beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rekestnummer: 373050 / HA RK 11-42
Beschikking van 21 juni 2011
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. M.P.J. Kik,
de vennootschap naar Russisch recht
GAZPROMBANK (OPEN JOINT STOCK COMPANY),
gevestigd te Moskou, Rusland,
verweerster,
advocaten mrs. A.I.M. van Mierlo en K.J. Krzeminski.
Partijen worden hierna aangeduid als "[verzoeker]" respectievelijk "Gazprombank".
1 Het verloop van de procedure
Ter griffie van deze rechtbank is op 14 februari 2011 ingekomen een verzoekschrift ex artikel 43 Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (verder: EEX-Vo), met bijlagen, strekkende tot aanhouding van de onderhavige procedure ex artikel 46 EEX-Vo, dan wel vernietiging althans intrekking van een op grond van de EEX-Vo verleend exequatur.
Ter griffie van deze rechtbank is op 3 mei 2011 een verweerschrift, met bijlage, ingekomen.
Ter terechtzitting van 10 mei 2011 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Ter zitting zijn verschenen en gehoord:
mr. Kik, voornoemd;
mrs. Van Mierlo en Krzeminski, voornoemd.
Voorts is verschenen [verzoeker]. Aan de zijde van Gazprombank zijn verschenen [persoon 1], projectmanager, [persoon 2], hoofd van de afdeling Incasso, [persoon 3], senior bedrijfsjurist en [persoon 4], tolk.
Ter terechtzitting hebben de raadslieden van partijen hun pleitnotitities overgelegd en hun standpunten nader toegelicht.
2 De vaststaande feiten
2.1 Op 6 december 2005 heeft de Rechtbank te Moskou twee vonnissen (hierna verder: de Russische vonnissen) gewezen in twee procedures tussen Gazprombank en [verzoeker]. Hierbij werd [verzoeker] veroordeeld tot betaling van in totaal RUB 241.053.625, 28 (dit is circa € 6.000.000,00) aan Gazprombank.
2.2 Bij beslissing van de Président van het Tribunal de Grande Instance de Paris, uitgesproken op 21 oktober 2009 met referentienummer 07/08875, zijn de Russische vonnissen op verzoek van Gazprombank uitvoerbaar verklaard in Frankrijk (verder: het Franse vonnis).
2.3 [verzoeker] heeft tegen deze uitvoerbaarverklaring hoger beroep ingesteld bij het Cour d’Appel de Paris. Bij de beslissing (arrest) van voornoemd cour d’Appel, uitgesproken op 9 november 2010 met referentienummer 09/28331 is het hoger beroep van [verzoeker] verworpen en de uitvoerbaarverklaring bekrachtigd (verder: het Franse arrest).
2.4 Op 7 januari 2011 verkreeg Gazprombank op haar verzoek van 14 december 2010 van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam (verder: de voorzieningenrechter) op grond van artikel 38 EEX-Vo verlof tot tenuitvoerlegging van het Franse arrest in Nederland (verder: de beslissing van de voorzieningenrechter). Deze beschikking is [verzoeker] op 14 januari 2011 betekend.
2.5 Op 14 januari 2011 is [verzoeker] in Frankrijk tegen het Franse arrest in cassatie gekomen. Deze cassatieprocedure loopt nog.
3 De standpunten van partijen
3.1 [verzoeker] verzoekt:
1) Op grond van artikel 46 EEX-Vo de uitspraak in de onderhavige procedure aan te houden, totdat beslist zal zijn op het door [verzoeker] ingestelde cassatieberoep in Frankrijk tegen het Franse vonnis;
2) De beschikking van de voorzieningenrechter van 7 januari 2011, waarbij het Franse arrest in Nederland uitvoerbaar is verklaard, te vernietigen althans in te trekken;
3) De te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
4) Gazprombank te veroordelen in de proceskosten.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek – verkort weergegeven – het volgende ten grondslag:
- Het Franse vonnis (en dientengevolge dus ook het Franse arrest waarbij het Franse vonnis werd bekrachtigd) laat zich kwalificeren als een exequaturbeslissing.
- Een in een lidstaat gegeven exequaturbeslissing kan niet op grond van artikel 38 lid 1 EEX-Vo in een andere lid staat uitvoerbaar worden verklaard. De beslissing van de voorzieningenrechter, waarbij het Franse arrest door de voorzieningenrechter in Nederland uitvoerbaar werd verklaard, werd dus ten onrechte gegeven en dient te worden vernietigd althans ingetrokken.
- Dit is niet anders indien de rechtbank oordeelt dat de Franse procedure gezien moet worden als een quasi-exequaturprocedure en niet als een zuivere exequaturprocedure.
