ECLI:NL:RBROT:2011:BS8753

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
364216 / HA ZA 10-2993
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel voor invordering gemeentelijke belastingen

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vulcaanhaven B.V. verzet aangetekend tegen een dwangbevel dat door de Gemeente Vlaardingen was uitgevaardigd voor de invordering van gemeentelijke belastingen. Vulcaanhaven stelde dat zij de aanslagen en de aanmaningen niet had ontvangen en dat het dwangbevel niet op de juiste wijze was betekend. De rechtbank Rotterdam heeft op 7 september 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 364216 / HA ZA 10-2993.

De procedure begon met de dagvaarding, gevolgd door de conclusie van antwoord, repliek en dupliek, en pleidooien. Vulcaanhaven vorderde dat de rechtbank de dwangbevelen buiten effect zou stellen en de Gemeente zou veroordelen in de proceskosten. De rechtbank overwoog dat de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen geschiedt op basis van de Invorderingswet 1990 en dat de gemeenteambtenaar bevoegd is om in rechte op te treden in verband met de invordering.

De rechtbank concludeerde dat Vulcaanhaven niet aannemelijk had gemaakt dat de aanslagen en aanmaningen niet waren ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de betekening van het dwangbevel per post was toegestaan, tenzij kon worden aangetoond dat de aanmaning de belastingschuldige niet had bereikt. Aangezien Vulcaanhaven geen bewijs had geleverd dat de stukken niet waren ontvangen, werd het verzet ongegrond verklaard. Vulcaanhaven werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Gemeente tot dat moment waren begroot op € 2.078,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 364216 / HA ZA 10-2993
Vonnis van 7 september 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VULCAANHAVEN B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. G.A. Soebhag,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VLAARDINGEN,
zetelend te Vlaardingen,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. M.H. de Lange.
Partijen zullen hierna Vulcaanhaven en de Gemeente genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast.
Op 30 juni 2010 is aan Vulcaanhaven (per post) bezorgd een dwangbevel met bevel tot betaling van een aan Vulcaanhaven opgelegde aanslag gemeentelijke heffingen met nummer 3130203, groot € 9.547,43 (hierna: aanslag 1), vermeerderd met aanmaningskosten ad € 15,00, de kosten van betekening van het dwangbevel ad € 670,00 en de invorderingsrente ad € 59,00. Op 7 september 2010 is aan Vulcaanhaven betekend een hernieuwd bevel tot betaling en aankondiging beslaglegging met betrekking tot aanslag 1.
Op 21 september 2010 is aan Vulcaanhaven (per post) bezorgd een dwangbevel met bevel tot betaling van een aan Vulcaanhaven opgelegde aanslag gemeentelijke heffingen met nummer 3176923, groot € 9.407,00 (hierna: aanslag 2), vermeerderd met de kosten van betekening van het dwangbevel ad € 658,00 en de invorderingsrente ad € 53,00.
Het geschil
Vulcaanhaven vordert - samengevat - dat de rechtbank de dwangbevelen buiten effect zal stellen, met veroordeling van de Gemeente in de kosten van het geding.
De Gemeente voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Krachtens artikel 231 lid 1 Gemeentewet geschiedt de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen met toepassing van (onder meer) de Invorderingswet 1990 (hierna: Iw 1990). In het verlengde hiervan is in artikel 231 lid 2 van de Gemeentewet bepaald dat de in de Iw 1990 genoemde bevoegdheden en verplichtingen van de ontvanger met betrekking tot de gemeentelijke belastingen gelden voor de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen. Ingevolge artikel 3 van de Iw 1990 jo. artikel 231 van de Gemeentewet treedt (uitsluitend, vgl. HR 31 januari 2003, NJ 2003, 213) de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen als zodanig in rechte op in alle rechtsgedingen voortvloeiende uit de uitoefening van zijn taak. De Gemeente heeft dit wel geconstateerd doch hier geen processuele consequenties aan willen verbinden, zodat de rechtbank deze kwestie bij de beoordeling verder buiten beschouwing zal laten.
Vulcaanhaven stelt zich op het standpunt dat zij de aan de dwangbevelen ten grondslag liggende aanslagen nimmer heeft ontvangen, en evenmin de voor de uitvaardiging van het dwangbevel verplichte aanmaningen. Vulcaanhaven verbindt hieraan de consequentie dat sprake is van rechtsverwerking aan de zijde van de Gemeente, althans dat de Gemeente onzorgvuldig heeft gehandeld door rauwelijks een dwangbevel uit te vaardigen. Voorts zijn volgens Vulcaanhaven de dwangbevelen niet op de juiste wijze - want per post - bezorgd. De rechtbank overweegt als volgt.
