ECLI:NL:RBROT:2011:BT7251

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
xx
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot beperking van het vrije verkeer tussen raadsman en verdachte in strafzaak

Op 6 oktober 2011 heeft de officier van justitie een bevel uitgevaardigd op basis van artikel 50 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, waarin werd bepaald dat de raadsman geen toegang zou hebben tot de verdachte en dat communicatie tussen hen voor een periode van zes dagen zou worden beperkt. Dit bevel werd op 7 oktober 2011 in raadkamer getoetst, waarbij mr. A.M. Moszkowicz als raadsman werd gehoord. De officier van justitie stelde dat de omstandigheden, waaronder het bijstaan van twee verdachten in dezelfde zaak, aanleiding gaven voor het bevel. De raadsman betwistte dit en voerde aan dat er geen tegenstrijdige belangen waren en dat hij zich bewust was van de beperkingen opgelegd aan zijn cliënten.

De rechtbank oordeelde dat de relatie tussen advocaat en cliënt in principe vrij moet zijn, tenzij er ernstige vermoedens zijn dat deze vrijheid misbruikt zal worden. De rechtbank concludeerde dat het enkele feit dat de raadsman beide verdachten bijstaat, niet voldoende was om het bevel tot beperking van het vrije verkeer te rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarom het bevel van de officier van justitie opgeheven, waardoor de raadsman weer toegang kreeg tot zijn cliënt.

Deze beslissing benadrukt het belang van de vrije toegang van de raadsman tot zijn cliënt, vooral in strafzaken, en de noodzaak voor de officier van justitie om duidelijke en substantiële redenen te hebben voor het opleggen van beperkingen.

Uitspraak

Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: [parketnummer]
Rechtbanknummer: [rechtbanknummer]
BESLISSING EX ARTIKEL 50, LID 3 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer, naar aanleiding van het op 6 oktober 2011 uitgevaardigde bevel ex artikel 50 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering tegen verdachte:
[gegevens verdachte]
inhoudende dat de raadsman geen toegang zal hebben tot de verdachte en dat brieven of andere stukken tussen de raadsman en de verdachte gewisseld, niet zullen worden uitgereikt voor de duur van zes dagen.
De officier van justitie heeft de voorzitter van de rechtbank dit bevel onverwijld doen toekomen.
Het bevel is in raadkamer van 7 oktober 2011 getoetst. In raadkamer is gehoord mr. A.M. Moszkowicz.
De officier van justitie heeft zich - zakelijk en beknopt weergegeven - op het standpunt gesteld dat de in artikel 50, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde omstandigheden zijn: het bijstaan van twee verdachten in dezelfde zaak, die beiden in volledige beperkingen zijn, terwijl het onderzoek in volle gang is en de verwachting is dat het bewijs voor een belangrijk deel zal worden geleverd door verklaringen van getuigen en verdachten en heeft voorts gesteld dat uit de aard van de werkzaamheden van de raadsman zal voortvloeien, dat hij zijn cliënten zal informeren over feiten waarmee zij met het oog op de beperkingen onbekend moeten blijven.
De raadsman heeft - zakelijk en beknopt weergegeven - aangevoerd dat hij de belangen van de thans gedetineerde verdachten verdachte 1 en verdachte 2 behartigt, dat er naar zijn oordeel geen sprake is van tegenstrijdige belangen en dat hij zich bewust is van de aan de verdachten opgelegde beperkingen en daar in zijn optreden rekening mee zal houden. Hij heeft verder aangevoerd dat beide personen zich hebben beroepen op hun zwijgrecht en voorts hebben aangegeven bij de politie niet te zullen verklaren.
DE BEOORDELING
Ter zitting is vastgesteld dat de raadsman twee verdachten in dezelfde zaak bijstaat en dat door de officier van justitie aan beide verdachten alle beperkingen zijn opgelegd.
Alvorens haar bevel te geven, heeft de officier van justitie de raadsman verzocht de bijstand van één van beide verdachten neer te leggen en over te dragen aan een collega, welke verzoek de raadsman naast zich neer heeft gelegd.
Uitgangspunt voor de relatie advocaat cliënt is, dat de toegevoegde of gekozen raadsman vrije toegang heeft tot zijn, van zijn vrijheid beroofde, cliënt en dat deze vrije toegang slechts belet kan worden indien uit bepaalde omstandigheden een ernstig vermoeden voortvloeit dat het vrije verkeer tussen de raadsman en verdachte zal strekken om de verdachte bekend te maken met omstandigheden, waarvan hij in het belang van het onderzoek tijdelijk onkundig moet blijven, hetzij dat het vrije verkeer wordt misbruikt voor pogingen om de opsporing van de waarheid te belemmeren.
Weliswaar is gebleken dat beide cliënten van de raadsman verdacht worden te zijn betrokken bij een langdurige afpersing, echter niet is gesteld of gebleken dat er sprake is van ”bepaalde” omstandigheden, zoals (bijvoorbeeld delen van) de inhoud van gegevens in ieders zaaksdossier, ten aanzien waarvan de andere medeverdachte, bij bekend worden aan deze, in het belang van het onderzoek tijdelijk onkundig moet blijven.
Evenmin zijn feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit volgt dat gevreesd moet worden dat het vrije verkeer tussen de raadsman en verdachte zal strekken om de (andere) verdachte bekend te maken met omstandigheden, waarvan hij in het belang van het onderzoek tijdelijk onkundig moet blijven en/of het vrij verkeer wordt misbruikt voor pogingen om de opsporing van de waarheid te belemmeren.
Het enkele feit dat de raadsman in dit onderzoek zowel de verdachten verdachte 1 als verdachte 2 bijstaat is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende grond voor het verlenen van het bevel tot het beletten van elk verkeer tussen de raadsman en de verdachte 1.
DE BESLISSING
De rechtbank,
Gehoord de officier van justitie en de raadsman;
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting van de raadkamer van 7 oktober 2011;
Heft op het bevel van de officier van justitie tot beperkingen van het vrije verkeer tussen de raadsman en de verdachte van 6 oktober 2011.
Deze beschikking is gegeven op 10 oktober 2001 door:
Mr. K.H.J. Puite, voorzitter,
Mr. E.A. Vroom en mr. J.L.M. Boek, rechters,
In tegenwoordigheid van P. Zoeteweij, griffier.