ECLI:NL:RBROT:2011:BT2482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
303545 / HA ZA 08-752
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in verband met arbitraal beding tussen partijen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om de vraag of de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van een vordering van Marine Service Shipping (Gibraltar) Ltd. (MSS) tegen Club Cruise Entertainment & Travelling Services Europe N.V. (CCETS). MSS vordert betaling van een bedrag van € 392.445,56, subsidiair € 122.607,43, vermeerderd met rente en kosten, als gevolg van diensten die zij heeft verricht als broker bij de totstandkoming van een Charter Party tussen CCETS en Visions Cruises Inc. CCETS heeft zich in een incidentele conclusie beroepen op onbevoegdheid van de rechtbank, stellende dat er een arbitraal beding in de Charter Party is opgenomen, waardoor de rechtbank niet bevoegd zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat MSS geen partij is bij de Charter Party en dat de vordering van MSS niet voortvloeit uit deze overeenkomst, maar uit een overeenkomst van opdracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het arbitraal beding niet van toepassing is op MSS, waardoor de rechtbank bevoegd is om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de vordering van CCETS tot onbevoegdheid afgewezen en CCETS veroordeeld in de proceskosten. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor het nemen van de conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 303545 / HA ZA 08-752
Vonnis van 8 juni 2011
in de zaak van
de vennootschap naar het recht van het land harer vestiging
MARINE SERVICE SHIPPING (GIBRALTAR) LTD.,
gevestigd te Gibraltar,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. F.J. Langelaar,
- tegen -
de naamloze vennootschap
CLUB CRUISE ENTERTAINMENT & TRAVELLING SERVICES EUROPE N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.F. van der Stelt.
Partijen worden hierna aangeduid als “MSS”, respectievelijk “CCETS”.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 maart 2008, met zes producties;
- de Incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid voor alle weren, met vier producties;
- de Conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid voor alle weren, met twee producties;
- de akte uitlating producties, met twee producties.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.2 De rechtbank heeft kennis genomen van deze processtukken.
2. De vordering in de hoofdzaak
2.1 MSS vordert – kort gezegd – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis CCETS zal veroordelen om aan haar te betalen primair € 392.445,56, subsidiair € 122.607,43 vermeerderd met rente en kosten.
MSS stelt daartoe – samengevat weergegeven – het volgende.
2.2 MSS heeft in 2006 in opdracht en voor rekening van CCETS diensten verricht als “broker” bij de totstandkoming van een Charter Party (hierna: de Charter Party) tussen CCETS en Visions Cruises Inc. (hierna: Visions) met betrekking tot het schip “[naam schip]”. De betreffende bevrachting had een looptijd van drie jaar. Zoals vastgelegd in de Charter Party heeft MSS jegens CCETS aanspraak op commissie van € 400,- per dag dat de bevrachting voortduurt, waarbij een jaar wordt gerekend als 333 dagen. MSS heeft in ieder geval aanspraak op € 133.200,- aan commissie.
2.3 Anders dan tussen CCETS en Visions overeengekomen, heeft CCETS het schip tijdens de looptijd van de Charter Party teruggenomen en aan een derde vervracht. Tussen CCETS en Visions loopt daarover een arbitrage in Londen, Verenigd Koninkrijk.
2.4 Ingevolge de commissieafspraak heeft MSS aanspraak op € 399.600,-, althans op € 133.200,-, maar CCETS heeft aan MSS niet meer dan € 10.592,57 betaald. MSS vordert veroordeling tot betaling van het saldo tussen het verschuldigde en het betaalde bedrag, alsmede rente en kosten.
3. De vordering en het verweer in het bevoegdheidsincident
3.1 CCETS vordert – kort gezegd – dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren, met veroordeling van MSS in de proceskosten, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.
Daartoe voert CCETS – samengevat weergegeven – het volgende aan.
3.2 De Charter Party bevat in clausule 27 een arbitraal beding, luidende als volgt:
“(a) This Charter Party shall be governed by and construed in accordance with English law and any dispute arising out of this Charter Party shall be referred to arbitration in London in accordance with the Arbitration Act 1996 or any statutory modification or re-enactment thereof for the time being in force.”.
De rechtsverhouding tussen CCETS en MSS wordt beheerst door Engels recht.
