ECLI:NL:RBROT:2011:BT6752
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure
Op 5 oktober 2011 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen de rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel, waarbij zijn aanvraag om uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) niet-ontvankelijk was verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. Verzoeker had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar dit verzet werd op 23 december 2010 door de rechter ongegrond verklaard. Vervolgens diende verzoeker een nieuw beroep in, dat ook niet-ontvankelijk werd verklaard.
De wrakingsgrond van verzoeker was dat de rechter in de eerdere procedure zijn verzet ongegrond had verklaard en nu opnieuw als verzetsrechter moest oordelen in een andere WWB-zaak. Verzoeker stelde dat hierdoor de schijn van gebrek aan onpartijdigheid was ontstaan. De wrakingskamer oordeelde echter dat de rechter in de eerdere zaak slechts had getoetst of verzoeker niet-ontvankelijk was en dat de beoordeling van de eerdere uitspraak niet aan de orde was in de nieuwe procedure. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter.
De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval waren die omstandigheden niet aangetoond, waardoor het verzoek tot wraking ongegrond werd verklaard.