ECLI:NL:RBROT:2011:BU6141

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/960015-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Klein Wolterink
  • Russell-van der Hoeven
  • Van den Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan criminele organisatie en skimming met gemanipuleerde kaartidentificatielezers

Op 28 november 2011 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en skimming. Het onderzoek op de terechtzitting vond plaats op 7, 8 en 14 november 2011. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk aftappen van gegevens met technische hulpmiddelen, het vervaardigen van skimapparatuur, het valselijk opmaken van betaalpassen en deelname aan een organisatie die tot doel had misdrijven te plegen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van feit 5, waarvoor hij werd vrijgesproken. De bewezen feiten omvatten medeplegen van het aftappen van gegevens, vervaardigen van technische hulpmiddelen voor misdrijven, valselijk opmaken van betaalpassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, alsmede een geldboete van € 168.567,87. De rechtbank overwoog dat skimming een ernstige vorm van criminaliteit is die veel schade toebrengt aan financiële instellingen en consumenten. De verdachte had een belangrijke rol binnen de criminele organisatie en zijn handelen had grote gevolgen voor de gedupeerden. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij, ABN AMRO Bank N.V., niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze vordering een onevenredige belasting op het strafgeding zou vormen. De rechtbank besloot dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/960015-10
Datum uitspraak: 28 november 2011
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [plaats] (Groot-Brittannië),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Noordsingel te Rotterdam,
raadsvrouw: mr. R.C. Honig, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7, 8 en 14 november 2011.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Van Zwieten heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar met aftrek van voorarrest.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Feit 5
Feit 5 behelst - kort gezegd - het verwijt dat de verdachte, al dan niet samen met anderen, een geldbedrag van in totaal € 1.509.601,75 voorhanden heeft gehad en aldus heeft witgewassen. Dit bedrag komt overeen met het door de ABN AMRO Bank N.V. in haar aanvullende aangifte ter zake van skimming genoemde schadebedrag. Weliswaar is komen vast te staan dat de verdachte en zijn medeverdachten in de ten laste gelegde periode geldbedragen voorhanden hebben gehad die zij, of door gebruikmaking van door de verdachte valselijk opgemaakte betaalpassen, of – in het geval van de verdachte – als betaling voor zijn diensten, hebben verkregen, doch niet is komen vast te staan dat de verdachte op enig moment of enigerlei wijze, al dan niet samen met anderen, feitelijk over het bedrag van de door de bank geclaimde schade heeft kunnen beschikken. Voor zover de steller van de tenlastelegging tevens heeft beoogd het witwassen van enig aanzienlijk minder dan het uitdrukkelijk genoemde geldbedrag aan de verdachte ten laste te leggen, moet worden geconcludeerd dat dit verwijt te onbepaald is. Aldus bezien is het onder 5 ten laste gelegde, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
in de periode van 1 december 2008 tot en met 6 mei 2009
in Nederland en in Groot-Brittannië, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
telkens opzettelijk en wederrechtelijk met technischehulpmiddelengegevens
heeft afgetapt en heeft opgenomen die niet voor hem, verdachte, en zijn
mededaders bestemd waren en die werden verwerkt of werden overgedragen door
middel van een geautomatiseerd werk,
immers hebben verdachte en zijn mededaders met behulp van
zogenaamde downloadpassen en gemanipuleerde kaartidentificatielezers
(e.dentifiers van de ABN AMRO Bank) een grote hoeveelheid
rekeningnummers en bijbehorende (PINcode) gegevens afgetapt en opgenomen.
2.
hij
in de periode van 1 december 2008 tot en met 6 mei 2009 te London,
meermalen,
telkens met het oogmerk om opzettelijk en wederrechtelijk met een technisch hulpmiddel
gegevens af te tappen of op te nemen die niet voor verdachte bestemd zijn en die worden verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk, technische hulpmiddelendie hoofdzakelijk geschikt gemaakt of
ontworpen waren tot het plegen van dat misdrijf heeft vervaardigd,
verworvenenvoorhanden heeft gehad,
immers heeft hij, verdachte, een hoeveelheid kaartidentificatielezers ( zogenaamde e.dentifiers van
de ABN AMRO Bank) en zogenaamde downloadpassen (gelijkend op betaal- en /of
chipknippassen van de ABN AMRO Bank) dusdanig gemodificeerd en/of
geprogrammeerd en/of de hiertoe benodigde software ontworpen dat met behulp
van deze kaartlezers en passen, rekeningnummers en bijbehorende (PIN-code)
gegevens van ABN AMRO klanten afgetapt en opgenomen zouden
kunnen worden.
