[verzoekster],
woonplaats: [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. D.J. Wentink-Kolk,
[verweerder],
woonplaats: [verweerder],
verweerder,
gemachtigde: mr. J.D. de Rooij.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk “[verzoekster]” en “[verweerder]”.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
• het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 10 februari 2011;
• het verweerschrift, met bijlagen;
• de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotitie aan de zijde van [verzoekster];
• de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotitie aan de zijde van [verweerder].
1.2 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op vrijdag 29 april 2011, tezamen met de mondelinge behandeling in een door [verweerder] tegen [verzoekster] aanhangig gemaakte kort geding procedure (zaaknummer 1231712 VV EXPL 11- 188), strekkende tot wedertewerkstelling. De mondeling behandeling heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van de heer [A], directeur van [verzoekster], namens [verzoekster] bijgestaan door de gemachtigde mr. Wentink-Kolk en [verweerder] bijgestaan door zijn gemachtigde mr. De Rooij.
1.3 De uitspraak is door de kantonrechter (nader) bepaald op heden.
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1 [verweerder], geboren op [geboortedatum], is sedert 15 maart 2010 bij [verzoekster] in dienst, laatstelijk in de functie van senior beleidsadviseur.
2.2 Het loon van [verweerder] bedraagt thans €?3.718,40 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.3 [verweerder] heeft op 28 mei 2008 een hersenbloeding gehad. [verweerder] was destijds de directeur van de [Vereniging X] (hierna: “[vereniging X]”). In het kader van re-integratie is [verweerder] extern herplaatst als directeur van [verzoekster]. Als directeur van [verzoekster] was [verweerder] in dienst bij [vereniging X].
2.4 Via re-integratie 2de spoor is [verweerder] de functie van senior beleidsadviseur bij [verzoekster] gaan uitoefenen. De arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en [vereniging X] is met wederzijds goedvinden beëindigd. Voorts zijn er financiële afspraken gemaakt ten behoeve van [verweerder]. [verweerder] is vervolgens per 15 maart 2010 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij [verzoekster] als senior beleidsadviseur voor 32 uur per week.
2.5 Op 15 juli 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en de heer [A] (hierna: “[A]”). Tijdens dit gesprek hebben [verweerder] en [A] afspraken gemaakt met betrekking tot de wijze waarop [verweerder] zijn werkzaamheden bij [verzoekster] dient uit te voeren. De evaluatie van deze afspraken heeft eind 2010 plaatsgevonden, namelijk op 20 december 2010. Vervolgens heeft op 5 januari 2011 het laatste gesprek tussen [verweerder] en [A] plaatsgevonden. Een kopie van deze gespreksverslagen is in het geding gebracht.
2.6 Op 8 januari 2011 heeft [A] aan [verweerder] een email verstuurd met onder meer de volgende inhoud:
“(..) Helaas heb ik moeten constateren dat jij op geen enkele wijze bereid bent om je te richten naar mijn inzichten over hoe je zou kunnen functioneren in het kleine team van de [verzoekster] / het EICB. Onze opvattingen over jouw functioneren en jouw mogelijkheden staan lijnrecht tegenover elkaar. Zoals ik al eerder aangaf in de gesprekken van 20 december en 5 januari wordt jouw positie binnen het bedrijf hierdoor onhoudbaar. (..)”
2.7 [verweerder] heeft bij brief van 9 januari 2010 gereageerd op de email van 8 januari 2011. Hierin staat onder meer het volgende:
“(..) Je zult begrijpen dat ik erg geschrokken ben van jouw reactie (..) Ik weet dat jij me waarschuwde voor een te intensieve inzet. Maar je moet begrijpen dar ik ook juist duidelijk wil tonen dat ik in deze functie, na mijn uitvallen, weer waardevol kan zijn en dat ik er veel voor over heb om de projecten en taken tot een goed resultaat te brengen. (..) Over mijn functioneren: Ik vindt mijn functioneren op het gebied van het projectmanagement zeker nog niet voldoende. Het feit dat ik vanaf 17 januari as. een opleiding ga volgen om dit te verbeteren is daar een uitvloeisel van. (..)”
Met betrekking tot de projecten waar [verweerder] op heeft gewerkt bij [verzoekster] schrijft hij het volgende:
“Deze ontwikkelingen maakten dat ik een positief beeld gaf van mijn activiteiten in de afgelopen periode. Jij komt tot een andere conclusie. Ik zou daarom heel graag zo concreet mogelijk van je willen weten, wat de grond is om mijn inzet nu juist zo negatief te beoordelen en wat er verbeterd zou moeten worden om dit te veranderen. (..)”
2.8 [verweerder] is vanaf 10 februari 2011 vrijgesteld van werk, met behoud van salaris.
