ECLI:NL:RBROT:2011:BS1075
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- T. Damsteegt
- L.A.C. van Nifterick
- D. Haan
- Rechtspraak.nl
Toelating van de Vereniging VEB NCVB als partij in bestuursrechtelijke gedingen tegen AFM
Op 5 september 2011 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak waarin de Vereniging VEB NCVB (VEB) verzocht om als partij deel te nemen aan de aanhangige beroepszaken tegen de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM). Deze beroepszaken betroffen de handhaving van bestuurlijke boetes door AFM aan de eisers, [A]. en [B]., wegens overtredingen van de Wet op het financieel toezicht (Wft). VEB stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt op basis van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde echter dat VEB niet kon worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb, omdat de burgerlijke rechter niet gebonden is aan het oordeel van de bestuursrechter in deze gedingen. De rechtbank concludeerde dat er geen rechtstreeks belang voor VEB was bij de bestreden besluiten, en dat de algemene en collectieve belangen die VEB behartigt niet voldoende waren om haar als partij toe te laten. De rechtbank merkte op dat de brief van VEB aan AFM van 13 juli 2008, waarin handhaving werd verzocht, niet relevant was voor de boeteopleggingen in deze zaak. De rechtbank besloot dat VEB niet als partij kon worden toegelaten tot de gedingen, en deze beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de rechtbank, in aanwezigheid van de griffier.