ECLI:NL:RBROT:2011:BT2907
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 september 2011 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen de rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek volgde op een zitting op 11 augustus 2011, waar verzoeker te laat arriveerde en het onderzoek ter zitting reeds was gesloten. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was omdat hij het onderzoek niet had heropend, ondanks verzoekers late aankomst. De rechtbank oordeelde dat de rechter niet verplicht was om terug te komen op zijn eerdere beslissing om het onderzoek te sluiten. De wrakingskamer heeft het dossier van de procedure bestudeerd, inclusief het proces-verbaal van de zitting en de correspondentie met verzoeker. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. De omstandigheden die verzoeker aanvoerde, gaven geen aanleiding om te veronderstellen dat de rechter niet onpartijdig was. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Aangezien verzoeker geen zwaarwegende aanwijzingen had aangedragen, werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.