ECLI:NL:RBROT:2011:BU4845

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
330501 / HA ZA 09-1339 en 334237 / HA ZA 09-1858 en 334239 / HA ZA 09-1859
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake detention charges bij zeevervoer van containers

In deze zaak, die betrekking heeft op zeevervoer, heeft de rechtbank Rotterdam op 19 oktober 2011 uitspraak gedaan in drie gevoegde zaken. De eiseressen, China Shipping Container Lines (Hong Kong) Co. Ltd. en China Shipping Agency Co. (Netherlands) B.V., vorderden betaling van zogenaamde 'detention charges' van de gedaagde partij, [partij 1]. De eiseressen stelden dat [partij 1] containers met lading had ontvangen en deze te laat had teruggeleverd, waardoor zij schade hadden geleden. De rechtbank onderzocht of het voor [partij 1] kenbaar was dat zij 'detention charges' verschuldigd was bij vertraagde teruglevering van de containers. De rechtbank concludeerde dat dit niet duidelijk was uit het document dat [partij 1] had ontvangen, waardoor de vordering tot betaling van de 'detention charges' werd afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat de vorderingen in de andere twee zaken, die gebaseerd waren op de aanname dat de vordering in de eerste zaak zou worden toegewezen, eveneens moesten worden afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de eiseressen niet voldoende bewijs hadden geleverd dat [partij 1] op de hoogte was van de voorwaarden die aan de 'detention charges' verbonden waren. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagde partij, [partij 1].

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en documentatie in commerciële overeenkomsten, vooral in de context van zeevervoer, waar partijen zich bewust moeten zijn van hun verplichtingen en rechten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaaknummers / rolnummers: 330501 / HA ZA 09-1339
334237 / HA ZA 09-1858
334239 / HA ZA 09-1859
Vonnis in gevoegde zaken van 19 oktober 2011
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 330501 / HA ZA 09-1339 van
1. de vennootschap naar het recht harer vestiging
CHINA SHIPPING CONTAINER LINES (HONG KONG) CO. LTD.,
gevestigd te Hong Kong (China),
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHINA SHIPPING AGENCY CO. (NETHERLANDS) B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen,
advocaat mr. G. Noordam
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij 1 ],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.S. Janssen,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 334237 / HA ZA 09-1858 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in de zaak [partij 1 ],
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. B.S. Janssen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de zaak met nummer 334237],
gevestigd te Vierpolders,
gedaagde,
advocaat mr. E.J. Eijsberg,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 334239/ HA ZA 09-1859 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de zaak m[eiseres in de zaak [partij 1 ],
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. B.S. Janssen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de zaak met nummer 334239].,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde,
advocaat mr. J.F. van der Stelt.
Partijen zullen hierna CSCL, CS Agency, [partij 1], [gedaagde in de zaak met nummer 334237] en [gedaagde in de zaak met nummer 334239] genoemd worden. Waar eiseressen gezamenlijk worden bedoeld, worden zij aangeduid als CSCL c.s.
1. De procedure in de zaak met rolnr. 09-1339
CSCL c.s. tegen [partij 1]
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- De dagvaarding d.d. 6 mei 2009, met producties;
- het vonnis in het incident van 7 oktober 2009, waarbij deze zaak is gevoegd met de zaken met rolnummers 09-1858 en 09-1859 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de zaak met rolnr. 09-1858
[partij 1] tegen [gedaagde in de zaak met nummer 334237]
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 24 juni 2009, met producties;
- het vonnis in het incident van 7 oktober 2009 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken; in dit vonnis is deze zaak gevoegd met de zaak met rolnummer 09-1339 en is [gedaagde in de zaak met nummer 334237] toegestaan om PVE Cranes & Services NV en [gedaagde in de zaak met nummer 334239] in vrijwaring te dagvaarden;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek;
- de stukken van de op 11 juni 2009 ten verzoeke van [partij 1] en ten laste van [gedaagde in de zaak met nummer 334237] gelegde conservatoire derdenbeslagen.
