ECLI:NL:RBROT:2011:BU6827

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1247071
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing en matiging van een concurrentiebeding in kort geding

In deze zaak heeft een werknemer, aangeduid als [eiseres], een kort geding aangespannen tegen haar werkgever, aangeduid als [gedaagde], met het verzoek om schorsing of matiging van een concurrentiebeding dat in haar arbeidsovereenkomst is opgenomen. De werknemer had een dienstverband bij de werkgever dat op 1 juni 2010 begon en op 1 december 2010 werd omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomst was een concurrentiebeding opgenomen dat de werknemer verbood om gedurende 12 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten voor een concurrerend bedrijf binnen een straal van 50 km van de vestigingsplaats van de werkgever.

De werknemer heeft een nieuwe functie aangeboden gekregen bij Michael Page International (Nederland) B.V., een concurrent van de werkgever, en heeft in april 2011 overleg gevoerd met de directeur van de werkgever over haar voornemen om daar in dienst te treden. De werkgever heeft echter geen toestemming gegeven voor de matiging van het concurrentiebeding. De werknemer heeft aangevoerd dat het concurrentiebeding haar belemmert in het aanvaarden van de nieuwe functie en dat het beding onredelijk bezwarend is, gezien de korte duur van haar dienstverband en de omstandigheden waaronder zij in dienst is getreden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het concurrentiebeding rechtsgeldig is overeengekomen, maar heeft ook vastgesteld dat de duur van het beding in dit geval onredelijk lang is, gezien de korte duur van het dienstverband van de werknemer. De kantonrechter heeft daarom besloten om het concurrentiebeding te matigen tot een duur van zes maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De vordering tot schorsing van het concurrentiebeding is afgewezen, omdat de kantonrechter van mening was dat de werknemer niet voldoende had aangetoond dat het beding haar onbillijk zou benadelen in verhouding tot de belangen van de werkgever. De vordering tot matiging van het relatiebeding is eveneens afgewezen, omdat de werknemer geen spoedeisend belang had aangetoond.

De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door de kantonrechter L.J. van Die en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Locatie Rotterdam
vonnis in kort geding
in de zaak van
[e[eiseres],
woonplaats: [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. H.J. Bronsgeest, advocaat te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
verweerster,
gemachtigde: mr. G.A. Diebels, advocaat te Tilburg.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk “[eiseres]” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop van het proces
1.1 Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
• het exploot van dagvaarding van 17 juni 2011, met bijlagen;
• de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door [gedaagde] in het geding gebrachte stukken;
• de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotitie aan de zijde van [eiseres] respectievelijk [gedaagde].
1.2 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 juni 2011, in aanwezigheid van [eiseres] bijgestaan door de gemachtigde mr. Bronsgeest en namens [gedaagde] dhr. [A] en mw. [B] bijgestaan door de gemachtigde mr. Diebels.
1.3 De uitspraak is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Tussen partijen staan de volgende feiten in rechte vast:
2.1 [eiseres] is op 1 juni 2010 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij [gedaagde] te [woonplaats] in de functie van Consultant. Het dienstverband is per 1 december 2010 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [eiseres] verdient bij [gedaagde] € 2.950,00 bruto, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.2 In de arbeidsovereenkomst tussen partijen is in artikel 6 een concurrentiebeding opgenomen. Dit beding luidt als volgt:
“Het is de werknemer, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever, verboden gedurende 12 maanden nadat deze overeenkomst om welke reden dan ook is beëindigd, binnen een straal van 50 km met als middelpunt de vestigingsplaats van [gedaagde] van waaruit de werknemer werkzaamheden voor [gedaagde] verricht of heeft verricht, op enigerlei wijze een zaak, welk gelijk, gelijksoortig of aanverwant is aan het bedrijf van de werkgever en/of de aan haar gelieerde ondernemingen, danwel dezelfde of een gedeelte van de activiteiten van het bedrijf van de werkgever en/of de aan haar gelieerde ondernemingen ontplooit, te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven (..), die gelijk zijn aan de werkzaamheden die de werknemer heeft verricht bij de werkgever.”