3.
hij
in de periode van 1 december 2008 tot en met 6 mei 2009
in Groot-Brittannië tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, telkens
opzettelijk betaalpassen, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen
of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten een
hoeveelheid betaal- passen van de ABN AMRO bank,
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk zichzelf en
zijn mededaders en/of (een) ander(en) te bevoordelen.
4.
hij
in de periode van 1 december 2008 tot en met 6 mei 2009
in Nederland en in Groot-Brittannië, en in Italië, heeft deelgenomen aan
een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het aftappen of opnemen van gegevens die niet voor hem/hen
bestemd zijn en die worden verwerkt of overgedragen door middel van
een geautomatiseerd werk (art. 139c
Wetboek van Strafrecht)
en
- het plaatsen van technische hulpmiddelen voor het aftappen en/of opnemen
van gegevens die worden verwerkt of overgedragen door middel van een
geautomatiseerd werk (art. 139d Wetboek van Strafrecht)
en
- het valselijk opmaken van betaalpassen, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen
of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, alsmede het gebruik van deze
passen als waren deze echt en onvervalst (art. 232 Wetboek
van Strafrecht)
en
- het voorhanden hebben van geldbedragen terwijl hij/zij wist(en), dat deze geldbedragen
afkomstig waren uit enig misdrijf (art. 420bis Wetboek van Strafrecht).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
Feiten 1, 2 en 3 - medeplegen
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Hiertoe is - kort gezegd - aangevoerd dat niet is gebleken dat de verdachte zelf vertrouwelijke gegevens heeft afgetapt of opgenomen, skimapparatuur heeft geplaatst of valse magneetstripkaarten heeft vervaardigd, noch dat hij hierbij een zodanige rol heeft vervuld dat er sprake is van medeplegen; de technisch faciliterende rol van de verdachte is hooguit te kwalificeren als medeplichtigheid, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Onder feit 2 wordt de verdachte niet het plaatsen, maar het vervaardigen van - kort gezegd de skimapparatuur ten laste gelegd. De verdachte heeft erkend dit te hebben gedaan en deze bekennende verklaring wordt gesteund door de zaken die bij de verdachte zijn aangetroffen. Derhalve kan feit 2 worden bewezen verklaard.
De verdachte heeft erkend e dentifiers van de ABN AMRO Bank N.V. te hebben gemanipuleerd en de - met behulp van deze gemanipuleerde e dentifiers - in bankshops van de ABN AMRO Bank N.V. verzamelde gegevens met behulp van speciaal door hem ontwikkelde downloadpassen te hebben uitgelezen. Originele e dentifiers van de ABN AMRO Bank N.V. werden door anderen naar zijn woning gebracht om daar te worden bewerkt; de door verdachte uitgelezen gegevens werden door hem aan een ander ter beschikking gesteld. De verdachte wist wat er met de door hem gemanipuleerde e dentifiers en uitgelezen gegevens zou gebeuren. Gelet op deze wezenlijke rol bij het aftappen en opnemen van vertrouwelijke gegevens en het opmaken van valse betaalpassen, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten en/of andere personen, dat sprake is van medeplegen. Hieraan doet niet af dat de verdachte de betreffende skimapparatuur feitelijk niet zelf in de verschillende bankshops van de ABN AMRO Bank N.V. heeft geplaatst, de gegevens niet zelf heeft afgetapt en/of opgenomen, noch de betaalpassen zelf valselijk heeft opgemaakt.
Feit 4 - Criminele organisatie
De verdachte ontkent dat er sprake is geweest van een criminele organisatie zoals genoemd in de tenlastelegging, ieder geval dat hij daaraan heeft deelgenomen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Vastgesteld kan worden dat er in dit geval sprake is geweest van een grootscheepse fraude met valse bankpassen, over welke passen men de beschikking kreeg door middel van het zogeheten skimmen. Met behulp van gemanipuleerde identificatiekaartlezers, ook wel e dentifiers genoemd, van de ABN-AMRO werden grote aantallen bankpasgegevens en bijbehorende pincodes opgevangen. Deze e dentifiers waren vanuit Nederland naar Engeland gebracht om daar te worden voorzien van skimelektronica. De aldus gemanipuleerde e dentifiers werden terug naar Nederland gebracht, waar ze in bankfilialen, verspreid over het hele land, werden geplaatst. Na verloop van tijd werden de in de e dentifiers opgeslagen gegevens uitgelezen en opgeslagen op speciaal voor dat doel in Engeland gemaakte downloadpassen. Met behulp van de op de downloadpassen opgeslagen gegevens werden in Engeland valse bankpassen gefabriceerd. Met deze valse passen, die in Engeland moesten worden opgehaald, werden vervolgens in verschillende landen, verspreid over de hele wereld geldopnames gedaan.