- Nu Gazprombank naast de procedure ex artikel 38 lid 1 EEX-Vo ook een erkenningsprocedure als bedoeld in artikel 431 lid 2 van Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) heeft geëntameerd teneinde de Russische vonnissen in Nederland ten uitvoer te kunnen leggen, lijkt het erop dat Gazprombank zelf erkent dat het niet mogelijk is om het Franse arrest op grond van artikel 38 lid 1 EEX-Vo in Nederland uitvoerbaar te verklaren.
- Indien de rechtbank van oordeel is dat het Franse arrest toch vatbaar is voor uitvoerbaarverklaring in Nederland, dan heeft [verzoeker] er belang bij dat de uitspraak in de onderhavige procedure wordt aangehouden totdat beslist zal zijn op het door hem ingestelde cassatieberoep in Frankrijk.
3.2 Gazprombank concludeert tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker] en voert daartoe het volgende aan:
- het Franse vonnis is geen exequaturbeslissing;
- het Franse vonnis is een zelfstandige beslissing in de zin van artikel 32 EEX-Vo en is als zodanig uitvoerbaar onder de EEX-Vo;
- zogeheten ‘quasi-exequaturbeslissingen’ zijn niet uitgezonderd van de EEX-Vo en vallen niet onder het adagium “exequatur sur exequatur ne vaut”.
4 De beoordeling
4.1 De rechtbank zal eerst het verzoek tot vernietiging dan wel intrekking van de beslissing van de voorzieningenrechter bespreken.
4.2 Het verzoek van [verzoeker] betreft een rechtsmiddel in de zin van artikel 43 EEX-Vo ten aanzien van de beschikking van de voorzieningenrechter van 7 januari 2011 voor zover daarbij werd beslist dat het Franse arrest, inhoudende de bekrachtiging van het Franse vonnis waarbij de twee Russische vonnissen op verzoek van Gazprombank uitvoerbaar zijn verklaard in Frankrijk, uitvoerbaar is in Nederland.
4.3 Tussen partijen is niet in geschil dat hoofdstuk III van de EEX-Vo ter zake van de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen niet van toepassing is op (zogenaamde) zuivere exequaturbeslissingen.
4.4 De rechtbank dient om te beginnen vast te stellen of het Franse vonnis (en daarmee het Franse arrest) is aan te merken als een beslissing die valt binnen de reikwijdte van artikel 32 EEX-Vo, dan wel of het een rechterlijke beslissing betreft waarop de EEX-Vo niet van toepassing is.
Het bij verzoekschrift in het geding gebrachte Franse vonnis en het Franse arrest zijn beide gewezen op tegenspraak. Het dictum van het Franse vonnis, dat in hoger beroep is bekrachtigd, luidt -voor zover van belang- als volgt:
“Par ces motifs, le tribunal
1)Déclare exécutoires en France les jugements relatifs aux affaires n° 2-2904/05 et
n° 2-2905/05 rendus le 6 décembre 2005 par le Tribunal de district de Tchérémouchki de la ville de Moscou (Fédération de Russie), prononcés entre la societé GAZPROMBANK en [verzoeker] (…)”
De Nederlandse vertaling van het dictum zoals die door [verzoeker] is overgelegd, luidt -voor zover van belang- als volgt:
“Mitsdien, de rechtbank,
1) verklaart de twee vonnissen aangaande de zaken nrs 2-2904/05 en 2-2905/05, die op 6 december 2005 werden gewezen door de Districtsrechtbank van Tchérémouchki van Moskou (Russische Federatie) in Frankrijk uitvoerbaar;
(…)”
De relevante overwegingen in het Franse vonnis, die hierna eerst in de Franse taal en vervolgens in de Nederlandse vertaling zoals die door [verzoeker] is overgelegd zullen worden weergegeven, luiden als volgt:
“Selon la dernière position de la Cour de cassation française (…), pour accorder l’exequatur - hors de toute convention internationale, comme en l’occurence - le juge français doit s’assurer que trois conditions sont remplies, à savoir la compétence indirecte du juge étranger (fondée sur le rattachement du litige au juge saisi) la conformité à l’ordre public international de fond et de procédure et l’absence de fraude à la loi. Il faut aussi s’assurer du caractère au moins exécutoire de l’acte.”
vertaling:
“Volgens het laatste standpunt van het Franse Gerechtshof (…) dient de Franse rechter, teneinde exequatur te verlenen, te toetsen dat er aan drie voorwaarden werd voldaan, te weten de zijdelingse bevoegdheid van de buitenlandse rechter (op grond van de band tussen het geschil en de rechter bij wie de zaak aanhangig werd gemaakt), de overeenstemming met de internationale openbare rechtsorde voor bodem- en procedurerecht, en het niet plaatsvinden van wetsontduiking. Bovendien dient de rechter te toetsen dat de akte op zijn minst uitvoerbaar is.”
