ECLI:NL:RBROT:2011:BT8983

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1252311
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenen van ontruimingsbescherming in verband met tijdelijke verhuur van kerkgebouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenen van ontruimingsbescherming. Verweerder, die een kerkgebouw had gekocht met de intentie om daar een mondverzorgingscentrum te starten, had het gebouw tijdelijk verhuurd aan verzoekster, een kerkgemeente. De huurovereenkomst was van tijdelijke aard en werd door verweerder opgezegd om het gebouw zelf in gebruik te nemen. Verzoekster vroeg ontruimingsbescherming, maar de kantonrechter wees dit verzoek af. De rechter overwoog dat verzoekster's belangen niet zwaarder wogen dan die van verweerder, die zijn plannen voor het mondverzorgingscentrum wilde realiseren. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van wanbetaling of ernstige overlast, maar dat de tijdelijke verhuur duidelijk was en dat verzoekster op de hoogte was van de tijdelijkheid van de huurovereenkomst. De rechter stelde het tijdstip van ontruiming vast op 1 augustus 2011, en compenseerde de proceskosten door te bepalen dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
beschikking ex artikel 7:230a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak
de stichting
[verzoekster],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mevrouw [A], bestuurslid,
tegen
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verweerster,
gemachtigde: mr. J. van Riet, advocaat te Rotterdam.
1. De processtukken en de loop van het geding
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het verweerschrift, met bijlagen;
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen met bijlagen van mevrouw [A];
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 15 juli 2011.
Partijen zullen worden aangeduid als “[verzoekster]” en “[verweerster]”.
2. De vaststaande feiten
2.1. [verweerster] heeft in december 2009 het kerkgebouw aan de [locatie] aangekocht met het doel er een mondverzorgingscentrum te starten. In afwachting van de start van dit centrum zijn de heer [B] van [verweerster] en mevrouw [A] van [verzoekster] met elkaar in contact gebracht en is met ingang van 1 januari 2010 een huurovereenkomst tot stand gekomen voor het kerkgebouw.
2.2. De huurovereenkomst is schriftelijk aangegaan voor de bepaalde tijd van 9 maanden, met een optie om deze termijn te verlengen tot 12 maanden. Op 25 november 2011 heeft [verweerster] de huurovereenkomst opgezegd tegen 31 december 2011 en geschreven dat het gehuurde tegen die dag moet worden overgedragen aan [verweerster]. Uiteindelijk hebben partijen afgesproken dat het gehuurde op 1 april 2011 ontruimd moet zijn.
3. Het verzoek en de grondslag daarvan
[verzoekster] is een kerkgemeenschap met ongeveer 100 leden, die vanuit de kerk ondersteuning biedt aan arme, veelal allochtone, gezinnen. Het kerkgebouw wordt gebruikt om er diensten te houden maar ook om de andere activiteiten van de kerk te ontplooien. [verzoekster] wordt volledig door haar leden gefinancierd en daarom is er weinig financiële ruimte. Het is niet goed mogelijk een andere ruimte te vinden. [verzoekster] heeft een groot belang bij een voortzetting van het gebruik omdat het einde van het gebruik ook het einde van het kerkgenootschap kan betekenen.
4. Het verweer
[verweerster] is de onderneming van de heer [B]. De onderneming beoogt haar activiteiten, na een bescheiden verbouwing, in het kerkgebouw uit te gaan voeren. De heer [B] is voor zijn inkomen afhankelijk van de onderneming. Hij kan eerst medio juli met de onderneming beginnen omdat hij tot die tijd aan een concurrentiebeding gebonden is. De huurovereenkomst is uitdrukkelijk aangegaan voor een beperkte tijd. [verweerster] heeft de kerk verhuurd om [verzoekster] uit de nood te helpen.
5. De beoordeling van het verzoek
5.1. Op 4 mei 2011 heeft de griffie van de sector kanton een brief van [verzoekster] ontvangen waarin zij verlenging van de huurovereenkomst vraagt en verwijst naar de periode van ontruimingsbescherming die loopt tot 1 juni 2011. Zij kondigt aan het volledige verzoekschrift op zeer korte termijn toe te zenden. Vervolgens is op 24 juni 2011 ter griffie een aanvullend verzoekschrift ontvangen. Op grond van artikel 7:230a BW is [verzoekster] in de gelegenheid gedurende de periode van ontruimingsbescherming een verzoek in te dienen om te komen tot een verlenging van de periode van ontruimingsbescherming. Op grond van artikel 278 Rechtsvordering dient het verzoekschrift onder meer te bevatten een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. Uit de op 4 mei 2011 ontvangen brief blijkt voldoende duidelijk wat het verzoek behelst, maar de gronden waarop het verzoek berust ontbreken. In beginsel voldoet het verzoek daarmee niet aan het bepaalde in artikel 278 Rv. Desondanks zal de kantonrechter [verzoekster] in het verzoek ontvangen. [verzoekster] heeft zich niet laten bijstaan door een juridisch geschoold gemachtigde. Dat het verzoek niet aan alle eisen voldoet kan haar daarom niet zonder meer worden tegengeworpen. Nu het verzoek voldoende duidelijk is, wordt [verweerster] daardoor niet benadeeld. Vervolgens heeft [verzoekster] de gronden van het verzoek voldoende duidelijk in het aanvullende stuk onder woorden gebracht. De eerste brief is binnen de wettelijke termijn ingediend. [verzoekster] wordt daarom ontvangen in haar verzoek.
