ECLI:NL:RBROT:2011:BT8481

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
384805 / HA ZA 11-1799
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verval van instantie in civiele procedure met betrekking tot achterstallige gage

In deze civiele procedure vorderde eiser in 1988 betaling van achterstallige gage van de gedaagden, de rechtspersonen Atlanska Plovidba en Atlantic Conbulk Maritime Corporation. De rechtbank verklaarde zich in 1998 deels bevoegd om kennis te nemen van de zaak, maar verklaarde zich voor het overige onbevoegd. Na een ambtshalve royement in 1999, diende gedaagde in 2011 een verzoek in tot verval van instantie. De rechtbank oordeelde dat op basis van de overgangsrechtelijke bepalingen bij de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW) en de wijziging van de Rechtsvordering het oude recht van toepassing was. De rechtbank stelde vast dat de termijn van drie jaren, zoals bepaald in artikel 279 Rv. zoals dat luidde vóór 1 januari 2002, was verstreken. Hierdoor werd het verzoek tot verval van instantie toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de kosten van het geding gecompenseerd dienden te worden, waardoor er geen kostenveroordeling volgde. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.W. van den Hurk op 12 oktober 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 384805 / HA ZA 11-1799
Vonnis in incident van 12 oktober 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
ATLANSKA PLOVIDBA,
gevestigd te Dubrovnik (Kroatië),
2. de rechtspersoon naar het recht van de republiek Liberia
ATLANTIC CONBULK MARITIME CORPORATION,
gevestigd te Monrovia,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. E.T.A. Naaykens te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Atlanska c.s genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- Het vonnis van deze rechtbank van 13 augustus 1998 in het incident tot onbevoegdheid;
- De akte houdende verzoek tot verval van instantie.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
De beoordeling in het incident
Atlanska c.s vordert dat de rechtbank verval van instantie zal uitspreken. [eiser] heeft hierop niet gereageerd.
Uit het verloop van de procedure komt het volgende naar voren. [eiser] heeft op 22 februari 1988 Atlanska c.s gedagvaard en daarbij gevorderd dat Atlanska c.s zal worden veroordeeld tot betaling van een geldbedrag aan hem. Naar aanleiding van een incidentele conclusie tot onbevoegdheid heeft de rechtbank bij voornoemd vonnis zich bevoegd verklaard om van een deel van het geschil kennis te nemen, en zich voor het overige onbevoegd verklaard. De zaak is voorts verwezen naar de rol van 10 september 1998 om voort te procederen. Uit de rolkaart van deze zaak blijkt dat, nadat de zaak voor antwoord op de rol heeft gestaan, op 18 november 1999 ambtshalve royement heeft plaatsgevonden. Dit royement heeft voortgeduurd totdat Atlanska c.s bij akte van 21 september 2011 de akte houdende verzoek tot verval van instantie heeft ingediend. [eiser] heeft hierop niet gereageerd. Atlanska c.s stelt contact te hebben gehad met (het kantoor van) de raadsman welke zich aanvankelijk voor [eiser] heeft gesteld, doch aldaar vernomen te hebben dat al jaren geen instructies van [eiser] waren ontvangen en dat derhalve geen sprake was van een behandelend advocaat.
Ingevolge artikel 15 van de Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 NBW blijven de procesrechtelijke bepalingen zoals deze luidden vóór 1 januari 1992 van toepassing op lopende procedures, behalve in die gevallen waarin het overgangsrecht in een andersluidende regeling voorziet. Nu het overgangsrecht in het onderhavige geval niet in een andersluidende regeling voorziet, zijn de procesrechtelijke bepalingen zoals deze luidden voor 1 januari 1992 van toepassing.
Ingevolge het bepaalde in artikel VII van de herzieningswet procesrecht burgerlijke zaken blijft ten aanzien van de verdere behandeling door een arrondissementsrechtbank van zaken die op de datum van inwerkingtreding (1 januari 2002) van die wet aanhangig zijn, het recht zoals het gold vóór de datum van inwerkingtreding van die wet van toepassing.
Artikel 279, eerste lid, Rv. zoals dat luidde vóór 1 januari 2002, bepaalde: "Alle instantie vervalt, indien de zaak binnen drie jaren tijds niet is voortgezet".
Nu aan het wettelijk vereiste voor het uitspreken van verval van instantie is voldaan, zal het verzoek in het incident worden toegewezen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 282, tweede lid Rv. zoals dat luidde vóór 1 januari 2002 worden "de kosten van het aangevangen regtsgeding ten gevolge dier vervallen-verklaring, voor gecompenseerd gehouden". De rechtbank zal derhalve geen kostenveroordeling uitspreken.
De beslissing
De rechtbank
Verklaart de instantie vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. van den Hurk en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2011.
[427/1694]