Uit de overwegingen van het Franse vonnis volgend op het hiervoor weergegeven toetsingskader blijkt dat de Franse rechter inderdaad marginaal heeft getoetst, in die zin dat teneinde exequatur te verlenen is getoetst of aan drie voorwaarden is voldaan, te weten de bevoegdheid van de Russische rechter, de overeenstemming met de internationale openbare orde en het niet plaatsvinden van wetsontduiking. Een inhoudelijke beoordeling van de oorspronkelijk bij de Russische rechter ingestelde vorderingen heeft niet plaatsgevonden.
Voorts is in de overwegingen van het Franse vonnis de volgende zinsnede opgenomen:
“En ce qui concerne la conformité à l’ordre public de fond, il faut rappeler le principe de la prohibitionde la révision des décisions étrangères (…)”.
Volgens de overwegingen in het Franse vonnis en het Franse arrest was de Franse rechter dus niet bevoegd tot het aanleggen van de hiervoor bedoelde inhoudelijke toets.
4.5 De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het Franse vonnis en arrest gelet op het dictum, de marginale toets die is aangelegd en de wijze waarop die toetsing heeft plaatsgevonden, sprake is van een beslissing die zodanig nauw aan een ‘zuivere’ exequaturbeslissing verwant is dat die daarmee op één lijn moet worden gesteld. Dat in de Franse procedures op tegenspraak is geprocedeerd en dat geen sprake is van ex-parte beslissingen, doet daar niet aan af. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het Franse arrest geen beslissing is in de zin van artikel 32 EEX-Vo die als zodanig uitvoerbaar is in Nederland. De rechtbank merkt daarbij op dat het begrip ‘openbare orde’ in de verschillende lidstaten van de Europese Unie verschillend kan worden ingevuld en dat deze invulling is voorbehouden aan de nationale rechter van de lidstaat. De door Gazprombank verdedigde stellingen zouden tot consequentie hebben dat een in een derde staat gegeven beslissing die in de ene lidstaat uitvoerbaar is verklaard op de voet van artikel 38 EEX-Vo in iedere andere lidstaat ten uitvoer kan worden gelegd.
Nu niet alle lidstaten dezelfde regels hanteren voor de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen uit derde staten en bijvoorbeeld het begrip openbare orde naar de maatstaven van het betreffende nationale recht wordt ingevuld, kan dit leiden tot forum shopping. Daardoor zou de autonomie van de lidstaten kunnen worden ondergraven. Voorts kan ook uit de systematiek en de doelstellingen van de EEX-Vo (en haar voorganger het EEX-Verdrag) worden afgeleid dat de beslissing inzake erkenning en tenuitvoerlegging van in een derde staat gewezen vonnissen aan de rechter van de betrokken lidstaat waar de erkenning dan wel tenuitvoerlegging effect dient te sorteren, is voorbehouden. Immers, een bevoegdheidsregel terzake ontbreekt in Hoofdstuk III van de EEX-Vo.
4.6 De voorzieningenrechter heeft op grond van het vorenstaande derhalve ten onrechte op grond van de EEX-Vo verlof toegekend aan Gazprombank om het Franse arrest in Nederland ten uitvoer te leggen.
4.7 Dit betekent dat de beschikking die door de voorzieningenrechter van Rechtbank Rotterdam is gegeven dientengevolge zal worden ingetrokken.
4.8 Het verzoek om aanhouding en de overige gevoerde verweren behoeven derhalve geen verdere bespreking.
4.9 Nu de advocaat van Gazprombank een afschrift van deze beschikking ontvangt, is [verzoeker] niet gehouden haar op grond van artikel 190 Rv een afschrift van deze beschikking te zenden.
5 De beslissing
De rechtbank,
trekt in de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 7 januari 2011 voor zover daarbij aan Gazprombank verlof is verleend om de beslissing (arrest) van het Cour d’Appel de Paris te Parijs, Frankrijk, uitgesproken op 9 november 2010 met referentienummer 09/28331 in Nederland ten uitvoer te leggen;
veroordeelt Gazprombank in de aan de zijde van [verzoeker] gevallen proceskosten, tot deze uitspraak bepaald op € 258,00 aan vast recht en € 904,00 aan salaris voor de advocaat;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.F.L. Geerdes, mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2011.?
1287/676 /336/1963