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.3. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat [gedaagde in de zaak met nummer 334237] bij dagvaarding d.d. 28 oktober 2009 in vrijwaring heeft gedagvaard [gedaagde in de zaak met nummer 334239] en PVE Cranes & Services N.V. (zaak- en rolnummer 341223 / HA ZA 09-3035). Partijen hebben deze zaak op de parkeerrol laten plaatsen, zodat de rechtbank niet gelijktijdig vonnis zal wijzen met de hoofdzaak.
3. De procedure in de zaak met rolnr. 09-1859
[partij 1] tegen [gedaagde in de zaak met nummer 334239]
3.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 24 juni 2009, met producties;
- het vonnis in het incident van 7 oktober 2009, waarbij deze zaak is gevoegd met de zaken met rolnummer 09-1339 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek;
- de stukken van het op 10 juni 2009 ten verzoeke van [partij 1] en ten laste van [gedaagde in de zaak met nummer 334239] gelegde conservatoir derdenbeslag.
3.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
4. De feiten in de zaken met rolnrs. 09-1339, 09-1858 en 09-1859:
In de zaken met rolnrs. 09-1339, 09-1858 en 09-1859 staan de volgende feiten als gesteld en niet voldoende betwist vast:
4.1. King Freight International Corp., gevestigd te China (hierna: King Freight), heeft ten behoeve van [gedaagde in de zaak met nummer 334237] vervoer over zee van Shanghai naar Rotterdam verzorgd van 25 containers met kraanonderdelen. King Freight heeft in dat kader aan [partij 1] verzocht om in Rotterdam als haar ontvangstadres/afhandelingsagent op te treden, wat inhield dat [partij 1] zorg zou dragen voor het innemen en uitwisselen van de vervoerdocumenten en het zogenoemde “laat volgen” zou afgeven.
4.2. King Freight heeft het vervoer over zee van de 25 containers opgedragen aan CSCL. CSCL heeft de 25 containers met het m.s. “Xin Los Angeles” van Sjanghai naar Rotterdam vervoerd. CSCL heeft in verband met het vervoer op 24 oktober 2008 een document met nr. 8SHARTM3D7263 afgegeven (overgelegd als productie 1 bij dagvaarding). Op dit document staat als afzender vermeld King Freight en als “consignee” [partij 1]. Verder is op dit document vermeld de volgende tekst:
“Full set OBL surrendered and
telex release certification
this chop were only used for the above
mentioned with no any other meanings”
4.3. King Freight heeft in haar hoedanigheid van ‘contractual carrier’ een cognossement d.d. 24 oktober 2008 opgemaakt met nummer SHARTM8A0004 (hierna: het King Freight-cognossement). Dit cognossement vermeldt Yongzhou Yixiang Machinery & Equipment Ltd als afzender, [gedaagde in de zaak met nummer 334237] als ontvanger en [partij 1] als “forwarding Agent - References”.
4.4. De 25 containers, die in eigendom aan CSCL toebehoren, zijn op 17 november 2008 te Rotterdam gelost en vervolgens door CSCL afgeleverd aan [partij 1]. [partij 1] heeft de lokale kosten, zoals Terminal Handling Charges, voldaan. Bij [partij 1] heeft zich vervolgens [gedaagde in de zaak met nummer 334239] gemeld, die om afgifte van de containers onder het King Freight- cognossement vroeg. [partij 1] heeft de 25 containers aan [gedaagde in de zaak met nummer 334239] afgeleverd.
4.5. Vervolgens zijn de containers door [gedaagde in de zaak met nummer 334239] verscheept naar Jebel Ali (Dubai, Verenigde Arabische Emiraten). Aldaar zijn de containers ledig gemaakt en eind januari 2009 aan CSCL retour gegeven.
4.6. CSCL c.s. heeft [partij 1] aangesproken ter voldoening van “detention charges” in verband met de late teruglevering van de containers.
5. Het geschil in de zaak met rolnr. 09-1339
CSCL c.s. tegen [partij 1]
5.1. CSCL c.s. vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad dat de rechtbank [partij 1] veroordeelt tot betaling van € 55.900,-- vermeerderd met wettelijke rente alsmede tot betaling van € 1.788,-- aan buitengerechtelijke kosten vermeerderd met wettelijke rente en met veroordeling van [partij 1] in de kosten van dit geding waaronder begrepen de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten.
