzoeker, mr. R.A.J. Verploegh, alsmede de officier van justitie mr. H.E. Rebel. De advocaat heeft ter zitting meegedeeld dat verzoeker afziet van zijn recht de zitting bij te wonen en dat het verzoek buiten aanwezigheid van verzoeker kan worden behandeld. De rechter-commissaris is - met opgave van redenen - niet verschenen.
De advocaat heeft aan de hand van een pleitnota zijn standpunt nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft de advocaat van verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven -:
Bij verzoeker is de naar objectieve maatstaven gerechtvaardigde vrees ontstaan dat de rechter-commissaris jegens hem bij de behandeling van het gerechtelijk vooronderzoek een vooringenomenheid koestert, die hem het recht ontneemt op behandeling door een onpartijdige rechter.
Deze vrees is ontstaan door de volgende omstandigheden, in samenhang bezien:
- het uitvaardigen van een bevel medebrenging voor zijn partner, [naam getuige], om als getuige te verschijnen, terwijl zij zich ziek had gemeld en terwijl zij nog niet eerder op een dagvaarding als getuige niet was verschenen;
- het sturen van de hiervoor bedoelde brief aan de hoofdofficier van justitie te 's-Gravenhage, met mededelingen omtrent de getuige [naam getuige], vooral omdat dit op eigen initiatief is geweest;
- de inhoud van deze brief.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
De rechter-commissaris heeft gewezen op het feit dat hij sinds enige tijd geen onderzoeks-handelingen meer verricht in het gerechtelijk vooronderzoek tegen verzoeker en dat dat onderzoek zijns inziens is afgerond. De officier van justitie heeft de rechter-commissaris per e-mail van 18 november 2011 bericht dat verzoeker zal worden gedagvaard ter terechtzitting waardoor het gerechtelijk vooronderzoek wordt gesloten.
De rechter-commissaris bestrijdt voorts deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat er geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
2.3.
De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek, aangezien de rechter-commissaris per e-mail van 18 november 2011 is bericht dat verzoeker zal worden gedagvaard ter terechtzitting waardoor het gerechtelijk vooronderzoek is gesloten. Subsidiair heeft de officier van justitie geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek, aangezien er geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De ontvankelijkheid van het verzoek
3.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: WvSv) kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2
De rechter-commissaris is als behandelend rechter opgetreden in het gerechtelijk vooronderzoek onder bovenvermeld parketnummer.
3.3
Dit gerechtelijk vooronderzoek is ingevolge het bepaalde in artikel 258, tweede lid, WvSv geëindigd door de kennisgeving van de officier van justitie van 12 december 2011 aan de rechter-commissaris dat zij de verdachte heeft gedagvaard ter terechtzitting. De rechter-commissaris kan als gevolg daarvan thans niet meer worden aangemerkt als de rechter die de zaak (het gerechtelijk vooronderzoek) tegen verzoeker behandelt.
3.4
Hetgeen hiervoor is overwogen wordt niet anders door het feit dat het wrakingsverzoek voor de datum van beëindiging van het gerechtelijk vooronderzoek is ingediend.
3.5
Op grond van het vorenstaande is verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek.
3.6
Bij deze stand van zaken acht de wrakingskamer zich in staat thans bij vervroeging uitspraak te doen.
4. De beslissing
verklaart R.J. van Nierop niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris, [naam RC].
Deze beslissing is gegeven op 21 december 2011 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
mr. O.E.M. Leinarts en mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. A. Schut, griffier.