2.3 In artikel 7 van de arbeidsovereenkomst is een relatiebeding opgenomen. Dit beding luidt als volgt:
“Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever verboden om, nadat het dienstverband om welke reden dan ook is beëindigd, gedurende 24 maanden, in welke hoedanigheid dan ook, hetzij direct, hetzij indirect, al dan niet voor eigen rekening, opdrachten te aanvaarden van c.q. werkzaamheden te verrichten voor ondernemingen en relaties, die ten tijde van de beëindiging van het dienstverband tot de directe relaties of afnemers van werkgever of diens rechtsopvolger en/of daaraan gelieerde ondernemingen konden worden gerekend. (..)”
2.4 [eiseres] wenst thans in dienst te treden bij Michael Page International (Nederland) B.V. (hierna: “Michael Page”) in de functie van Consultant Finance Interim.
2.5 In april 2011 heeft [eiseres] overleg gevoerd met de heer [A] (directeur van [gedaagde]) over haar voornemen om in dienst te treden bij Michael Page te [woonplaats] en de strekking van het concurrentie- en relatiebeding. Voorts heeft de gemachtigde van [eiseres] getracht het overleg over het concurrentie- en relatiebeding te openen. [gedaagde] is niet bereid tot matiging van de voornoemde bedingen.
2.6 [eiseres] is vanaf 7 juni 2011 vrijgesteld van werk, met behoud van loon. [gedaagde] heeft [eiseres] de toegang tot haar zakelijke email alsook de systemen van [gedaagde] met ingang van 7 juni 2010 ontzegd.
3. De stellingen van partijen
3.1 [eiseres] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
? te bepalen dat het tussen [eiseres] en [gedaagde] bij de arbeidsovereenkomst overeengekomen concurrentiebeding in het geheel zal zijn geschorst;
? te bepalen dat het concurrentbeding gedeeltelijk wordt geschorst dan wel gematigd zodanig dat de duur wordt gesteld op drie maanden, en het beding alleen betrekking heeft op de activiteiten van [eiseres] als consultant Finance voor permanente posities en voor uitzendkrachten, zodat het concurrentbeding niet in de weg staat aan de indiensttreding van [eiseres] bij Michael Page Rotterdam in de positie van Consultant Finance Interim;
subsidiair
? te bepalen dat het relatiebeding gedeeltelijk wordt geschorst dan wel gematigd zodanig dat de duur wordt gesteld op drie maanden, en het beding alleen ziet op die contactpersonen met wie [eiseres] in de 12 maanden voorafgaand aan de beëindiging van haar dienstverband bij [gedaagde] zaken heeft gedaan uit naam van [gedaagde], danwel kandidaten die [eiseres] in de 12 maanden voorafgaand aan de beëindiging van haar dienstverband bij [gedaagde] heeft geïnterviewd.
Voorts vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2 [eiseres] heeft aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd. [eiseres] wenst in dienst te treden bij Michael Page – een onderneming met vergelijkbare activiteiten als die van [gedaagde] – als Consultant Finance Interim. [eiseres] wenst de overstap van [gedaagde] naar Michael Page onder meer te maken omdat [gedaagde] haar afspraken niet nakomt. De directeur van [gedaagde], de heer Fortuin, heeft [eiseres] de mondelinge toezegging gedaan dat zij binnen zes maanden Senior Consultant zou worden en dat zij een leaseauto zou krijgen. Deze toezeggingen is [gedaagde] niet nagekomen.
3.3 Ook heeft [gedaagde] [eiseres] voorgehouden dat zij een gedegen inwerktraject zou doorlopen. Hier is geen sprake van geweest. Er heeft geen training plaatsgevonden van het systeem waarmee gewerkt moest worden en de basis/sales inwerktraining kreeg [eiseres] pas na vier maanden.
3.4 Voorts wil [eiseres] bij Michael Page gaan werken omdat [gedaagde] op het gebied van Finance geen naam en positie heeft daar deze discipline bij [gedaagde] niet van de grond komt. Daarnaast zal [eiseres] bij Michael Page beduidend gunstigere arbeidsvoorwaarden genieten, te weten een salaris van € 3.200,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en een gunstigere bonusregeling.
