ECLI:NL:RBROT:2011:BT5834

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
252529 / HA ZA 05-3638
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbetering van kennelijke fout in tussenvonnis inzake letselschade

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P.L.H. Burger, een vordering ingediend tegen Allianz Nederland Schadeverzekering N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. E.J. Eijsberg, met betrekking tot een kennelijke verschrijving in een eerder tussenvonnis. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 10 augustus 2011, waarin de rechtbank oordeelde dat van eiseres meer inzet mocht worden verwacht bij het verwerven van betaalde arbeid, met name vanaf juli 2009. Allianz betwistte deze conclusie en stelde dat de rechtbank een kennelijke fout had gemaakt door te verwijzen naar juli 2009 in plaats van 2007. Eiseres gaf aan dat de opmerking van Allianz juist leek, maar de rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een verschrijving. De rechtbank gaf aan dat er behoefte was aan een nadere toelichting, maar hield verdere beslissingen aan. In de beslissing van 7 september 2011 heeft de rechtbank het verzoek van Allianz tot verbetering van de kennelijke fout afgewezen. De rechtbank benadrukte dat er geen grond meer bestond om schade aan Allianz toe te rekenen vanaf juli 2009, maar dat er mogelijk nog steeds schade zou kunnen zijn na dat moment, afhankelijk van de omstandigheden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 252529 / HA ZA 05-3638
Vonnis van 7 september 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. R.P.L.H. Burger,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E.J. Eijsberg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Allianz genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 augustus 2011;
- de brief van 11 augustus 2011 van mr. Meelker (Allianz);
- de brief van 15 augustus 2011 van mr. Drosten ([eiseres]).
2. De verdere beoordeling
2.1. Allianz wijst erop dat haars inziens in overweging 2.16 van voornoemd tussenvonnis een kennelijke verschrijving is geslopen. De betreffende passage luidt als volgt:
"Nadat [persoon 1] in augustus 2007 had gerapporteerd - en mogelijk (veel) eerder - mocht in de visie van de rechtbank evenwel van [eiseres] aanzienlijk meer inzet worden verwacht bij het verwerven van betaalde arbeid. Vanaf juli 2009 bestaat er naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval geen grond meer om nog optredende schade als gevolg van niet (fulltime) werken van [eiseres] aan Allianz toe te rekenen."
2.2. Allianz meent dat waar is vermeld vanaf juli 2009 beoogd werd 2007. Allianz verbindt hieraan een verzoek als bedoeld in artikel 31 lid 1 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) (verzoek tot verbetering van een kennelijke fout).
2.3. [eiseres] deelt mede dat het gestelde in de brief van Allianz haar juist lijkt.
2.4. Van een verschrijving van de zijde van de rechtbank is geen sprake. Kennelijk is wel een nadere toelichting wenselijk.
2.5. De rechtbank heeft geoordeeld dat in ieder geval vanaf augustus 2007, maar mogelijk al vanaf een veel eerder moment, van [eiseres] aanzienlijk meer inzet mocht worden verwacht, gericht op het verwerven van betaalde arbeid. Echter de mogelijkheid bestaat dat [eiseres] ondanks haar volledige daarop gerichte inzet toch niet op zeer korte termijn een fulltime baan zou hebben kunnen verwerven, dan wel geen baan waarmee zij reeds op relatief korte termijn een inkomen van vergelijkbare omvang zou hebben kunnen verwerven als in de hypothetische situatie waarin het ongeval wordt weggedacht (een situatie waarin mogelijk ook een wijziging van baan, maar niet noodzakelijkerwijs een breuk in het arbeidsverleden van [eiseres] zou zijn opgetreden). Denkbaar is derhalve dat er nog immer sprake was van enige schade na het moment waarop [eiseres] zich behoorde te gaan inspannen om wederom een fulltime baan te verwerven, mogelijk zelfs over een relatief ruime periode. Of dat het geval zou zijn geweest, kan de rechtbank op basis van de thans beschikbare informatie niet vaststellen, voor zover iets dergelijks uiteraard ooit vastgesteld kan worden; het betreft hier immers hypothetische situaties. De rechtbank heeft een comparitie van partijen gelast, onder meer om nader te kunnen worden geïnformeerd over in dit kader relevante omstandigheden en over de visies van partijen daarop opdat er een betere basis zal bestaan voor begroting van de schade. In dit kader heeft de rechtbank partijen verzocht de in het tussenvonnis onder 2.18 en 2.19 gespecificeerde stukken in het geding te brengen en om zich uit te laten over hun visie op een en ander. Om het door partijen met elkaar te voeren overleg gericht op het eventueel bereiken van een regeling in der minne zoveel mogelijk te faciliteren, is de rechtbank voor zover mogelijk reeds ingegaan op haar voorlopige globale visie op de bij het begroten van de schade mogelijk te hanteren uitgangspunten. In dat kader heeft de rechtbank aangegeven dat er in ieder geval vanaf juli 2009 geen grond meer bestaat om nog optredende schade als gevolg van niet (fulltime) werken van [eiseres] aan Allianz toe te rekenen. Die overweging laat onverlet dat de rechtbank mogelijk bij eindvonnis - mocht het noodzakelijk zijn dat in deze zaak te wijzen - tot de conclusie zal komen dat daarvoor al vanaf een (veel) eerder moment geen grond meer bestond.
2.6. Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat het door Allianz aan de rechtbank gerichte verzoek ex artikel 31 lid 1 Rv wordt afgewezen.
2.7. Voor het vervolg van deze procedure verwijst de rechtbank naar hetgeen in het tussenvonnis van 10 augustus 2011 is overwogen.
2.8. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst het verzoek van Allianz ex artikel 31 lid 1 Rv af,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2011.?
1729/2148