ECLI:NL:RBROT:2011:BT2907

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
385921 / HA RK 11-209
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 september 2011 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen de rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek volgde op een zitting op 11 augustus 2011, waar verzoeker te laat arriveerde en het onderzoek ter zitting reeds was gesloten. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was omdat hij het onderzoek niet had heropend, ondanks verzoekers late aankomst. De rechtbank oordeelde dat de rechter niet verplicht was om terug te komen op zijn eerdere beslissing om het onderzoek te sluiten. De wrakingskamer heeft het dossier van de procedure bestudeerd, inclusief het proces-verbaal van de zitting en de correspondentie met verzoeker. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. De omstandigheden die verzoeker aanvoerde, gaven geen aanleiding om te veronderstellen dat de rechter niet onpartijdig was. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Aangezien verzoeker geen zwaarwegende aanwijzingen had aangedragen, werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 28 september 2011
Zaaknummer: 385921
Rekestnummer: HA RK 11-209
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 11 augustus 2011 is door de rechter behandeld het door verzoeker ingestelde beroep tegen de beslissing op bezwaar van [naam verweerster] (hierna: verweerster) van 6 december 2010. Die procedure heeft als kenmerk AWB 11/107 BC-T2.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft verzoeker de rechter gewraakt. Bij brief van 18 augustus 2011 heeft verzoeker zijn standpunt nader toegelicht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van - voor zover voor de beoordeling van het verzoek van belang - het dossier van de voormelde procedure, in het bijzonder van het proces-verbaal van de zitting van 11 augustus 2011 en de aan verzoeker gerichte uitnodigingsbrieven voor die zitting van 13 mei 2011 en 27 juni 2011.
Verzoeker, de rechter, alsmede verweerster zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 5 september 2011.
Ter zitting van 23 september 2011, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verzoeker en de rechter - met voorafgaande kennisgeving - niet verschenen. Wel verschenen is mr. M.A.M. Suijkerbuijk, advocaat van verweerster. Verzoeker heeft zijn standpunt bij brief van 15 september 2011 gehandhaafd.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
De behandeling ter zitting van het door verzoeker ingestelde beroep was gepland op 11 augustus 2011 te 13.20 uur met een behandelingstijd van 20 minuten. Verzoeker heeft zich binnen de gestelde tijd bij de rechtbank gemeld, doch de rechter bleek het onderzoek vroegtijdig te hebben gesloten. Hierdoor was het voor verzoeker niet mogelijk om het ingestelde beroep ter zitting mondeling toe te lichten. Een verzoek de schriftelijke pleitaantekeningen aan het procesdossier toe te voegen is door de rechter geweigerd. Als de rechter volhardt in zijn weigering de schriftelijke pleitaantekeningen van verzoeker op te nemen in de procedure, dan is er grond de rechter te wraken.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust. De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Hij heeft daartoe - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
Verzoeker is uitgenodigd voor de behandeling van zijn beroep op 11 augustus 2011 te 13.20 uur. Rond 13.30 uur is de behandeling van de zaak aangevangen; verzoeker was niet aanwezig. Rond 13.40 uur is het onderzoek ter zitting gesloten. Bij het aankondigen van de volgende zaak meldde de zaalbode dat verzoeker was gearriveerd en dat hij zijn verlate komst niet eerder had gemeld. Nadat de volgende zaak was behandeld, heeft de rechter verzoeker medegedeeld dat de goede procesorde zich verzet tegen het heropenen van het onderzoek in zijn zaak en dat zonder verdere behandeling ter zitting uitspraak zou worden gedaan. Uit deze gang van zaken kan niet worden afgeleid dat hij partijdig is.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. De rechter is niet gehouden om - in een geval als het onderhavige - terug te komen op een eerder genomen processuele beslissing. In het onderhavige geval was het onderzoek ter zitting gesloten, op het moment dat verzoeker alsnog verscheen. Het feit dat de rechter het onderzoek ter zitting niet aanstonds heeft heropend, al was het maar uit coulance jegens de verzoeker, levert dan ook geen grond op voor wraking.
3.4
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek moet worden afgewezen.
3.5
De beoordeling van het verzoek om de schriftelijke pleitaantekeningen van verzoeker alsnog op te nemen in de procedure met het kenmerk AWB 11/107 BC-T2 komt niet aan de wrakingkamer toe, maar is voorbehouden aan de rechter.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 28 september 2011 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. L.A.C. van Nifterick en mr. O.E.M. Leinarts, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. A. Schut, griffier.