3.5 Van belang is dat [eiseres] in haar huidige functie bij [gedaagde] geen carrière kan maken, terwijl die kansen er bij Michael Page – als marktleider op het gebied van Finance – wel zijn.
4. Het verweer
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering van [eiseres]. Hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd zal, voor zover dit relevant is voor de uitkomst van de procedure, onder de beoordeling van het geschil worden behandeld.
5. De beoordeling van de vordering
5.1 Het spoedeisend belang ligt in de aard van de vorderingen besloten.
• schorsing van het concurrentiebeding
5.2 In een kort geding procedure kan een schorsing van het concurrentiebeding alleen worden uitgesproken indien het (zeer) waarschijnlijk is te achten dat de bodemrechter, de wederzijdse belangen in aanmerking nemende, dit beding teniet zal doen.
5.3 Het staat vast dat het onderhavige concurrentiebeding in de door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst is opgenomen en dat [eiseres] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] meerderjarig was, zodat de kantonrechter er voorshands vanuit gaat dat dit beding overeenkomstig de eisen van artikel 7: 653 lid 1 BW rechtsgeldig is overeengekomen.
5.4 Gelet op de inhoud van het concurrentiebeding is het voor partijen voldoende duidelijk dat het [eiseres], door zich akkoord te verklaren met het concurrentiebeding, kort gezegd niet toegestaan is om de werkzaamheden die zij verricht bij [gedaagde], te verrichten bij een concurrent van [gedaagde]. Tussen partijen staat niet ter discussie dat Michael Page aangemerkt dient te worden als een concurrent van [gedaagde]. De vraag die met betrekking tot dit beding daarom beantwoord dient te worden is of de werkzaamheden die [eiseres] zal gaan verrichten bij Michael Page aan te merken zijn als concurrerende werkzaamheden in de zin van het concurrentiebeding. De kantonrechter is het voorshands met [gedaagde] eens dat de door [eiseres] te verrichten werkzaamheden bij Michael Page aan te merken zijn als concurrerende werkzaamheden als bedoeld in het concurrentiebeding, waardoor indiensttreding van [eiseres] bij Michael Page zal leiden tot schending van dit beding. Aan dit oordeel liggen de volgende omstandigheden ten grondslag.
5.5 [eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij bij Michael Page wezenlijk andere werkzaamheden zal verrichten dan bij [gedaagde]. [eiseres] heeft gesteld dat zij zich bij Michael Page enkel en alleen zal richten op ZZP-ers. Verder heeft [eiseres] gesteld dat zij met het voormelde aandachtsgebied geen enkele kennis of ervaring heeft opgedaan bij [gedaagde], daar zij bij [gedaagde] enkel wierf en selecteerde voor permanente posities. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] alsook de overgelegde instructie met betrekking tot de administratie van ZZP-ers bij [gedaagde] acht de kantonrechter het voorshands voldoende aannemelijk dat [gedaagde] zich, net als Michael Page, eveneens richt op het werven en selecteren van ZZP-ers, waardoor de stelling van [eiseres] dat [gedaagde] zich helemaal niet richt op de doelgroep ZZP-ers in deze niet opgaat. Dat [gedaagde] zich niet uitsluitend richt op het werven en selecteren van ZZP-ers doet hier niet aan af.
5.6 De omstandigheid dat [eiseres] in haar functie bij [gedaagde] minder vaak mee te maken heeft gehad met de groep ondernemers waarop Michael Page zich richt, acht de kantonrechter van ondergeschikt belang. Wat hier namelijk ook van zij, [gedaagde] richt zich zo te zien wel degelijk op de doelgroep ZZP-ers. De vraag of [gedaagde] al dan geen bekende naam of positie heeft op het gebied van Finance acht de kantonrechter voorts niet ter zake doende. De tekst van het concurrentiebeding schrijft immers slechts voor dat het niet is toegestaan om de werkzaamheden die [eiseres] verricht bij [gedaagde], te verrichten bij een concurrent van [gedaagde]. Dat er onderscheid gemaakt dient te worden in de positie van concurrenten op de “Finance markt” is hierbij niet relevant. Hetzelfde geldt voor de stelling van [eiseres] dat de database van [gedaagde] ontoereikend zou zijn om kandidaten binnen Finance te plaatsen.