5.2. Het verzoek van [verzoekster] kan alleen worden toegewezen indien haar belangen door de ontruiming ernstiger worden geschaad dan die van [verweerster] bij voortzetting van het gebruik door [verzoekster]. Niettemin wordt het verzoek afgewezen wanneer [verweerster] aannemelijk kan maken dat een voortgezet gebruik van haar niet kan worden gevergd wegens onbehoorlijk gebruik van het gehuurde, ernstige overlast of wanbetaling.
5.3. Van wanbetaling is geen sprake en ook van ernstige overlast is niet gebleken. [verweerster] heeft aangevoerd dat sprake is van onbehoorlijk gebruik van het gehuurde en heeft daarbij gewezen op de verwaarlozing van de tuin en het loshangen van een stopcontact. [verzoekster] heeft daar tegen in gebracht dat de leden van de kerk regelmatig gezamenlijk onderhoud uitvoeren. Voorts heeft zij aangevoerd dat [verweerster] ook niet altijd aan haar verplichtingen in verband met onderhoud voldoet. De kantonrechter laat in het midden of de verwijten die over en weer worden gemaakt juist zijn. Ook als de verwijten (deels) juist zouden zijn levert dit een onvoldoende omstandigheid op om te kunnen spreken van een onbehoorlijk gebruik van het gehuurde.
5.4. [verzoekster] heeft een duidelijk belang bij het kunnen blijven gebruiken van het gehuurde. In het gehuurde ontplooit zij haar activiteiten, die variëren van het houden van de wekelijkse eredienst tot het verzorgen van geestelijke hulpverlening aan de leden van de kerk. Het is aannemelijk dat deze hulpverlening van groot belang is voor de leden van de kerk en dat de kerk voor een groot probleem zal worden geplaatst wanneer zij niet meer over de ruimte kan beschikken. [verzoekster] heeft aangegeven dat zij er in de afgelopen maanden niet in is geslaagd vervangende ruimte te vinden, ondanks hulp vanuit politieke partijen.
5.5. [verweerster] heeft eveneens een duidelijk belang bij het eindigen van het gebruik van de kerk door [verzoekster]. [verweerster] heeft de kerk aangekocht om er een mondverzorgingscentrum te beginnen. [verweerster] was voornemens in april 2011 te beginnen met het verbouwen van de ruimte, om in de loop van juli 2011 het centrum te kunnen openen. Daarbij is het belang van de heer [B] gemoeid, omdat het centrum zijn bron van inkomsten is. Ook derden zijn betrokken bij het centrum om erin te participeren of om er te gaan werken. Door het uitstel dreigen een aantal van deze participanten nu af te haken.
5.6. De kantonrechter zal de belangen van [verweerster] in dit geval zwaarder laten wegen dan de belangen van [verzoekster]. Het belang van [verweerster] om haar centrum te starten moet zwaarder wegen dan het eveneens zwaarwegende belang van [verzoekster] om haar activiteiten te ontplooien, omdat vanaf de aanvang van de huur duidelijk is geweest dat sprake zou zijn van een tijdelijke verhuur. Het is voldoende aannemelijk geworden dat [verweerster] het gebouw tegen een bescheiden huurprijs aan [verzoekster] beschikbaar heeft gesteld om de kerk uit de nood te helpen. Voor [verzoekster] moet vanaf het begin ook duidelijk zijn geweest dat sprake was van een tijdelijke verhuur. Dit blijkt uit de huurovereenkomst, maar ook het feit dat werd afgesproken een spandoek aan de kerk te bevestigen waarop is aangekondigd dat het mondverzorgingscentrum medio 2011 in de kerk zal worden geopend, is op dat punt heel duidelijk. De ontruimingsbescherming is niet bedoeld om een verhuurder die voor korte tijd, uit compassie voor een in nood verkerend kerkgenootschap, een kerkgebouw beschikbaar stelt vervolgens in een positie te brengen dat zij haar plannen met het kerkgebouw niet meer kan uitvoeren. Dat deze plannen snel tot uitvoering zullen komen en dat daarvoor, tengevolge van een versobering van de verbouwing, geen vergunning vereist is, is voldoende aannemelijk geworden.
5.7. Nu het verzoek wordt afgewezen dient de kantonrechter een tijdstip van ontruiming vast te stellen. Omdat [verzoekster] vanaf de aanvang van de huurovereenkomst op de hoogte is van de tijdelijkheid van de verhuur en omdat zij al sedert 1 april 2011 op grond van ontruimingsbescherming in het gehuurde verblijft is het redelijk het tijdstip van ontruiming vast te stellen op 1 augustus 2011.
6. De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek tot verlenging van de ontruimingsbescherming af;
bepaalt het tijdstip van de ontruiming op 1 augustus 2011;
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.