Zaaknummer / rolnummer: 361087 / HAZA 10-2502
uitspraak: 21 september 2011
de vennootschap naar buitenlands recht
Alpha & Leader Risks and Assets Management Co Ltd,
gevestigd te Hong Kong, China,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 29 juli 2010,
gemachtigde: mr. R. Willemsen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Elfi, Legal & Finance International B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
gedaagde,
gemachtigde: mr. F.B.A. Verbeek.
Partijen zullen worden aangeduid als “Alpha’ respectievelijk “Elfi”.
1. Het verloop van het proces
1.1 Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de rechtbank heeft kennisgenomen:
• het exploot van dagvaarding, met producties;
• de conclusie van antwoord, met producties;
• het vonnis van 2 maart 2011, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
• de door partijen ter voorbereiding op de comparitie ingediende stukken;
• het proces-verbaal van de op 11 juli 2011 gehouden comparitie van partijen.
1.2 De rechtbank heeft vervolgens vonnis bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1 Partijen hebben een overeenkomst gesloten op basis waarvan Elfi zich heeft verplicht om inspanningen te verrichten een openstaande vordering in opdracht van Alpha te incasseren.
2.2 Elfi heeft in totaal drie deelbetalingen weten te bewerkstelligen: a. € 109.601,92, b. € 101.829,23 en c. € 46.048,02.
2.3 Elfi heeft van deze geïncasseerde bedragen een totaal van € 225.322,37 aan Alpha betaald en zij heeft aan commissie een totaalbedrag van € 32.156,87 voor zichzelf ingehouden.
3. De vordering en de stellingen van partijen
3.1 Alpha heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Elfi te veroordelen aan haar te betalen € 7.423,75 aan hoofdsom, te vermeerderen met rente en kosten als in de dagvaarding vermeld.
Aan haar vordering legt Alpha – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag dat Elfi een te groot bedrag aan commissiegelden heeft ingehouden. Partijen zijn in eerste instantie overeengekomen dat Elfi een commissie van 3% over het totaal te incasseren bedrag zou ontvangen. Later zijn partijen overeengekomen dat Elfi commissie zou ontvangen over het bedrag dat daadwerkelijk geïncasseerd werd. Daarbij zou het percentage afhangen van de hoogte van iedere (deel)betaling.
Op basis van laatstgenoemde afspraken meent Alpha dat Elfi slechts aanspraak had op 8% over betaling a., 8% over betaling b. en 10% over betaling c. Elfi kon in de visie van Alpha dan ook slechts aanspraak maken op € 24.733,12 aan commissiegelden, zodat zij een bedrag van € 7.423,75 ten onrechte heeft ingehouden.
Alpha heeft zich vervolgens genoodzaakt gezien haar vordering uit handen te geven aan haar incassogemachtigde. Deze incassogemachtigde heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht die voor vergoeding in aanmerking komen.
3.2 Elfi heeft de vordering betwist en heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd dat het moment dat partijen overeenkwamen dat de commissie zou worden berekend over het daadwerkelijk geïncasseerde bedrag, de vordering ouder dan 24 maanden was en dat de percentages daarom veranderden. Elfi meent dan ook aanspraak te kunnen maken op 10% over betaling a., 10% over betaling b. en 12% over betaling c., zodat zij geen enkel bedrag meer aan Alpha verschuldigd is.
Op basis van het voorgaande meent Elfi dat de gehele vordering dient te worden afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke kosten heeft Elfi nog aangevoerd dat zij Alpha meermalen heeft laten weten dat tot betaling manen zinloos zal zijn, omdat Elfi zich op het standpunt stelde niets aan hoofdsom verschuldigd te zijn.
4. De beoordeling van de vordering
4.1 De kantonrechter stelt het volgende voorop. Alpha heeft haar naam in de dagvaarding omschreven als “Alpha & Leader Risks and Assets Management Co Ktd”, terwijl uit de overige processtukken en producties blijkt dat Alpha zichzelf over het algemeen aanduid als “Alpha & Leader Risks and Assets Management Co Ltd”. Ook gedaagde is in haar conclusie van antwoord (zelf) uitgegaan van ‘Ltd’. De kantonrechter neemt dan ook aan dat sprake is van een kennelijke verschrijving, zodat in dit vonnis ‘Ktd’ in de partijnaam van Alpha is vervangen door ‘Ltd’.