CSCL c.s. stelt dat zij op 24 oktober 2008 een cognossement heeft uitgegeven en dat [partij 1] als ontvanger (consignee) op dit cognossement is vermeld. Op grond van clausule 9 sub 2 van de toepasselijke cognossementsvoorwaarden is de ‘merchant’ verantwoordelijk voor de voldoening van “detention charges” die verschuldigd zijn uit hoofde van de niet tijdige teruglevering van aan CSCL toebehorende containers. Onder de term ‘merchant’ valt blijkens clausule 1 van de cognossementsvoorwaarden onder meer de ontvanger, zijnde [partij 1]. De 25 containers zijn niet tijdig aan CSCL teruggeleverd. De totale “detention charges”, berekend over de periode van 5 december 2008 tot en met 30 januari 2009, bedragen € 55.900,--.
Daarnaast vordert CSCL c.s. de kosten van de door haar getroffen buitengerechtelijke maatregelen, die met verwijzing naar de aanbevelingen van de Commissie Voor-werk zijn begroot op € 1.788,--.
Het vorderingsrecht van CS Agency volgt uit het feit dat zij uit hoofde van een met CSCL gesloten agentuurovereenkomst belast is met de incasso van de “detention charges”.
5.2. [partij 1] voert verweer en betwist dat zij “detention charges” verschuldigd is. Ter onderbouwing voert zij aan dat zij nimmer met CSCL is overeengekomen dat zij “detention charges” verschuldigd is, dat zij de 25 containers niet onder een cognossement heeft ontvangen maar onder het hiervoor onder 4.2. genoemde document (hierna: CSCL-document), dat uit dit CSCL-document niet kenbaar is dat zij “detention charges” verschuldigd zou worden, dat de cognossementsvoorwaarden waarnaar CSCL c.s. verwijst ten opzichte van haar niet van toepassing zijn en dat zij niet bekend was met de inhoud van de cognossementsvoorwaarden.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
6 De beoordeling in de zaak met rolnr. 09-1339
CSCL c.s. tegen [partij 1]
6.1. Krachtens artikel 2 danwel artikel 24 EEX-Vo is de rechtbank Rotterdam bevoegd kennis te nemen van het geschil tussen partijen.
6.2. CSCL c.s. legt aan haar vordering ten grondslag de stelling, dat [partij 1] krachtens de vervoerovereenkomst gehouden is aan haar “detention charges” te betalen. Volgens het commune Nederlandse IPR dient de vraag of een ontvanger van goederen aan de zeevervoerder gelden verschuldigd is terzake het vervoer beantwoord te worden naar het recht van de Staat van de overeengekomen loshaven. Rotterdam is in onderhavige zaak de loshaven, zodat het geschil zal worden beoordeeld naar Nederlands recht.
6.3. Uit de stellingen van partijen leidt de rechtbank het volgende af. CSCL heeft op 24 oktober 2008 een cognossement in drie originelen voor het vervoer van de 25 containers opgemaakt en afgegeven aan King Freight. Afzender King Freight heeft vervolgens deze drie originelen in de laadhaven Sjanghai aan CSCL gepresenteerd voor inontvangstneming van de containers in de loshaven Rotterdam door [partij 1], de met naam genoemde ontvanger/geadresseerde onder dit cognossement. In ruil daarvoor verschafte CSCL aan King Freight het onder 4.2. genoemde CSCL-document. CSCL werd daarbij door King Freight gemachtigd de 25 containers aan [partij 1] vrij te stellen tegen het CSCL-document, waarbij [partij 1] geen origineel van het CSCL-cognossement meer hoefde te presenteren. [partij 1] heeft het CSCL-document in Rotterdam gepresenteerd en daartegen aflevering van de 25 containers te Rotterdam verkregen. Gesteld noch gebleken is dat [partij 1] het CSCL-cognossement dat in Sjanghai is gepresenteerd in handen heeft gehad
6.4. [partij 1] heeft aangevoerd dat het CSCL-document slechts aan de voorzijde was bedrukt (pagina 1 van productie 1 bij dagvaarding) en dat zij de op de achterzijde (van het CSCL-cognossement) afgedrukte cognossementsvoorwaarden niet heeft ontvangen. CSCL c.s. heeft deze stelling niet betwist, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
6.5. De vraag die thans voorligt is of uit de voorzijde van het CSCL-document duidelijk kenbaar is dat de ‘consignee’, zijnde [partij 1], “detention charges” verschuldigd is in geval van vertraagde teruglevering van de containers. De rechtbank stelt vast dat dat niet het geval is. Nergens op dit CSCL-document wordt van een dergelijke verplichting tot betaling melding gemaakt. Overigens heeft CSCL c.s. dit ook niet expliciet gesteld.