Alleen al het bestaan van een dergelijke geraffineerde, professionele werkwijze - waarbij meerdere personen strafbare handelingen pleegden die noodzakelijkerwijs in elkaars verlengde lagen en alle uiteindelijk tot doel hadden het op onrechtmatige wijze verkrijgen van grote geldbedragen - rechtvaardigt de conclusie dat sprake moet zijn geweest van een georganiseerd, gestructureerd samenwerkingsverband.
De verdachte wist waar hij mee bezig was. Hij was op de hoogte van de doelstelling van de organisatie. Hij kende, in ieder geval in grote lijnen, haar wijze van opereren en hij heeft welbewust zijn bijdrage geleverd aan de verwezenlijking van de doelstelling van de organisatie.
Een en ander overziend wordt bewezen geacht dat in dit geval sprake is geweest van een criminele organisatie zoals ten laste gelegd en dat de verdachte daaraan heeft deelgenomen.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1. medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk met een technisch hulpmiddel gegevens aftappen of opnemen die niet voor hem bestemd zijn en die worden verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk, meermalen gepleegd;
2. met het oogmerk dat doordoor een misdrijf als bedoeld in artikel 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, vervaardigen, verwerven en voorhanden hebben, meermalen gepleegd;
3. medeplegen van het opzettelijk een betaalpas, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, valselijk opmaken, met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, meermalen gepleegd;
4. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
De feiten zijn strafbaar.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is er ten aanzien van de feiten 1 en 2 geen sprake van eendaadse, doch van meerdaadse samenloop. Het vervaardigen van apparatuur en het daadwerkelijk gebruik daarvan zijn zelfstandige gedragingen, die in tijd en plaats niet met elkaar samenvallen.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich op professionele en geraffineerde wijze bezig heeft gehouden met - kort gezegd - skimming. Deze organisatie heeft in verschillende bankshops van de ABN AMRO Bank gemanipuleerde e dentifiers - waarmee toegang tot het zogenaamde internetbankieren kan worden verkregen - geplaatst, waarmee pasgegevens en pincodes van betaalpassen van rekeninghouders werden afgetapt en opgenomen. Met behulp van speciaal ontwikkelde downloadpassen werden de verzamelde gegevens uitgelezen. Deze gegevens werden vervolgens gebruikt voor het vervaardigen van valse betaalpassen, waarmee diverse geldbedragen werden gecasht en witgewassen.
De verdachte nam hierbij een sleutelpositie in. De hier gehanteerde skimmethode is door hem technisch mogelijk gemaakt. Hij heeft e-dentifiers gemanipuleerd, downloadpassen ontwikkeld en uitgelezen en aldus ook meegewerkt aan het aftappen van bankgegevens.
Skimming is een ernstige en hinderlijke vorm van criminaliteit die veel schade aanricht bij financiële instellingen en gebruikers van bancaire producten. Het verrichten van betalingen middels internetbankieren is een algemeen geaccepteerde betalingswijze die veelvuldig door consumenten wordt gebruikt. Het is maatschappelijk en economisch van groot belang dat consumenten hun vertrouwen in het internetbankieren behouden. Dit vertrouwen wordt ernstig geschaad als blijkt dat tijdens het internetbankieren de gegevens van een betaalpas en de pincode door derden onrechtmatig kunnen worden verkregen en daarna geldbedragen van de bijbehorende rekeningen kunnen worden opgenomen, zoals in de onderhavige zaak is gebeurd. Voor de bank levert dit een forse schadepost op, omdat zij de getroffen rekeninghouders schadeloos stelt. Voor de rekeninghouders levert dit veel last en hinder op; zij moeten nieuwe betaalpassen aanvragen en kunnen, in elk geval totdat de bank hen schadeloos heeft gesteld, niet beschikken over de ten onrechte van hun rekeningen opgenomen gelden.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich bij het plegen van de onderhavige feiten uitsluitend heeft laten leiden door zijn verlangen naar geldelijk gewin en dat hij daarbij niet heeft gelet op de gevolgen van zijn handelen voor de gedupeerden en het betalingsverkeer in het algemeen.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in aanmerking genomen dat de verdachte, anders dan de verdediging heeft betoogd, een belangrijke rol heeft vervuld binnen voormelde criminele organisatie, zoals hiervoor reeds opgemerkt. Anderzijds is niet komen vast te staan dat de verdachte een leidinggevende rol binnen deze organisatie heeft vervuld, zoals door de officier van justitie is betoogd, en overigens niet ten laste is gelegd.
