ECLI:NL:RBROT:2011:BT8717
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid aannemer voor schade door mislukte grondbevriezingstechniek
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, draait het om de aansprakelijkheid van de aannemer HV voor schade die is ontstaan door het mislukken van een grondbevriezingsproces bij de bouw van een metrostation. De Gemeente Rotterdam had HV opdracht gegeven om werkzaamheden uit te voeren aan het metrostation onder het Stationsplein, waarbij de oostelijke wand van de bouwput met behulp van grondbevriezingstechniek moest worden uitgevoerd. HV schakelde [gedaagden 2 t/m 4] in als onderaannemer voor deze werkzaamheden. Na de start van het bevriezingsproces bleek dat de beoogde temperaturen niet werden bereikt, wat leidde tot stillegging van het werk. Dit werd veroorzaakt door beschadigde vrieslansen, wat resulteerde in herstelkosten en gevolgschade voor HV.
De rechtbank beoordeelt de aansprakelijkheid van [gedaagden 2 t/m 4] in relatie tot HV. HV had in haar vordering gesteld dat de schade was veroorzaakt door de keuze voor Dämmer als grout, dat niet geschikt bleek voor de omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat HV, als opdrachtgever, verantwoordelijk is voor de geschiktheid van de bouwstof, zoals vastgelegd in de UAV 1989. De rechtbank concludeert dat de Dämmer als schadeoorzaak moet worden aangemerkt, omdat deze niet voldeed aan de randvoorwaarden die in het bestek waren opgenomen.
De rechtbank gaat voorbij aan de stellingen van [gedaagden 2 t/m 4] dat zij niet verantwoordelijk waren voor de keuze van de bouwstof, omdat de overeenkomst van onderaanneming hen dezelfde verplichtingen oplegde als HV had ten opzichte van de Gemeente. De rechtbank oordeelt dat [gedaagden 2 t/m 4] aansprakelijk zijn voor de schade die HV heeft geleden door het mislukken van het bevriezingsproces. De zaak wordt aangehouden voor verdere beoordeling van de hoogte van de schade en de mogelijkheid van tussentijds hoger beroep.