Voor zover in deze zaak relevant bepaalt de Iw 1990 met ingang van 1 juli 2009 het volgende. Krachtens artikel 11 wordt de belastingschuldige die een aanslag niet binnen de gestelde termijn betaalt, schriftelijk aangemaand deze alsnog binnen twee weken na de dagtekening van de aanmaning te betalen. Artikel 12 bepaalt dat de invordering van de belastingaanslag kan geschieden bij dwangbevel, in welk kader artikel 13 bepaalt dat de betekening van het dwangbevel geschiedt overeenkomstig de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Lid 3 van artikel 12 bevat daarop een uitzondering, namelijk dat de betekening ook kan geschieden door het dwangbevel ter post te bezorgen met bevel tot betaling. Deze wijze van betekening is (lid 4) niet mogelijk - onder meer - als is gebleken dat de aanmaning de belastingschuldige niet heeft bereikt. Als het dwangbevel is betekend door bezorging ter post is krachtens artikel 14 Iw 1990 tenuitvoerlegging ervan pas mogelijk na betekening van een hernieuwd bevel tot betaling, welk bevel dan wel moet worden betekend overeenkomstig de regels van Rv.
Op grond van artikel 17 kan de belastingschuldige tegen het dwangbevel in verzet komen, doch krachtens lid 3 kan het verzet niet zijn gegrond op de stelling dat het aanslagbiljet, de aanmaning en/of het dwangbevel niet is ontvangen, tenzij de belastingschuldige aannemelijk maakt dat die ontvangst redelijkerwijs moet worden betwijfeld.
Ontvangst aanslagen, aanmaningen, betalingsherinneringen
Het standpunt van Vulcaanhaven is dat zij ten aanzien van beide aanslagen noch de aanslag zelve, noch de betalingsherinnering, noch de aanmaning heeft ontvangen. Vulcaanhaven heeft dit bij monde van haar advocaat ter gelegenheid van de pleidooien verklaard door erop te wijzen dat op het adres waar zij is gevestigd, meerdere bedrijven zijn gevestigd, en dat het daarbij nog weleens mis wil gaan met de (verdeling van de) post.
Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen en zoals de Gemeente terecht heeft betoogd, is geen verzet mogelijk op de grond dat de aanslag en de aanmaning niet zijn ontvangen. Dat neemt niet weg dat, zoals uit de huidige tekst van de wet ook volgt, verzet wel mogelijk is in gevallen waarin aannemelijk is dat de aanslagen en/of aanmaningen niet zijn ontvangen. Zoals volgt uit de tekst van artikel 17 Iw 1990 is het aan Vulcaanhaven dat aannemelijk te maken. In zoverre is de regeling van artikel 17 Iw 1990 een andere dan die van artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, op welke laatste regeling de Hoge Raad het oog heeft in het door Vulcaanhaven aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 15 december 2006, LJN AZ4416.
Tussen partijen is niet in geschil dat Vulcaanhaven is gevestigd op het [adres]. De Gemeente heeft overgelegd aanslag 1, gedateerd 31 januari 2010 en geadresseerd aan bovengenoemd adres. Voorts heeft de Gemeente overgelegd aanslag 2, gedateerd 30 april 2010 en eveneens geadresseerd aan bovengenoemd adres. De Gemeente heeft ten slotte ten aanzien van beide aanslagen overgelegd een betalingsherinnering en een aanmaning, d.d. (aanslag 1) 11 mei 2010 resp. 8 juni 2010 en d.d. (aanslag 2) 14 juli 2010 resp. 21 augustus 2010, alle geadresseerd aan voornoemd adres. Hetgeen Vulcaaanhaven naar voren heeft gebracht ter onderbouwing van haar stelling dat zij geen van deze zes stukken heeft ontvangen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat de ontvangst redelijkerwijs moet worden betwijfeld. Voor zover, zoals Vulcaanhaven stelt, bedoelde stukken door Vulcaanhaven niet zijn ontvangen in verband met het feit dat op haar kantooradres meerdere bedrijven zijn gevestigd, neemt dat niet weg dat de stukken geacht moeten worden Vulcaanhaven te hebben bereikt, nu deze ook in dat geval immers zijn bezorgd op het kantooradres van Vulcaanhaven. Dat de stukken vervolgens bij een ander terecht zijn gekomen is een omstandigheid die voor risico komt van Vulcaanhaven, temeer nu Vulcaanhaven er kennelijk mee bekend was dat het met de verdeling van de post nog weleens mis wil gaan maar niettemin geen maatregelen heeft getroffen om dat probleem op te lossen.
De conclusie is dat voor zover het verzet is gegrond op de stelling dat de aanslag en de aanmaning niet is ontvangen, het verzet ongegrond moet worden verklaard. Derhalve kan niet worden aangenomen dat de Gemeente op die grond rechten zou hebben verwerkt althans onzorgvuldig zou hebben gehandeld.
Betekening dwangbevel
Vulcaanhaven heeft voorts betoogd dat de Gemeente heeft gehandeld in strijd met de wet door de dwangbevelen per post te laten bezorgen. Ook dit betoog faalt. Hiervoor is reeds overwogen dat op grond van de hier toepasselijke regelingen uit de Iw 1990 de betekening van een dwangbevel ook per post kan geschieden, tenzij is gebleken dat de aanmaning de belastingschuldige niet heeft bereikt. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen is dat in casu niet gebleken. Betekening per post was dus mogelijk.
Nu Vulcaanhaven geen andere verzetsgronden heeft aangevoerd, is de conclusie dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Vulcaanhaven zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht 263,00
- salaris advocaat 1.808,00 (4,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 2.078,00
De beslissing
De rechtbank
verklaart het verzet ongegrond,
veroordeelt Vulcaanhaven in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op
€ 2.078,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt-Molier en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2011.
2148/1729