Voorts is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 september 2010 in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Bij feiten als de onderhavige, die kennelijk een grote hoeveelheid geld hebben opgeleverd, past tevens oplegging van een geldboete, die qua hoogte overeenkomt met het tijdens de doorzoeking in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedrag.
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht.
VOORLOPIGE HECHTENIS
De raadsvrouw heeft verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen en de verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen.
Het verzoek zal in zoverre worden toegewezen dat de voorlopige hechtenis zal worden opgeheven met ingang van de dag dat de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in overleveringsdetentie, verzekering en voorlopige hechtenis gelijk is aan de duur van de opgelegde straf, daarbij rekening houdend met de voorwaardelijke invrijheidstelling.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen creditcard en bankbescheiden (e-dentifier device) terug te geven aan de rechthebbende, zijnde de ABN AMRO Bank N.V., en het in beslag genomen geldbedrag ad. € 168.567,87 verbeurd te verklaren. Voorts heeft de officier van justitie aangekondigd de op de beslaglijst onder de punten 2 tot en met 9 en 12 tot en met 24 opgenomen goederen terug te zullen geven aan de Britse autoriteiten, die deze goederen onder dit voorbehoud aan hem ter beschikking hebben gesteld.
De in beslag genomen e-dentifier device zal worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Ten aanzien van de in beslag genomen creditcard zal een last worden gegeven tot teruggave aan de rechthebbende, zijnde de ABN AMRO Bank N.V.
Voor wat betreft de op de beslaglijst onder de punten 2 tot en met 9 en 12 tot en met 24 opgenomen goederen zal de rechtbank geen beslissing nemen, aangezien deze goederen door de officier van justitie zullen worden teruggegeven aan de Britse autoriteiten.
Ook voor wat betreft het in beslag genomen geldbedrag ad. € 168.567,87 (op de beslaglijst opgenomen onder punt 1) zal de rechtbank geen beslissing nemen. De rechtbank heeft geconstateerd dat dit geldbedrag uitsluitend conservatoir in beslag is genomen in de zin van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering betreft, zoals de officier van justitie ter zitting desgevraagd uitdrukkelijk heeft bevestigd. Uit de wet en jurisprudentie volgt dat op een zodanig beslag geen beslissing bij einduitspraak in de strafzaak mogelijk is.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, ter zake van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 1.509.601,75.
Naar het oordeel van de rechtbank levert behandeling van deze, door de verdachte gemotiveerd betwiste, vordering van de benadeelde partij, waar een onderzoek naar de vertegenwoordigingsbevoegdheid van degene die de vordering heeft ingediend, naar de omvang van de schade en naar de causaliteit deel van uitmaakt, een onevenredige belasting op van het strafgeding. Om die reden zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van dit geval aanleiding te bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 23, 24c, 36b, 36c, 47, 57, 139c, 139d, 140 en 232 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar,
alsmede tot een geldboete van € 168.567,87 (zegge: honderdachtenzestigduizend vijfhonderdzevenenzestig euro en zevenentachtig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, alsmede de tijd die in het buitenland in detentie is doorgebracht ingevolge het verzoek om overlevering (overleveringsdetentie), bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
11. 1.00 STK Bankbescheiden ABN-AMRO
CH027.009.001.002 E-dentifier device RPN/150509/17
- gelast de teruggave aan de rechthebbende, zijnde de ABN AMRO Bank N.V., van:
10. 1.00 STK Creditcard
ABN-AMRO ABN-AMRO 611476128
CH027.009.001.001 (DCPU: RPN 150502/6) 010610 NFI;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering, voorlopige hechtenis en overleveringsdetentie gelijk zal zijn aan tweederde gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Klein Wolterink, voorzitter,
en mrs. Russell-van der Hoeven en Van den Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Schut, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2011.
