ECLI:NL:RBROT:2011:BT7251
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- K.H.J. Puite
- E.A. Vroom
- J.L.M. Boek
- Rechtspraak.nl
Bevel tot beperking van het vrije verkeer tussen raadsman en verdachte in strafzaak
Op 6 oktober 2011 heeft de officier van justitie een bevel uitgevaardigd op basis van artikel 50 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, waarin werd bepaald dat de raadsman geen toegang zou hebben tot de verdachte en dat communicatie tussen hen voor een periode van zes dagen zou worden beperkt. Dit bevel werd op 7 oktober 2011 in raadkamer getoetst, waarbij mr. A.M. Moszkowicz als raadsman werd gehoord. De officier van justitie stelde dat de omstandigheden, waaronder het bijstaan van twee verdachten in dezelfde zaak, aanleiding gaven voor het bevel. De raadsman betwistte dit en voerde aan dat er geen tegenstrijdige belangen waren en dat hij zich bewust was van de beperkingen opgelegd aan zijn cliënten.
De rechtbank oordeelde dat de relatie tussen advocaat en cliënt in principe vrij moet zijn, tenzij er ernstige vermoedens zijn dat deze vrijheid misbruikt zal worden. De rechtbank concludeerde dat het enkele feit dat de raadsman beide verdachten bijstaat, niet voldoende was om het bevel tot beperking van het vrije verkeer te rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarom het bevel van de officier van justitie opgeheven, waardoor de raadsman weer toegang kreeg tot zijn cliënt.
Deze beslissing benadrukt het belang van de vrije toegang van de raadsman tot zijn cliënt, vooral in strafzaken, en de noodzaak voor de officier van justitie om duidelijke en substantiële redenen te hebben voor het opleggen van beperkingen.