ECLI:NL:RBROT:2011:BT7232
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Depositogarantiestelsel en rechtmatigheid van uitkering na beslaglegging door Belastingdienst
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep ingesteld tegen een besluit van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) inzake de uitkering uit het depositogarantiestelsel na de faillietverklaring van DSB Bank N.V. Eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering, maar DNB stelde vast dat het saldo op zijn deposito op 12 oktober 2009 slechts € 29,29 bedroeg. Dit bedrag was het gevolg van een executoriaal derdenbeslag dat door de Belastingdienst was gelegd in 2006, waardoor een aanzienlijk deel van het oorspronkelijke bedrag was onttrokken. Eiser betwistte de rechtmatigheid van deze beslaglegging en stelde dat het depositosaldo ten onrechte niet hoger was vastgesteld door DNB.
De rechtbank heeft op 11 oktober 2011 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser was niet tijdig verschenen op de zitting, waar DNB werd vertegenwoordigd door mr. S.M.C. Nuyten en mr. M.A.M. Suijkerbuijk. De rechtbank oordeelde dat de uitkering door DNB correct was, aangezien het depositogarantiestelsel slechts dekking biedt voor legitieme vorderingen en dat de rechtmatigheid van de overmaking aan de Belastingdienst niet kon leiden tot een hogere uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 oktober 2011, en belanghebbenden, waaronder eiser, hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.