2.9 Bij brief van 22 maart 2011 heeft [verzoekster] [verweerder] op non-actief gesteld. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:
“(..) u afgelopen zondagochtend, 20 maart jl., op kantoor bent gesignaleerd. (..) dat u luiken aan de buitenzijde van het pand naar beneden had teruggedraaid en het licht had uitgedaan (..) Dit is buitengewoon vreemd en voor cliënte onacceptabel (..) en niet in lijn met eerdere afspraken. Namens cliënte heeft u hiermee nogmaals het vertrouwen ernstig en onherstelbaar geschaad. (..) Cliënte stelt u met onmiddellijke ingang op non-actief. (..)”
2.10 [verweerder] heeft op 21 april 2011 voorlopige voorzieningen verzocht. [verweerder] vordert in kort geding onder meer wedertewerkstelling bij [verzoekster].
3. Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1 [verzoekster] heeft onder overlegging van producties bij verzoekschrift verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden wegens gewichtige redenen, welke gelegen zijn in een wijziging van omstandigheden, met toekenning van een vergoeding aan [verweerder] ten bedrage van € 4.350,52 bruto - een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule met een correctiefactor 0,5 - ingeval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2011.
3.2 [verzoekster] heeft aan haar verzoek ten grondslag dat er primair sprake is van onvoldoende functioneren en subsidiair een onoverbrugbaar verschil van inzicht over de wijze waarop uitvoering en invulling gegeven wordt aan de overeengekomen werkzaamheden, met een onherstelbare vertrouwensbreuk als gevolg daarvan.
3.3 [verweerder] was, voordat hij in dienst trad bij [verzoekster], werkzaam als directeur van [vereniging X]. [verweerder] kon deze functie vanwege een hersenbloeding niet meer uitoefenen. In het kader van re-integratie is [verweerder] extern herplaatst als directeur van [verzoekster]. Gebleken is dat [verweerder] niet in staat was deze functie te vervullen. Rekening houdende met de beperkingen van [verweerder] is vastgesteld dat hij, via re-integratie 2de spoor, ander passend werk zou moeten gaan verrichten. Bij [verzoekster] is voor [verweerder] toen de functie van senior beleidsadviseur voor 32 uur per week gevonden. De arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en [vereniging X] is toen met wederzijds goedvinden beëindigd. Voorts zijn er financiële afspraken gemaakt ten behoeve van [verweerder]. [verweerder] is vervolgens in dienst getreden bij [verzoekster] als senior beleidsadviseur. [verweerder] zou 50% van zijn arbeidstijd declarabel werk verrichten.
3.4 Met ingang van 1 april 2010 is [A] benoemd tot directeur van [verzoekster]. [A] heeft na zijn indiensttreding afspraken gemaakt met [verweerder] over een beperkt aantal afgebakende taken en projecten die [verweerder] zou uitvoeren. Voor alle projecten geldt een bepaalde werkwijze. Essentieel is dat er voorafgaande goedkeuring voor begrotingen en offertes wordt gevraagd aan en verkregen wordt van de directeur - [A] - en dat projecten worden verantwoord.
3.5 [verweerder] houdt zich niet aan de criteria die gelden voor urenverantwoording. Verder wil [verweerder] meer uren werken dat is overeengekomen en medisch verantwoord is. Door op onjuiste wijze (excessief) uren op te voeren wordt de indruk gewekt dat [verweerder] veel meer uren werkzaam is op projecten dan daadwerkelijk het geval is. [verweerder] is hier bij herhaling op aangesproken, dit heeft niet tot verbetering of verandering kunnen leiden. Een terugkerend probleem is dat [verweerder] geen leiding accepteert en zijn verplichtingen uit hoofde van de arbeidsoverkomst niet (deugdelijk, tijdig en volledig) nakomt.
3.6 [verweerder] is niet aanspreekbaar op zijn gedrag en heeft een eigen(wijze) werkwijze. [verweerder] accepteert geen leiding en sturing en houdt zich niet aan de gemaakte werkafspraken, aanwijzingen en instructies. Ook komt [verweerder] regelmatig te laat bij het teamoverleg omdat het aanvangstijdstip van 9:00 uur hem niet schikt. [verweerder] rapporteert niet, vult geen projectbegrotingen in en volgt de hem bekende financiële bewakingsprocedures voor projecten niet. [verweerder] neemt bepaalde financiële beslissingen zelf. Als [verweerder] wel deelneemt aan bijeenkomsten of overleg, doet hij een onevenredig beroep op zijn directeur en team in tijd en aandacht. [verweerder] claimt zijn (historische) positie in zijn werkomgeving en stelt zich autoritair op, wat tot problemen leidt in de samenwerking.
