ECLI:NL:RBROT:2011:BU5458

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
387546 / HA RK 11-229
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de kantonrechter in civielrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 november 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de kantonrechter. Het verzoek werd ingediend door [naam verzoeker], die zich niet had gesteld als gemachtigde van de gedaagde partij, [naam gedaagde]. De wraking vond plaats na de zitting van 20 september 2011, waar de gedaagde niet aanwezig was, maar een persoon zich noemende [geslachtsnaam gedaagde] zich had gemeld. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet was gedaan door een procespartij in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat er geen schriftelijke volmacht was overgelegd die de verzoeker machtigde om namens de gedaagde op te treden. De later overgelegde volmacht was niet voldoende om het gebrek te herstellen, aangezien deze dateerde van na de zitting en enkel betrekking had op de wrakingsprocedure. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 21 november 2011
Zaaknummer: 387546
Rekestnummer: HA RK 11-229
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam kantonrechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de kantonrechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
In de procedure betreffende de civielrechtelijke vordering van de onderlinge waarborgmaatschappij met uitgesloten aansprakelijkheid OWM Centrale Zorgverzekeraars groep als eiseres tegen [naam gedaagde] als gedaagde met als kenmerk: 1251520\ CV EXPL 11-2949 heeft de kantonrechter bij vonnis van 28 juni 2011 bepaald dat partijen op 20 september 2011 voor hem dienen te verschijnen.
Na uitroeping van de zaak op 20 september 2011 doch voor de aanvang van de inhoudelijke behandeling heeft een persoon, zich noemende [geslachtsnaam gedaagde], de kantonrechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hierboven omschreven procedure, in welk dossier zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
[Naam gedaagde], de kantonrechter en de gemachtigden van eiseres zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zal worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De kantonrechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De kantonrechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 21 november 2011, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: [naam verzoeker] en de kantonrechter.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
Vaststaat dat ter zitting van de kantonrechter van 20 september 2011 niet de gedaagde procespartij [naam gedaagde] was verschenen, doch een persoon zich noemende [geslachtsnaam gedaagde], waarvan eerst later is gebleken dat dit was: [naam verzoeker], de vader van de gedaagde procespartij.
Noch voorafgaande aan de zitting van de kantonrechter, noch ter zitting van de wrakingskamer heeft [naam verzoeker] zich gesteld als gemachtigde van [naam gedaagde] in de civielrechtelijke procedure. Bij de stukken van het geding bevindt zich evenmin een schriftelijke volmacht, waarin [naam gedaagde] zijn vader [naam verzoeker] machtigt om namens hem in de civielrechtelijke procedure bij de kantonrechter op te treden.
Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het ter zitting van de kantonrechter op 20 september 2011 gedane verzoek tot wraking niet is gedaan door een procespartij in de zin van de wet.
2.3
Ter zitting van de wrakingskamer heeft [naam verzoeker] een schriftelijk stuk overgelegd, waarvan de inhoud luidt:
Machtiging:
Hierdoor machtig ik [naam verzoeker] om mij te vertegenwoordigen
in het wrakingsverzoek omtrent het handelen van [naam kantonrechter]
aldus opgemaakt te Hellevoetsluis, 8e november 2011.
naam gedaagde]
handtekening)
Deze schriftelijke machtiging heelt het hiervoor onder 2.2 omschreven gebrek aan het wrakingsverzoek niet, nu de machtiging dateert van ruim na de zitting van 20 september 2011 en blijkens de inhoud alleen betrekking heeft op de wrakingsprocedure en niet op de bodemprocedure.
2.4
Op grond van het vorenstaande is verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek.
3. De beslissing
verklaart [naam verzoeker] niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van kantonrechter [naam kantonrechter].
Deze beslissing is gegeven op 21 november 2011 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. H.J.M. van der Kaaij en mr. R.F. de Knoop, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
De voorzitter is afwezig, om welke reden deze beslissing door de oudste rechter met de griffier is ondertekend.