Bijlage bij vonnis van 28 november 2011:
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 20 januari 2010
te Leeuwarden en/of Assen en/of Amsterdam en/of Alkmaar, althans in Nederland
en/of te London, althans in Groot-Brittannië, en/of in Milaan, althans in
Italië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal (telkens)
opzettelijk en wederrechtelijk met (een) technisch(e) hulpmiddel(en) gegevens
heeft afgetapt of heeft opgenomen die niet voor hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s) bestemd waren en die werden verwerkt of werden overgedragen door
middel van telecommunicatie of door middel van (een) geautomatiseerd(e)
werk(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met behulp van
zogenaamde downloadpassen en/of gemanipuleerde kaartidentificatielezers
(e.dentifiers van onder meer de ABN AMRO Bank) een (grote) hoeveelheid
rekeningnummers en/of bijbehorende (PINcodes) gegevens (in elk geval van 2354
rekeningnummers van de ABN AMRO Bank) afgetapt en/of opgenomen;
art. 139c Wetboek van Strafrecht
art. 47 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 20 januari 2010 te
Leeuwarden,althans in Nederland en/of te London, althans in
Groot-Brittannië, en/of in Milaan, althans in Italië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal (telkens)
met het oogmerk om opzettelijk en wederrechtelijk met een technisch hulpmiddel
gegevens af te tappen of op te nemen die niet voor verdachte en/of zijn
mededader(s) bestemd zijn en die worden verwerkt of overgedragen door middel
van telecommunicatie of door middel van een geautomatiseerd werk, (een)
technisch(e) hulpmiddel(en) dat/die hoofdzakelijk geschikt gemaakt of
ontworpen was/waren tot het plegen van dat misdrijf heeft vervaardigd,
verkocht, verworven, ingevoerd, verspreid, aanwezig doen zijn of anderszins
ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een (grote)
hoeveelheid kaartidentificatielezers (onder meer zogenaamde e.dentifiers van
de ABN AMRO Bank) en/of zogenaamde downloadpassen (gelijkend op betaal- en /of
chipknippassen van onder meer de ABN AMRO Bank) dusdanig gemodificeerd en/of
geprogrammeerd en/of de hiertoe benodigde software ontworpen dat met behulp
van deze kaartlezers en passen rekeningnummers en bijbehorende (PIN-codes)
gegevens (van onder meer ABN AMRO klanten) afgetapt en/of opgenomen zouden
kunnen worden;
art. 139d Wetboek van Strafrecht
art. 47 Wetboek van Strafrecht
3.
hij
in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 20 januari 2010
te Leeuwarden, althans in Nederland en/of in London, althans in
Groot-Brittannië en/of in Milaan, althans in Italië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
opzettelijk (een) betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het
publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van
identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen
of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten een (grote)
hoeveelheid betaal- althans chipknippassen (onder meer van de ABN AMRO bank),
valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst met het oogmerk zichzelf en/of
zijn mededader(s) en/of (een) ander(en) te bevoordelen, en/of
dat hij gebruik heeft gemaakt van deze passen of dragers als ware deze echt en
onvervalst;
art. 232 Wetboek van Strafrecht
art. 47 Wetboek van Strafrecht
4.
hij
in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 20 januari 2010
te Leeuwarden,althans in Nederland en/of te London, althans in
Groot-Brittannië, en/of in Milaan, althans in Italië, heeft deelgenomen aan
een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
(onder andere)
- het aftappen of opnemen van gegevens die niet voor hem/hen
bestemd zijn en die worden verwerkt of overgedragen door middel van
telecommunicatie of door middel van een geautomatiseerd werk (art. 139c
Wetboek van Strafrecht)
en/of
- het plaatsen van technische hulpmiddel(en) voor het aftappen en/of opnemen
van gegevens door middel van telecommunicatie of door middel van een
geautomatiseerd werk (art. 139d Wetboek van Strafrecht)
en/of
- het valselijk opmaken en/of vervalsen van betaalpassen, waardekaarten en/of
andere voor het publiek beschikbare kaarten of dragers van
identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen
of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, alsmede het gebruik van deze
kaarten, passen of dragers als ware deze echt en onvervalst (art. 232 Wetboek
van Strafrecht)
en/of
- het voorhanden hebben van een of meer geld(bedragen) terwijl hij/zij
wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dit/deze
geldbedrag(en) afkomstig uit enig misdrijf (art. 420bis Wetboek van
Strafrecht);
art. 140 Wetboek van Strafrecht
5.
hij
in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 20 januari 2010,
te Leeuwarden, althans in Nederland, en/of te London, althans in
Groot-Brittannië, en/of in Milaan, althans in Italië
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een voorwerp, te weten een geldbedrag(van in totaal 1.509.601 euro en
75 eurocent), voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat voornoemd geldbedrag
-onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
art. 420bis Wetboek van Strafrecht