3.7 [verzoekster] heeft op verschillende momenten gesprekken gevoerd met [verweerder] ten aanzien van zijn functioneren. Verder heeft [verzoekster] diverse verklaringen van collegae betreffende het functioneren van [verweerder] binnen [verzoekster] in het geding gebracht.
3.8 De sfeer op het kantoor van [verzoekster] is verbeterd en rustiger sinds [verweerder] is vrijgesteld van werk. Collega’s waren bevreesd voor de dwingende en zeer autoritaire wijze van werken van [verweerder].
4.1 Het verweer van [verweerder] strekt tot afwijzing van het verzoek tot ontbinding. In het geval van toewijzing van het ontbindingsverzoek verzoekt [verweerder] de arbeidsovereenkomst niet eerder te laten ontbinden dan met ingang van 1 juni 2011 onder toekenning van een vergoeding van € 494.261,74 bruto ten laste van [verzoekster] met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van het geding. [verweerder]
4.2 [verweerder] heeft aangevoerd dat zijn gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid een belangrijke reden is om het ontbindingsverzoek af te wijzen. Voorts heeft [verweerder] aangevoerd dat het door [verzoekster] gestelde gebrek aan zelfreflectie, indien aanwezig, een symptoom is van zijn hersenbloeding. [verweerder] stelt zich op het standpunt dat [verzoekster] van hem af wil omdat hij ziek is. [verweerder] heeft aangevoerd dat [verzoekster] hem nu op zijn thans minder sterke punten aanvalt. [verweerder] heeft gesteld dat [verzoekster] zich niet als een goed werkgever gedragen heeft. [verzoekster] heeft ten onrechte kritiek op het functioneren van [verweerder] en heeft hem - als de kritiek terecht zou zijn - geen kans geboden om dat functioneren te verbeteren.
4.3 De uren die [verweerder] heeft geschreven zijn declarabel en vallen binnen de opbrengsten van de projecten. [verweerder] is in 2010 zeer profijtelijk geweest voor [verzoekster]. [verweerder] heeft meer dan het dubbele aantal uren geschreven dan was begroot.
4.5 [verweerder] betwist dat hij tekortgeschoten is in de uitvoering van de door [verzoekster] genoemde projecten. Van gebrek aan communicatie van de zijde van [verweerder] was geen sprake. [A] werd keurig op de hoogte gehouden van de (mogelijke) projecten.
Het gebrek aan communicatie kwam omdat [A] het vanaf de herfst van 2010 veel te druk had voor [verzoekster], wat ook uit de evaluatie t.b.v. gesprek d.d. 20 december 2010 met [verweerder] van [A] blijkt.
4.6 De verklaringen van de collegae over het functioneren van [verweerder] dienen gepasseerd te worden. De heer [B] verkeert als werknemer in aan afhankelijke positie en heeft kennelijk onder druk verklaard. De informatie van de heer [C] geeft geen toelichting op de niet overgelegde jaarstukken. Voorts zijn de opmerkingen van de heer [D] onjuist en niet met [verweerder] besproken.
5.1 De kantonrechter dient zich ervan te vergewissen of het onderhavige verzoek verband houdt met het bestaan van een wettelijk opzegverbod. Hoewel [verweerder] heeft aangevoerd dat zijn gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid aan het ontbindingsverzoek ten grondslag ligt, acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat de beweegredenen van [verzoekster] om beëindiging van de arbeidsovereenkomst na te streven gelegen zijn in het functioneren van [verweerder], dan wel in een verstoorde arbeidsverhouding en niet in diens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. [verzoekster] was immers bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst reeds ermee bekend dat [verweerder] gedeeltelijk arbeidsongeschikt was.
5.2 [verzoekster] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen, primair bestaande uit een onvoldoende functioneren en subsidiair wegens een onoverbrugbaar verschil van inzicht over de wijze waarop uitvoering en invulling aan de overeengekomen werkzaamheden moet worden gegeven, waardoor een onherstelbare vertrouwensbreuk is ontstaan.
5.3 Gebleken is dat [verweerder] niet op aanvaardbare wijze heeft gefunctioneerd als senior beleidsadviseur bij [verzoekster]. De voornaamste reden hiervoor lijkt gelegen te zijn in het niet willen (of kunnen) aanvaarden van het gegeven dat de situatie in de werkverhoudingen wezenlijk veranderde na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst als directeur van [vereniging X]. [verweerder] heeft onvoldoende onderkend dat zijn positie bij [verzoekster] wezenlijk anders was dan bij [vereniging X] en dat van hem in zijn nieuwe positie een andere houding en gedrag verlangd werd. [verzoekster] heeft in dit verband aannemelijk gemaakt dat [verweerder] in onvoldoende mate zijn gedrag afstemde op instructies en aanwijzingen van de heer [A] en te zeer zijn eigen koers bleef bepalen. Dit komt in feite neer op het niet willen aanvaarden van de veranderde gezagsverhouding en in wezen ook het niet willen aanvaarden van de nieuwe –beperkte– rol binnen de organisatie. Dat deze kennelijke onverenigbaarheid met zijn nieuwe functie en het gebrek aan bereidheid om zich aan te passen, uiteindelijk geleid heeft tot een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding is meer dan duidelijk.