6.6. Wel heeft CSCL c.s. gesteld dat het feit dat [partij 1] slechts een kopie van de voorzijde van het CSCL-document heeft ontvangen haar desondanks niet kan baten, aangezien daarop is voorgedrukt de volgende zinsnede:
“In accepting this Bill of Lading The Merchants agree to be bound by all the terms on the face and back hereof as if each had personally signed this Bill of Lading”.
[partij 1] valt als met naam genoemde ontvanger onder de definitie van ‘merchant’ in artikel 1 van de cognossementsvoorwaarden en dient op grond van genoemde verwijzing op de voorzijde van het CSCL-document bekend te zijn (geworden) met het bestaan, de toepasselijkheid en de inhoud van de cognossementsvoorwaarden vermeld op de achterzijde van het originele CSCL-cognossement. Uit de op de achterzijde vermelde clausule 9, sub 2, volgt de verschuldigdheid van “detention charges”, aldus CSCL c.s.
6.7. De rechtbank volgt CSCL c.s. niet in deze stelling. Weliswaar kan uit bovenvermelde vermelding op de voorzijde van het CSCL-document worden afgeleid, dat [partij 1] bekend (geacht) moet zijn met het feit dat er bepaalde cognossementsvoorwaarden bestonden en dat deze toepasselijk waren op de vervoerovereenkomst gesloten tussen King Freight en CSCL, maar daarmee kende [partij 1] nog niet de inhoud van die cognossementsvoorwaarden en was haar dus nog niet duidelijk kenbaar dat zij als “merchant” werd aangemerkt en evenmin dat en in welke gevallen zij “detention charges” verschuldigd zou worden aan CSCL.
6.8. Verder heeft CSCL nog aangevoerd, dat [partij 1] een professionele ontvangstexpediteur is die jaarlijks vele duizenden containers van rederijen zoals CSCL in ontvangst neemt. Ook uit dien hoofde wist of behoorde zij bekend te zijn met het bestaan, de toepasselijkheid en de inhoud van dergelijke condities. Desgewenst had [partij 1] deze condities bij CS Agency kunnen opvragen of simpelweg kunnen inzien en downloaden op de website van CSCL, aldus CSCL.
Ook deze stelling gaat niet op. Dat [partij 1] jaarlijks vele duizenden containers in ontvangst neemt, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat [partij 1] daarmee de inhoud van de specifieke cognossementsvoorwaarden van CSCL kent. Gesteld noch gebleken is dat [partij 1] vaker zaken deed met CSCL. Het lag niet op de weg van [partij 1] om zelfstandig onderzoek te doen naar de inhoud van de door CSCL gehanteerde cognossementsvoorwaarden en deze op te vragen bij CS Agency danwel te downloaden van de website.
6.9. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat uit de voorzijde van het CSCL-document niet duidelijk kenbaar is dat [partij 1] “detention charges” verschuldigd is. Dit betekent dat de inhoud van de cognossementsvoorwaarden, meer specifiek clausule 9 sub 2 betreffende “detention charges”, niet van toepassing zijn op de contractuele verhouding tussen CSCL en [partij 1] en aldus niet aan [partij 1] kunnen worden tegengeworpen. De vordering tot betaling van “detention charges” zal dus worden afgewezen. Eveneens zullen worden afgewezen de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.
6.10. CSCL zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [partij 1] begroot op
vastrecht: € 1.270,--
Salaris advocaat: € 1.788,-- (2 punten x tarief € 894,--).