5.7 De vraag is nu in hoeverre van [eiseres] thans nog gevergd kan worden het concurrentiebeding na te leven. Schorsing van het concurrentiebeding is slechts mogelijk indien aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat de werknemer, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, onbillijk wordt benadeeld door het beding. De vraag of het onderhavige concurrentiebeding geschorst moet worden, moet ontkennend worden beantwoord. De kantonrechter acht in deze de volgende omstandigheden van belang.
5.8 [eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] haar bij indiensttreding heeft voorgehouden dat zij binnen zes maanden Senior Consultant zou worden en een leaseauto zou krijgen, maar dat hier niets van terecht is gekomen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde], had het op de weg van [eiseres] gelegen haar stellingen op dit punt aannemelijk te maken. Nu de juistheid van deze stellingen echter nergens uit valt af te leiden, gaat de kantonrechter voorbij aan de stelling van [eiseres] dat zij onder valse voorwendselen in dienst is getreden bij [gedaagde].
5.9 Voorts is onvoldoende gebleken dat het beding [eiseres] direct in ernstige mate hindert of zal hinderen in het uitvoeren van werkzaamheden voor Michael Page. Immers, Michael Page heeft naast de vestiging in [woonplaats] elders in het land (waaronder in de Randstad, maar buiten de geografische beperking van het beding) vestigingen waar [eiseres] – al dan niet tijdelijk – werkzaam kan zijn. Bovendien is noch gesteld noch gebleken dat de afstanden naar andere vestigingen van Michael Page (buiten de geografische beperking van het beding) een onoverkomelijke belemmering zouden opleveren voor [eiseres]. Dat [eiseres] er weliswaar de voorkeur aan geeft om in [woonplaats] te werken acht de kantonrechter, gelet op de belangen van [gedaagde] – waaronder bescherming van wezenlijke bedrijfsinformatie zoals de onlangs gepresenteerde strategieplannen – vooralsnog van onvoldoende gewicht.
• matiging van het concurrentiebeding
5.10 Hoewel de hoofdregel is dat de kantonrechter een concurrentiebeding in een voorlopige voorziening niet definitief kan matigen, kunnen zich bijzondere omstandigheden voordoen die meebrengen dat matiging van het beding gerechtvaardigd is. De kantonrechter is van oordeel dat er in deze sprake is van een dergelijke omstandigheid, nu sprake is van een relatief kort dienstverband van [eiseres] bij [gedaagde]. In deze omstandigheid vereist de billijkheid klaarblijkelijk dat het concurrentiebeding in duur wordt beperkt. [gedaagde] heeft niet, althans niet voldoende, inzichtelijk gemaakt welk nadeel zij enige tijd na de uitdiensttreding van [eiseres] kan ondervinden van het feit dat [eiseres] thans beschikt over bedrijfsinformatie. Daarom beperkt de kantonrechter de duur van het concurrentiebeding tot zes maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde].
• schorsing en matiging van het relatiebeding
5.11 Voorts heeft [eiseres] gevorderd het relatiebeding gedeeltelijk te schorsen dan wel te matigen omdat dit beding onredelijk bezwarend is gezien de wijze waarop dit is geformuleerd.
5.12 Nu het tegendeel noch gesteld noch gebleken is, gaat de kantonrechter er voorshands vanuit dat het relatiebeding overeenkomstig de eisen van artikel 7: 653 lid 1 BW rechtsgeldig is overeengekomen.
5.13 [eiseres] heeft ten aanzien van haar vorderingen op dit punt geen feiten en omstandigheden – zoals het concrete vooruitzicht op het verrichten van werkzaamheden bij één of meer van de relaties van [gedaagde] – aangedragen aan de hand waarvan enig spoedeisend belang voor eventuele toewijzing van deze vorderingen in kort geding kan worden afgeleid. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
5.14 Gelet op de aard van de procedure acht de kantonrechter het redelijk de proceskosten in deze te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De kantonrechter:
bij wege van voorlopige voorziening,
matigt het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding, in die zin dat de duur van het beding wordt beperkt tot zes maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde];
wijs het méér of anders gevorderde af;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.