5.4 Een en ander wordt aangemerkt als een zodanige verandering van de omstandigheden dat deze een gewichtige reden vormt voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5.5 Bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewijzigde omstandigheden, kan de kantonrechter indien het hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt, een vergoeding toekennen. In de regel zal aan de werknemer een vergoeding worden toegekend indien de ontbindingsgrond niet aan hem is te verwijten dan wel aan hem is toe te rekenen. Bepalend is dan ook de vraag of het disfunctioneren van [verweerder] het gevolg is van karakterologische eigenschappen waarmee [verweerder] nu eenmaal is behept, dan wel verwijtbare onwil om de nieuwe situatie onder ogen te zien en zich dienovereenkomstig te gedragen. [verzoekster] heeft gesteld dat sprake is van laatstgenoemde situatie en heeft het [verweerder] verweten dat hij gemaakte afspraken niet heeft nageleefd en dat hij niet aanspreekbaar is op zijn gedrag. Ofschoon de [verzoekster] op dit punt niet geheel ongelijk lijkt te hebben, wil de kantonrechter het er toch voor houden dat het voor [verweerder] buitengewoon moeilijk is geweest om zijn oude rol als directeur prijs te geven en zich te schikken in zijn nieuwe situatie. Deze overweging leidt ertoe dat bij de vaststelling van de vergoeding uitgegaan zal worden van de neutrale (C=1) factor.
5.6 [verweerder] stelt zich op het standpunt dat bij de berekening van de vergoeding op basis van de kantonrechtersformule, de dienstjaren bij [vereniging X] meegeteld dienen te worden omdat [verzoekster] in feite een dochteronderneming is van [vereniging X]. [verweerder] heeft in dit verband onder meer aangevoerd dat het bestuur van [vereniging X] en [verzoekster] hetzelfde is en dat beide stichtingen dezelfde administrateur en medewerkster voor administratie hebben. Verder heeft [verweerder] aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] door [vereniging X] is ondertekend.
5.7 De kantonrechter volgt de redenering van [verweerder] in deze echter niet. Immers, het dienstverband tussen [verweerder] en [vereniging X] is in 2010 met wederzijds goedvinden beëindigd. Bovendien heeft [verweerder] niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat partijen bij de overstap van [verweerder] naar [verzoekster] opvolgend werkgeverschap voor ogen hebben gehad. De enkele omstandigheid dat [verweerder], naar hij stelt, geen afstand heeft gedaan van zijn anciënniteit is daartoe onvoldoende. Indien [verweerder] inderdaad opvolgend werkgeverschap voor ogen had gehad, had het op zijn weg gelegen een en ander uitdrukkelijk te bedingen. Met de dienstjaren bij [vereniging X] wordt dus geen rekening gehouden. Dit geldt om dezelfde redenen ook ten aanzien van het loon dat [verweerder] bij [vereniging X] ontving. [verweerder] heeft zijn arbeidsrelatie met [vereniging X] met het aangaan van de beëindigingsovereenkomst definitief en zonder voorbehoud beëindigd en is met [verzoekster] een geheel nieuwe, zelfstandige, arbeidsovereenkomst aangegaan op nieuwe en uitdrukkelijk overeengekomen arbeidsvoorwaarden.
5.8 Samenvattend komt de kantonrechter tot het oordeel dat het billijk is een vergoeding toe te kennen op basis van een ‘neutrale’ kantonrechtersformule (C=1), uitgaande van een aanvangsdatum van de arbeidsovereenkomst op 15 maart 2010 en een loon van € 3.718,40 bruto per maand, resulterend in een bedrag van afgerond € 8.700,00 bruto.
5.9 Gelet op de toekenning van een vergoeding, krijgt [verzoekster] - gelet op het bepaalde in artikel 7:685 lid 9 BW - de mogelijkheid haar verzoek in te trekken.
5.10 Gezien de aard van de procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te melden wijze.
stelt [verzoekster] in de gelegenheid het verzoek in te trekken door middel van een uiterlijk op 31 mei 2011 te 12:00 uur ter griffie te ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan [verweerder];
en voor het geval het verzoek niet wordt ingetrokken:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juni 2011;
kent aan [verweerder] ten laste van [verzoekster] een vergoeding toe van € 8.700,00 bruto en veroordeelt [verzoekster] deze vergoeding te betalen;
bepaalt dat elk der partijen de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.