6.11. De proceskosten in het voegingsincident worden gecompenseerd, zo dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
7. Het geschil in de zaak met rolnr. 09-1858
[partij 1] tegen [gedaagde in de zaak met nummer 334237]
7.1. [partij 1] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde in de zaak met nummer 334237] tot betaling van
• € 57.959,25 vermeerderd met rente vanaf 2 december 2008;
• € 617,49 vermeerderd met rente vanaf de dag der dagvaarding;
• € 125,-- vermeerderd met rente vanaf de dag der dagvaarding alsmede vermeerderd met 1% garantiekosten per jaar te berekenen vanaf 24 april 2009;
• € 1.788,-- aan buitengerechtelijke kosten vermeerderd met rente vanaf de dag der dagvaarding,
met veroordeling van [gedaagde in de zaak met nummer 334237] in de kosten van het geding. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [partij 1] het volgende aangevoerd:
- CSCL c.s. vordert in de procedure met rolnummer 09-1339 van [partij 1] “detention charges” ten bedrage van € 55.900,--; inclusief kosten bedraagt de vordering van CSCL c.s. in die procedure € 57.959,25;
- uit hoofde van het King Freight-cognossement is geadresseerde [gedaagde in de zaak met nummer 334237] partij geworden bij de vervoerovereenkomst tussen Yongzhou en King Freight;
- King Freight valt als afzender onder het CSCL-cognossement onder het begrip ‘merchant’ en is daarom samen met [partij 1] medeschuldenaar voor “detention charges”;
- het King Freight-cognossement kent een clausule die de geadresseerde (= [gedaagde in de zaak met nummer 334237]) verplicht de “detention charges” te betalen die de onderliggende vervoerder (= CSCL) aan King Freight in rekening brengt;
- in de verhouding onder het King Freight-cognossement is [gedaagde in de zaak met nummer 334237] aldus gehouden “detention charges” van CSCL te betalen;
- [partij 1] heeft kosten moeten maken voor het leggen van beslag ten bedrage van € 617,49, kosten in verband met het stellen van een beslaggarantie ad € 125,-- alsmede buitengerechtelijke kosten ad € 1.788,--.
7.2. [gedaagde in de zaak met nummer 334237] betwist gemotiveerd de vordering van [partij 1].
8. De beoordeling in de zaak met rolnr. 09-1858
[partij 1] tegen [gedaagde in de zaak met nummer 334237]
8.1. De vordering van [partij 1] in deze procedure is gebaseerd op de aanname dat de vordering van CSCL c.s. ad € 57.959,25 in de procedure met rolnr. 09-1339 jegens [partij 1] wordt toegewezen.
8.2. In de procedure met rolnr. 09-1339 wordt de vordering van CSCL echter afgewezen. Dit betekent dat daarmee de grondslag voor de vordering in onderhavige procedure is komen te ontvallen, zodat de vordering van [partij 1] jegens [gedaagde in de zaak met nummer 334237], waaronder begrepen de gevorderde beslagkosten, kosten van beslaggarantie en buitengerechtelijke kosten, zal worden afgewezen.
8.3. [partij 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [gedaagde in de zaak met nummer 334237] begroot op:
vastrecht: € 1.315,--
salaris advocaat € 1.788,-- (2 punten x tarief € 894,--).
8.4. De proceskosten in het voegings- en vrijwaringsincident worden gecompenseerd, zo dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
9. Het geschil in de zaak met rolnr. 09-1859
[partij 1] tegen [gedaagde in de zaak met nummer 334239]
9.1. [partij 1] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde in de zaak met nummer 334239] tot betaling van
• € 57.959,25 vermeerderd met rente vanaf 2 december 2008;
• € 314,61 vermeerderd met rente vanaf de dag der dagvaarding;
• € 125,-- vermeerderd met rente vanaf de dag der dagvaarding alsmede vermeerderd met 1% garantiekosten per jaar te berekenen vanaf 24 april 2009;
• € 1.788,-- aan buitengerechtelijke kosten vermeerderd met rente vanaf de dag der dagvaarding,
met veroordeling van [gedaagde in de zaak met nummer 334239] in de kosten van het geding. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [partij 1] het volgende aangevoerd:
- CSCL c.s. vordert in de procedure met rolnummer 09-1339 van [partij 1] “detention charges” ten bedrage van € 55.900,--; inclusief kosten bedraagt de vordering van CSCL c.s. in die procedure € 57.959,25;
