ECLI:NL:RBROT:2011:BT2430
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating tot volwassenenonderwijs; weigering leerling niet onrechtmatig
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, wonende te Rotterdam, en de stichting voor educatie en beroepsonderwijs Zadkine. De eiser had een vordering ingesteld tegen Zadkine, omdat hij was geweigerd voor toelating tot een hoger leerjaar van het voortgezet onderwijs. De rechtbank had eerder op 11 mei 2011 een tussenvonnis gewezen, waarin partijen de gelegenheid kregen om zich uit te laten over de gevolgen van het vervallen van artikel 10 van het Inrichtingsbesluit. De eiser stelde dat de uitleg van Zadkine niet in overeenstemming was met de strekking van de intrekking van dit artikel en dat de motivering voor zijn weigering niet deugde. Hij betoogde dat Zadkine onrechtmatig had gehandeld door hem niet toe te laten.
De rechtbank oordeelde dat Zadkine op een redelijke wijze gebruik had gemaakt van haar discretionaire bevoegdheid en dat de motivering voor de weigering voldoende was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen jegens de eiser, omdat niet was gebleken dat Zadkine inbreuk had gemaakt op een recht van de eiser of had gehandeld in strijd met een wettelijke plicht. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten aan de zijde van Zadkine, die op dat moment waren begroot op EUR 1.845,00. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.