4.2 Vast staat dat partijen zich voor de beloning van Elfi voor de verrichtte incassowerkzaamheden hebben verbonden aan de door Alpha als productie 1 overgelegde commissietabel. In die commissietabel wordt onder andere onderscheid gemaakt tussen vorderingen jonger of ouder dan 24 maanden. Partijen geven een verschillend antwoord op de vraag welk moment bepalend is voor de vraag hoe ‘oud’ een vordering is. Alpha meent dat het geven van de incasso-opdracht als ijkpunt geldt, terwijl Elfi meent dat het moment van incasseren als uitgangspunt moet worden genomen. Voor de beantwoording van de vraag wat tussen partijen precies is overeengekomen komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de gemaakte afspraken mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij speelt onder andere een rol of de betekenis waarin de ene partij de afspraak heeft opgevat meer voor de hand lag dan die waarin de ander haar heeft opgevat. Voorts speelt een rol of één der door partijen aan de afspraak gehechte betekenissen zou leiden tot een resultaat dat met hetgeen partijen met de overeenkomst beoogden minder goed zou zijn te rijmen.
Het moment van incasseren als uitgangspunt nemen bij de beoordeling van de leeftijd van een vordering ligt niet voor de hand en is niet te rijmen met hetgeen partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen hadden. De incasserende partij (in casu Elfi) zou er in dat geval bij zijn gebaat zo lang mogelijk te wachten met het incasseren, omdat de opdrachtgever (in casu Alpha) dan een hogere commissie zou moeten betalen. Dit strookt niet met het karakter van de overeenkomst, die er immers op is gericht (zo snel mogelijk) een vordering te incasseren.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het moment van het geven van de incasso-opdracht bepalend is voor de vraag hoe oud een vordering is.
4.3 Partijen hebben verschillende visies op de vraag welk moment als zodanig moet worden aangeduid. Alpha meent dat het moment waarop zij de incasso-opdracht voor het eerst aan Elfi verstrekte (9 augustus 2006) als uitgangspunt moet worden genomen, terwijl Elfi meent dat het moment dat partijen de wijze van beloning hebben aangepast (van 3% over het te incasseren bedrag naar variabel of het daadwerkelijk geïncasseerde bedrag) bepalend moet zijn. Elfi is niet ter comparitie verschenen om dit standpunt nader te onderbouwen, terwijl Alpha haar standpunt ter comparitie nader heeft toegelicht en onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat het moment waarop de te incasseren vordering door Alpha is uitbesteed aan Elfi, als ijkpunt moet gelden. Dat partijen naderhand de afspraken over de wijze van beloning hebben aangepast, betekent niet dat Elfi pas op dat moment in het bezit is gesteld van de vordering door Alpha. Vast staat dat de opdracht reeds in handen van Elfi was, zodat Elfi ook voor het aanpassen van de beloningsafspraken de mogelijkheid heeft gehad de vordering te incasseren.
4.4 Vervolgens is de vraag aan de orde of de vordering op 9 augustus 2006 jonger of ouder was dan 24 maanden. Ter comparitie heeft Alpha een tweetal argumenten aangevoerd, op basis waarvan zij meent dat de facturen op 9 augustus 2006 jonger waren dan 24 maanden. Allereerst heeft zij gewezen op de ‘delinquent date: dec 2005’ als vermeld in productie 13. Voorts heeft zij gewezen op productie 3, waarin o.a. staat:
‘Your original quotation clearly stated that your commission will be charged on ‘3.0 % on invoice date 0-24 months for debt amount over Euro 500.000,00’.
Elfi heeft hierop, nu zij niet ter comparitie is verschenen, niet gereageerd en zij heeft ook in haar conclusie van antwoord geen omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat de vordering in augustus 2006 ouder was dan 24 maanden.
4.5 Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank ervan uitgaat dat de vordering in augustus 2006 jonger was dan 24 maanden. Dit betekent dat de door Elfi gehanteerde percentages in het kader van de berekening van de commissie niet corresponderen met de leeftijd van de vordering. Elfi heeft – los van haar standpunt ten aanzien van de leeftijd van de vordering – geen verweer gevoerd tegen de wijze waarop Alpha de commissie heeft berekend. Een en ander maakt dat de rechtbank uitgaat van de juistheid van die berekening, zodat de vordering tot betaling van de hoofdsom voor toewijzing gereed ligt.
4.6 De rente ligt als onweersproken voor toewijzing gereed.
4.7 Elfi heeft onweersproken gesteld dat zij aan Alpha heeft medegedeeld dat buitengerechtelijke incassoactiviteiten zinloos zouden zijn omdat deze activiteiten Elfi niet tot betaling zou bewegen. Gelet hierop zijn de buitengerechtelijke kosten niet redelijkerwijs gemaakt, zodat de vordering op dit punt zal worden afgewezen.
4.8 Elfi wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beslissing
De rechtbank:
veroordeelt Elfi om aan Alpha tegen kwijting te betalen € 7.423,75, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 24 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Elfi in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Alpha vastgesteld op € 387,89 aan verschotten en € 768,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W. Kuip en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
2316