- bij e-mail gedateerd 20 november 2008 heeft [partij 1] aan [gedaagde in de zaak met nummer 334239] laten weten, dat zij de containers tegen alle verdere kosten aan [gedaagde in de zaak met nummer 334239] zou overdragen; daar heeft [gedaagde in de zaak met nummer 334239] nimmer tegen geprotesteerd; daarmee committeerde [gedaagde in de zaak met nummer 334239] zich zelfstandig jegens [partij 1] om de verder op te komen kosten voor haar rekening te zullen nemen;
- er is tussen CSCL en [gedaagde in de zaak met nummer 334239] een (nieuwe) overeenkomst tot stand was gekomen voor de huur en/of bruikleen van de containers; [gedaagde in de zaak met nummer 334239] is daarom debiteur van CSCL voor het ter zake gevorderde;
- door de containers naar Jebel Ali (Dubai) te verschepen, zonder CSCL en/of [partij 1] daarvan op de hoogte te stellen, pleegt [gedaagde in de zaak met nummer 334239] wanprestatie onder de overeenkomst met [partij 1] althans handelt zij onrechtmatig jegens [partij 1]; derhalve zal [gedaagde in de zaak met nummer 334239] aan [partij 1] moeten (terug)betalen al hetgeen [partij 1] aan CSCL verschuldigd zal blijken;
- voor zover [partij 1] gehouden is de “detention charges” aan CSCL c.s. te voldoen, is [gedaagde in de zaak met nummer 334239] gehouden door [partij 1] verschuldigde bedragen aan [partij 1] te voldoen, gelet op het bepaalde in de artikelen 6:150 en/of 6:10 BW;
- [partij 1] heeft kosten moeten maken voor het leggen van beslag ten bedrage van € 314,61, kosten in verband met het stellen van een beslaggarantie ad € 125,-- alsmede buitengerechtelijke kosten ad € 1.788,--.
9.2. [gedaagde in de zaak met nummer 334239] betwist gemotiveerd de vordering van [partij 1].
10. De beoordeling in de zaak met rolnr. 09-1859
[partij 1] tegen [gedaagde in de zaak met nummer 334239]
10.1. De vordering van [partij 1] in deze procedure gaat uit van de aanname dat de vordering van CSCL c.s. ad € 57.959,25 in de procedure met rolnr. 09-1339 jegens [partij 1] wordt toegewezen.
10.2. In de procedure met rolnr. 09-1339 wordt de vordering van CSCL c.s. echter afgewezen. Dit betekent dat daarmee de grondslag voor de vordering in onderhavige procedure is komen te ontvallen, zodat de vordering van [partij 1] jegens [gedaagde in de zaak met nummer 334239], waaronder begrepen de gevorderde beslagkosten, de kosten van beslaggarantie en de buitengerechtelijke kosten, zal worden afgewezen.
10.3. [partij 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [gedaagde in de zaak met nummer 334239] begroot op:
vast recht: € 1.315,--
salaris advocaat: € 1.788,-- (2 punten x tarief € 984,--).
10.4. De proceskosten in het voegingsincident worden gecompenseerd, zo dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
11. De beslissing
De rechtbank:
in de zaak met rolnr. 09-1339 CSCL c.s. tegen [partij 1]:
wijst de vordering af;
veroordeelt CSCL c.s. in de proceskosten in de hoofdzaak, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [partij 1] bepaald op € 1.270,-- aan vast recht en op € 1.788,-- aan salaris voor de advocaat;
compenseert de proceskosten in het voegingsincident aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak met rolnr. 09-1858 [partij 1] tegen [gedaagde in de zaak met nummer 334237]:
wijst de vordering af;
veroordeelt [partij 1] in de proceskosten in de hoofdzaak, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde in de zaak met nummer 334237] bepaald op € 1.315,-- aan vast recht en op € 1.788,-- aan salaris voor de advocaat;
compenseert de proceskosten in het voegings- en vrijwaringsincident aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak met rolnr. 09-1859 [partij 1] tegen [gedaagde in de zaak met nummer 334239]:
wijst de vordering af;
veroordeelt [partij 1] in de proceskosten in de hoofdzaak, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde in de zaak met nummer 334239] bepaald op € 1.315,-- aan vast recht en op € 1.788,-- aan salaris voor de advocaat;
compenseert de proceskosten in het voegingsincident aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2011. ?
1278/1928