ECLI:NL:RBROT:2011:BT8481
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verval van instantie in civiele procedure met betrekking tot achterstallige gage
In deze civiele procedure vorderde eiser in 1988 betaling van achterstallige gage van de gedaagden, de rechtspersonen Atlanska Plovidba en Atlantic Conbulk Maritime Corporation. De rechtbank verklaarde zich in 1998 deels bevoegd om kennis te nemen van de zaak, maar verklaarde zich voor het overige onbevoegd. Na een ambtshalve royement in 1999, diende gedaagde in 2011 een verzoek in tot verval van instantie. De rechtbank oordeelde dat op basis van de overgangsrechtelijke bepalingen bij de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW) en de wijziging van de Rechtsvordering het oude recht van toepassing was. De rechtbank stelde vast dat de termijn van drie jaren, zoals bepaald in artikel 279 Rv. zoals dat luidde vóór 1 januari 2002, was verstreken. Hierdoor werd het verzoek tot verval van instantie toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de kosten van het geding gecompenseerd dienden te worden, waardoor er geen kostenveroordeling volgde. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.W. van den Hurk op 12 oktober 2011.