De commissie afspraken zijn vastgelegd in de Charter Party. De vordering in de hoofdzaak vloeit voort uit de Charter Party en is gegrond op de beëindiging van de Charter Party wegens wanprestatie van Visions. Over die beëindiging loopt arbitrage in Londen ingevolge clausule 27. Ook de vordering van MSS in de hoofdzaak is derhalve aan het arbitraal beding van clausule 27 gebonden. MSS kan in de arbitrage optreden hetzij in eigen naam, hetzij via de figuur van “trust” in naam van Visions of van CCETS.
Derhalve is deze rechtbank onbevoegd.
3.3 De conclusie van MSS strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling van CCETS in de kosten van het incident, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.
Daartoe voert MSS – kort gezegd – het volgende aan.
3.4 De opdracht van CCETS aan MSS staat los van de Charter Party. De omstandigheid dat de commissieafspraak in de Charter Party is vastgelegd verandert dat niet. MSS is geen partij bij de Charter Party.
De rechtsverhouding tussen partijen wordt beheerst door Nederlands recht. Dat blijkt ook uit een door CCETS opgesteld concept voor een contract tussen partijen, welk concept MSS overigens niet heeft aanvaard.
De vordering in de hoofdzaak is niet gegrond op (de beëindiging van) de Charter Party, maar in de overeenkomst van opdracht tussen partijen en/of uit onrechtmatige daad.
Daarom is MSS niet gebonden aan het arbitraal beding in de Charter Party, zodat deze rechtbank bevoegd is.
4. De beoordeling
in het bevoegdheidsincident
4.1 CCETS heeft zich in haar eerste processtuk, derhalve tijdig, op onbevoegdheid van deze rechtbank in de zin van artikel 1074 Rv beroepen.
4.2 Er is sprake van een internationaal kader nu MSS woonplaats heeft (gevestigd is) in Gibraltar en CCETS in Nederland.
4.3 De vordering in de hoofdzaak betreft een burgerlijke of handelszaak en is ingesteld bij dagvaarding van 7 maart 2008, derhalve na de inwerkingtreding van de Brussel I-Vo. De vraag of deze rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de vordering van MSS in de hoofdzaak dient daarom in beginsel aan de hand van de Brussel I-Vo te worden beantwoord.
Ingevolge artikel 2 Brussel I-Vo heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht. Deze rechtbank is in beginsel de bevoegde rechter.
4.4 CCETS beroept zich op het in clausule 27 van de Charter Party opgenomen arbitraal beding. MSS betoogt dat zij niet aan dat arbitraal beding is gebonden.
4.5 Een arbitraal beding heeft alleen dan tot gevolg dat de Nederlandse rechter onbevoegd is (in de zin van artikel 1074 Rv) indien het van kracht is tussen de partijen in de procedure.
Tussen partijen is niet in geschil dat MSS geen partij is bij de Charter Party. In beginsel is MSS dan ook niet aan het arbitraal beding in de Charter Party gebonden.
4.6 Blijkens de stellingen van MSS in de dagvaarding is de vordering in de hoofdzaak gegrond op de door MSS gestelde overeenkomst van opdracht tussen haar en CCETS en niet op de Charter Party. De enkele omstandigheid dat de aanspraak van MSS op commissie is vastgelegd in de Charter Party maakt dat niet anders. Het moge zo zijn – zoals CCETS betoogt – dat MSS haar vordering (ook) in arbitrage ingevolge het arbitraal beding in de Charter Party geldend zou kunnen maken, maar nu MSS geen partij is bij de Charter Party sluit zodanige alternatieve weg naar een beslechting van het geschil tussen partijen de bevoegdheid van de gewone rechter niet uit.
4.7 Op het vorenstaande stuit de vordering in het incident af.
4.8 CCETS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskostenveroordeling zal, als gevorderd en niet bestreden, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
in de hoofdzaak
4.9 De rechtbank zal de zaak naar de rolzitting verwijzen voor het nemen van de conclusie van antwoord.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
wijst de vordering af;
veroordeelt CCETS in de aan de zijde van MSS gevallen proceskosten, tot deze uitspraak begroot op € 452,- aan salaris voor de advocaat en op nihil aan verschotten;
verklaart dit vonnis voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 6 juli 2011 voor het nemen van de conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2011 1928/2164